The Need For Legacy, stichting die zich inspant voor de bewustwording van de rol die kunstenaars van kleur in de Nederlandse theatergeschiedenis hebben gespeeld, vierde deze zomer haar derde verjaardag. Wat is de stand van zaken bij de organisatie, en welke activiteiten zijn er zoal ontplooid? Een gesprek met voorzitter en mede-oprichter Gable Roelofsen en projectcoördinator Kimberley Smit.

Het is zonder meer het meest in het oog springende wapenfeit van The Need For Legacy : de jaarlijkse onthulling in ITA van een portret van een podiumkunstenaar van kleur, dit jaar van multidisciplinair theatermaker Felix de Rooy. Maar het is zeker niet het enige waarmee de organisatie zich bezighoudt. Sinds het ontstaan ervan tracht The Need For Legacy ruimte te maken voor zowel het verleden van makers van kleur, als hun huidige positie in het theaterlandschap. Voorzitter en mede-oprichter Gable Roelofsen: ‘We zijn begonnen met twintig mensen in een zoomvergadering en een appgroep, tijdens corona. Inmiddels zijn er al meer dan honderd mensen bij The Need For Legacy betrokken. Dan steken nieuwe uitdagingen de kop op: hoe voer je een gesprek met zo veel stemmen? Een belangrijk focuspunt is daarmee de zorg voor elkaar en de uitwisseling tussen generaties. Dat gesprek is heel vruchtbaar: welke elementen van systemisch racisme herhalen zich nog steeds, en welke zijn er al verbeterd? Hoe gaan anderen ermee om? Hoe gingen eerdere generaties ermee om?’

Om alle gesprekken en projecten in goede banen te leiden trad bijna twee jaar geleden projectcoördinator Kimberley Smit in dienst. Smit schreef tijdens haar studie Filosofie aan de UvA een scriptie over sociale rechtvaardigheid en de grenzen daarvan in het huidige maatschappelijke systeem, en over erkenning, verdienste en miskenning. Wie bepaalt er wie er recht heeft op erkenning, en wie niet?

In haar professionele leven na haar afstuderen vond ze echter te weinig ruimte om haar ideeën in de praktijk te brengen – tot ze de vacature van The Need For Legacy las. ‘Ik dacht  meteen: hier moet ik zijn. Eigenlijk sluit mijn werk nu precies aan bij de concepten die ik in mijn scriptie onderzocht: in de gesprekken die ik voer met de community van The Need For Legacy zoek ik naar een nieuwe consensus, en probeer ik die om te zetten naar doelen die beantwoorden aan die individuele en gemeenschappelijke behoeften met het oog op een langetermijneffect. We letten er sterk op dat ons werk altijd aansluit bij de behoeftes van de community zelf.

‘Het interessante aan onze aanpak vind ik dat het onderzoek altijd ook een gesprek is. De eerste opdracht die ik hier uitvoerde, was het in kaart brengen van de legacy van Chrisje Comvalius. Ik ging bij haar op bezoek en praatte met haar over haar geschiedenis – maar die bleek ook aan die van mij verbonden. Ik ben geboren in een familie van muzikanten, we hadden een opnamestudio aan huis en daaruit ontstond een Caribische kunstenaarsgemeenschap, waar Chrisjes tweelingbroer deel van uitmaakte. Ik heb zo al vroeg de gesprekken over uitsluiting en miskenning meegekregen. Door dit werk nu te doen krijg ik het idee dat ik daarin iets kan rechtzetten.’

Schatbewaarders

Een van de belangrijkste huidige projecten van The Need For Legacy is het zogenaamde House Of Legacies. Roelofsen: ‘Dat project heeft als einddoel een digitale ruimte in te richten waar de geschiedenissen van podiumkunstenaars van kleur met elkaar verweven worden en zijn in te zien, maar de weg daarnaartoe is minstens zo belangrijk.’

Smit: ‘Het is een groot project in samenwerking met het Allard Pierson, dat de collectie van het voormalige Theater Instituut Nederland beheert, en Lowrey Foley McClane (LFMC), een intercultureel en interdisciplinair creatief collectief dat is opgericht door beeldend kunstenaar en schrijver Brian Elstak. We nodigen ervaringsdeskundigen uit – we noemen ze schatbewaarders – die de geschiedenis zelf van dichtbij hebben meegemaakt voor onderzoekstafels.

