Jozef van den Berg maakte als poppenspeler in de jaren tachtig van de vorige eeuw nationaal en internationaal furore. In 1989 speelde hij zijn laatste voorstelling. Twee jaar later verlaat hij huis en haard en gaat zich als kluizenaar wijden aan het Grieks-orthodoxe geloof. Op 13 oktober overleed Jozef van den Berg in een klooster in het Griekse Sochos. Hij werd 74 jaar.

Het begon in Groningen. Daar vestigde Jozef zich, na een kort verblijf op de Arnhemse Toneelschool. Hij trouwde er en kreeg vier kinderen, van wie de oudste – Lotte van den Berg – ook voor het theater zou kiezen. Jozef trok als poppenspeler eerst met paard en wagen, later met een brandweerwagen, door de provincie en gaf zo zijn eerste voorstellingen. Halverwege de jaren zeventig betrok hij ‘Jozefs Poppenkelder’ aan de Zwanestraat in Groningen. Hij gaf er een aantal keren per week kindervoorstellingen, en iedere vrijdagavond een voorstelling voor volwassenen. Het was daar dat ik als journalist voor wat toen nog het Nieuwsblad van het Noorden heette, kennis met hem maakte.

Ik weet nog goed dat ik Jozef interviewde. Vanzelfsprekend had ik al een aantal van zijn voorstellingen gezien. Wat opviel was dat geen enkele hetzelfde was. Sterker nog, het waren steeds compleet nieuwe verhalen. Ik vroeg Jozef hoe hij dat toch deed en zijn antwoord heb ik altijd onthouden: ‘Ik bedenk het begin en dan nemen de poppen het over.’ Op mijn reactie dat de poppen toch door hem werden bewogen en dat hij ze hun stem gaf zei Jozef: ‘De poppen hebben hun eigen wil. Ik doe wat zij me zeggen.’

Jaren later, op 14 september 1989 in Antwerpen, vertelde Jozef aan een verbijsterd publiek dat hij die avond niet zou spelen. Het was voorgoed voorbij. Hij was naar eigen zeggen geroepen door God. Later zou hij het als volgt toelichten: ‘God sprak tot mij via een zin die ik zelf had geschreven.’ Mij raakt de verwantschap met Jozefs antwoord van vijftien jaar eerder. De poppen zijn God geworden, zo lijkt het. Maar misschien is dat te oneerbiedig.

Jozef werkte vrijwel zijn hele theaterleven met dezelfde poppen. De koffer waarin ze woonden ging altijd mee. Ik heb ze vaak gezien en gehoord: Mevrouw de Heks, Meneer de Koning, Grootoog, Pietje de Rups, Frederik de Vogel, Portemonnee en Mannetje Pluim. Eenvoudige handpoppen die in de hand van de meester karakters werden met een ziel. ‘De poppen zijn delen van mijzelf’, zei Jozef. Ik weet nog dat ik hem begin jaren tachtig voor een voorstelling sprak in Amsterdam en dat een van de poppen zoek was. Je zag de angst in zijn ogen, niet omdat de voorstelling in gevaar zou komen, het was de angst van een vader die zijn kind kwijt is. Gelukkig kwam het goed, zoals alles bij Jozef altijd goed leek te komen.

Jozef van den Berg was als theatermaker ook een kind van zijn tijd: de jaren na de Aktie Tomaat. Hij kwam als poppenspeler uit de kast, doorbrak de ‘vierde wand’ door zijn publiek (kinderen maar ook volwassenen) actief bij het spel te betrekken en hij was een meester van de improvisatie. Ook het opgeheven vingertje ontbrak niet, zeker in zijn latere voorstellingen waar de zoekende – en uiteindelijk vindende – rol van Jozef zelf steeds groter werd en die van de poppen langzaam kleiner, tot hij ze in De Pleisterplaats zelfs in zee liet verdwijnen.

Samen met generatiegenoten als Hinderik de Groot, Otto van der Mieden, de spelers van Poppentheater Kollektief en Het Speeltheater, (al eerder) Feike Boschma en (wat later) Neville Tranter en Fred Delfgaauw zorgde Jozef van den Berg voor de emancipatie van het poppen- en beeldend theater tot een ook door recensenten en subsidiegevers serieus genomen kunstvorm. Maar bovenal was hij een met weinigen te vergelijken kunstenaar die een zaal liet ademen, schateren en samen de adem inhouden. Wie een voorstelling van hem zag raakte verliefd; op Jozef en op zijn poppen.

Veel later stelde Lotte me voor om Jozef een keer op te zoeken in zijn kluizenaarsonderkomen in Neerijnen. Ik heb het nooit gedaan. Misschien had ik als zoon van een dominee geen behoefte aan een preek. Maar vooral wilde ik me Jozef blijven herinneren als de man die zijn poppen een stem gaf en daarmee zijn publiek – en mij – keer op keer veroverde en betoverde.

foto Bas Mariën

Henk Scholten werkte van 1973 tot 1987 als acteur, dramaturg en regisseur in Groningen en was daarnaast freelance theatermedewerker van het Nieuwsblad van het Noorden. Later werd hij onder meer theaterdirecteur in Terneuzen, Utrecht en Den Haag en gaf hij leiding aan het Fonds voor de Podiumkunsten en Theater Instituut Nederland. Momenteel is Henk Scholten aangesloten bij de culturele adviesorganisatie Blueyard.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2024