‘Op zo’n recente bijeenkomst beginnen we met een korte film over het werk van makers van kleur van de jaren tachtig tot 2000, om het geheugen te prikkelen. Vervolgens plaatsen we de deelnemers in verschillende groepen met bepaalde subthema’s, zoals media, personen, titels of huizen. Iedere groep krijgt een groot vel papier waarop ze hun kennis mogen delen – welke mensen, voorstellingen, huizen, et cetera waren er belangrijk, en hoe verhielden die zich tot elkaar? De resultaten worden vormgegeven door de kunstenaars van LFMC, en op de muren van de ruimte geplakt – zo ontstaat een levend, al verder uitdijend archief, dat steeds als startpunt dient voor de volgende tafel.

‘We hebben tien freelance onderzoekers, van wie een deel dit project beheert en in goede banen leidt. Een ander deel voert een inventarisatie-onderzoek uit, naar welke informatie er al aanwezig is in de verschillende archieven en theaters, en vooral wat er nog niet is – er ligt een schat aan informatie in dozen en op zolders bij mensen thuis, of in de archieven van mensen als De Rooy, Marjorie Boston en Maarten van Hinte. Dat is een fijne uitwisseling: Allard Pierson wil de collectie toegankelijker maken en beschikbaar maken voor een groter publiek, en wij willen het gesprek voeren over hoe je zo’n collectie kunt dekoloniseren. Je merkt bij voorbeeld dat makers van kleur vaak zijn opgeslagen onder de noemer ‘amateurtheater’, en dat maakt ze moeilijk vindbaar. Dan ga je uitzoeken: hoe komt dat predicaat tot stand, en wat kun je daaraan doen?’

Roelofsen: ‘The Need For Legacy functioneert als intermediair tussen heel veel verschillende plekken waar informatie over de podiumkunstgeschiedenis is opgeslagen; naast Allard Pierson ook bijvoorbeeld het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, of levende encyclopedieën zoals Boston en Van Hinte. Wat we hopen is dat mensen het gaan zien als een platform dat één grote samenwerking is. Als iemand zegt: ‘Ik ben 70, en ik heb een archief op zolder, en ik wil dat graag digitaliseren’, dan kunnen we daarbij helpen en ervoor zorgen dat het via de online portal te vinden is. En de inrichting van zo’n portal moet zijn toegespitst op de vragen van de (potentiële) gebruikers zelf – daar gaan we gesprekken over voeren met dramaturgen, theatermakers, studenten en bibliothecarissen van de podiumkunstopleidingen.’

Smit: ‘Naast de online portal willen we ook toewerken naar een fysieke plek, die als ontmoetingsplek én als huis van kennis kan fungeren. Een fysieke plek voor dit levende archief zorgt voor rust en een stevigere verankering in het landschap. Ook zoeken we naar cross-overmogelijkheden tussen onderzoek en kunstproductie: we werken bij voorbeeld toe naar Performing The Archive, een format waarbinnen onderzoekers en makers samen het archief induiken met een specifieke onderzoeksvraag, wat uiteindelijk tot een presentatiemoment leidt. Die presentatiemomenten worden dan zelf ook weer onderdeel van het kennisplatform op de portal.’

Naast het ontsluiten van de geschiedenis op archiefniveau zet The Need For Legacy zich ook in voor directe educatie. Smit: ‘Het educaten zit op twee lagen: het geven van lezingen over de geschiedenis, zoals die van Van Hinte over Michael Matthews, maar ook door onze kernwaarden als organisatie uit te leggen, rond inclusie en sociale rechtvaardigheid  bijvoorbeeld. Mensen uit de TNFL-community hebben keynotes gegeven op de podiumkunstopleidingen, of daar close readings van repertoireteksten georganiseerd met een focus op een dekoloniserende blik. Je merkt onder studenten dat daar een enorme nieuwsgierigheid naar is, niet alleen naar de geschiedenis zelf maar ook naar de omgang met die nalatenschap, hoe de onderwaardering daarvan zijn weerslag heeft in het veld en in het onderwijs, in allerlei vormen van systemische uitsluiting. We voeren voorzichtige gesprekken met opleidingen om het onderwerp in curricula op te nemen – maar dat vergt het integraal doorvoeren van dit proces in bijvoorbeeld organisatiebeleid (zoals het aannemen van nieuwe docenten die die kennis met zich meenemen).’

Roelofsen: ‘Het is af en toe echt een evenwichtsoefening. We werken met een aantal grote instituten, en die worstelen soms met het thema van diversiteit en inclusie. Je merkt dan vaak dat een deel van de organisatie echt achter die kernwaarden staat, en anderen nog huiverig zijn over wat dat allemaal met zich meebrengt. Als je onderwerpen aansnijdt waar mensen zenuwachtig over worden, gaan ze in reactie snel heel erg op de controle zitten, en dat werkt vooruitgang en uitwisseling tegen. Sommige mensen identificeren zich met hun bureaustoel en vinden het moeilijk omgaan met een autonome grassroots organisatie. Dan is het een uitdaging om van ‘wie denk je dat je bent’ en ‘ken je plek’ en ‘zo zie ik jullie niet’ naar gelijkwaardig samenwerken te gaan.’

(Zelf-)kritisch blijven

In dat proces, waarin het veranderen van denkstructuren centraal staat, ziet Roelofsen ook een grote noodzaak voor doorlopende zelfkritiek en -reflectie. ‘De portretten die we in samenwerking met ITA en Het Theater Festival laten maken spelen een belangrijke rol in het zichtbaar maken van de geschiedenis, maar het voelt ook dubbel: het uitvergroten van individuen als helden is misschien niet de beste manier om recht te doen aan een legacy, omdat achter elk talent een hele gemeenschap zit. Je bevestigt als je niet oppast historische manieren van het maken van een pikorde, waarin de ene kunstenaar belangrijker wordt gemaakt dan de ander. Ook over de aandacht die we nu krijgen, in bijvoorbeeld de verschillende prijzen die we als organisatie hebben gekregen, moeten we kritisch blijven nadenken: als daardoorheen schemert dat de dekolonisatie aan ons als organisatie wordt uitbesteed moeten we aan de bel trekken, want het ontmantelen van systemisch racisme is en blijft een klus voor ons allemaal, en voor de hele sector.’

In de nabije toekomst ziet Smit nog ruimte in het verbreden van de blik van The Need For Legacy. ‘Onze focus ligt tot nu toe vooral op makers met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond in Nederland. Maar we willen ook naar het overzeese gedeelte van deze geschiedenis kijken, in Suriname en op de Antillen zelf. Ook naar het Indonesische, Turkse en Marokkaanse theater in Nederland: hoe interacteerden die verschillende artistieke gemeenschappen van kleur met elkaar?

‘En omdat die artistieke prakijken vaak zo multidisciplinair waren, kom je vanzelf ook bij de muziek terecht. We willen daarom uiteindelijk podiumkunstenbreed gaan, het is onvermijdelijk dat we die andere kunstvormen bij ons onderzoek betrekken. Maar dat vergt weer andere kennis en ook een andere zoekfocus, omdat die sectoren in de archieven echt aparte categorieën zijn, en er van ontschotting nog weinig sprake is.’

Roelofsen: ‘We ontdekken nog in ieder gesprek en op iedere bijeenkomst nieuwe namen. Dan hoor je van mensen die erbij waren dat ‘die en die’ ook nog een belangrijke rol speelden in de creatieve processen, en dan duik je met die naam vervolgens in de archieven en kom je weer allemaal nieuwe connecties tegen. We zitten op een berg goud, we moeten dat goud niet alleen weten te vinden, maar ook proberen te ontsluiten.

‘Door de orale bronnen en geschreven bronnen te combineren, en een community-led aanpak te hanteren, creëren we een ruimte waarin het subjectieve, het wetenschappelijke en het associatieve naast elkaar bestaan, en we kennis kunnen omzetten van het ene naar het andere domein. Wat daar interessant aan is, is dat je zo ook kan zien wat er in ieder tijdperk belangrijk werd gevonden. Bijvoorbeeld door het genre van ballroom te centraliseren, of andere kunstvormen die nauwelijks gearchiveerd zijn, vul je leemtes van onderwerpen die ondergesneeuwd zijn of ondergewaardeerd zijn. Zo bied je een tegenpalet aan de dominante blik op de geschiedenis. Dat doen we overigens in het volle besef dat we dat zelf ook weer met de subjectiviteit van de blik van vandaag doen, en dat dat ook weer leemtes produceert, waardoor het later door andere mensen weer moet worden aangevuld. Daarmee is het een project zonder einddatum, dat steeds weer met nieuwe inzichten kan worden verrijkt.’

foto Ruben la Cruz

Dossiers

Theaterjaarboek 2022/2023