Jeroen van den Berg en ik leerden Helmert Woudenberg kennen op de Theaterschool waar we in de vorige eeuw les van hem kregen, ik als aankomend acteur, Jeroen als aankomend regisseur. Helmert was een zeer bevlogen en inspirerend docent die ons onderwees in de vier elementen water, vuur, aarde en lucht, en hoe je die bij het toneelspelen in kon zetten. Druk rokend deed hij het voor. De o zo zachtaardige man veranderde voor onze ogen in een vulkaan van kolkende drift. Zijn imposante gestalte leek haast nog te klein voor al het vuur en water dat door hem heen stroomde.

Circa 35 jaar later, in 2012, zaten we opnieuw tegenover hem,  in een café aan de Amstel. We hadden een stichting opgericht met de bedoeling de voorstelling Mansholt uit te brengen en we hadden bedacht dat Helmert de hoofdrol moest spelen. Onder andere omdat hij zo ongelofelijk op Mansholt leek. Tot onze verbazing zei hij meteen ja. Misschien omdat we van plan waren de voorstelling niet in de theaters te spelen maar in boerenschuren – zelf was hij opgegroeid bij een boerenfamilie -, misschien sprak het hem aan om te werken met oud-leerlingen, of misschien had de I Tjing hem verteld dat hij rustig met ons in zee kon gaan.

Mansholt hebben we twee zomers lang gespeeld in schuren verspreid over het land. En van het een kwam het ander. Tien jaar lang was hij onderdeel van Toneelgroep Jan Vos. In weer en wind, op erven en velden vertelden we onze verhalen. Helmert speelde prachtige rollen in Wind, in de Recreanten, in Gas en in Koning van het Grasland. En zoals dat gaat met dergelijke lange en intensieve samenwerkingen, je wordt familie.

In onze familie nam hij niet zomaar de rol in van ‘de vader’. Hij was wel degelijk de spil, maar dat was onuitgesproken, zonder dat hij daar een positie voor opeiste. Hij was het door zijn betrokkenheid, zijn durf, zijn onverstoorbaarheid. Door zijn lichtheid ook. Helmert had een enorm vermogen om als het onderling even zwaar was, dat volop te incasseren, maar het vervolgens weer achter zich te laten. Het stroomde door hem heen, hij had totaal geen talent voor bitterheid. En een groot talent voor spielerei, ook buiten het toneel om. We hebben ons zo vaak slap gelachen. De buitenissige toneelstukjes die ontstonden tijdens Gas als ik met hem en Stefanie (van Leersum) en Anna (Raadsveld) door Nederland tufte, waarbij we ook weer een familie speelden. Helmert was dan de moeder, lijdend aan kanker in een terminaal stadium, en bij wijze van afscheid maakten we een tournee langs haar favoriete pretparken.

Zijn lichtheid had ook te maken met onthechtheid. Alles wat met status, positie en decorum te maken had, deed hem weinig. De uitspraak van Mansholt die hij het mooiste vond, begint met de volgende zinsnede: ‘Wanneer je iets nieuws moet gaan opbouwen en alle mensen als gelijken moet aanvaarden, niet alleen maar met de lippen, maar echt…’ Helmert straalde in alles uit dat mensen voor hem radicaal gelijkwaardig waren. Hij keek tegen niemand op en hij keek ook op niemand neer. En hoe graag hij ook aan het woord was, hij interesseerde zich voor de mensen om hem heen. Ook voor mensen die hij op straat ontmoette en die hij vervolgens meetroonde naar de voorstelling.

Dat brengt mij bij een andere eigenschap: een groot vermogen om niet te oordelen. Hij sprak bijna nooit lelijk over mensen. Wel was er een eindeloze fascinatie over hoe ze/we in elkaar steken. Daar was hij door gegrepen, dat stond in directe verbinding met het toneel dat hij maakte. In Waterman, een solo van hem, vertelde hij zeer aangrijpend het verhaal van een joodse jongen uit een groot gezin die na een razzia alleen thuis achterblijft. In Übermensch vertelde hij het beklemmende verhaal van de jeugd van Hitler. Beide verhalen gespeeld vanuit een volledige betrokkenheid. Helmert engageerde zich als toneelspeler met het menselijk bestaan in al zijn facetten en al zijn kleuren. Zonder oordeel, zonder aanzien des persoons.

Waar hij ook onthecht in was, was in lichamelijk ongemak. Met flapperend zomercolbert liep hij door regen en wind, zonder dat het hem leek te deren. Deze zomer kwam hij er achter dat hij al jaren en jaren op schoenen liep die twee maten te klein waren. Tijdens corona, toen iedereen het openbaar vervoer meed, nam hij onverstoorbaar de trein, hij kon ook met me meerijden, maar nee, in de trein kon hij nog even werken. Dezelfde onverstoorbaarheid waardoor we op de dag van de première van Gas op en neer moesten racen naar Terschelling, waar hij ’s middags nog even een solo moest spelen.

Het enige fysieke wat hij niet relativeerde was eten. Iedere dag op tournee kwam de vraag: wat eten we? Of, hoe laat is de lunch? Of: is er wel gedacht aan lunch? Met een licht verontruste blik. De koelkast opentrekken om even de inhoud te controleren. En zo gauw het eten klaar stond, begon hij. Methodisch bijna. Helmert at, als het hongerkind dat hij ooit was geweest.

Wat indruk op mij maakte, was de open en ontspannen manier waarop hij op het toneel stond. Waarbij hij het altijd deed met dat wat er op dat moment aan de hand was. Steeds geloofwaardig, steeds overtuigend. En als dan de vlam in de pan sloeg en hij gegrepen raakte of aangedaan, uit hemzelf of in reactie op het spel van een tegenspeler, dan sloeg dat moeiteloos over op het publiek en op mij. Dan zat ik daar ineens met een schroeiend gevoel in mijn keel, of de tranen liepen onverhoeds over mijn wangen.

Als schrijver maakte hij indruk op mij met zijn stilistisch vernuft en durf. In Waterman laat hij iedere zin met het werkwoord beginnen: ‘Loop ik over het Waterlooplein, zie ik ineens… ‘ Zo’n ingreep klinkt bedacht – en is dat natuurlijk ook – maar het effect is overrompelend. Je wordt volledig in de beleving getrokken van een jongen die geen idee heeft wat er komen gaat. Wat gemakkelijk het zoveelste verhaal over een tijd van verschrikking had kunnen zijn, wordt volkomen vers en actueel. Waterman is één van de beste monologen die ik ooit heb gezien.

Helmert leefde voor het toneel. Soms was je hem kwijt en dan stond hij aan de rand van een akker nog even de tekst van een solo door te nemen was. Twee dagen voor zijn overlijden was hij nog druk in overleg met Jeroen over nieuwe projecten. Met José Kuijpers zat hij midden in een tournee van de voorstelling Blind. En er werd gerepeteerd aan een nieuw stuk van hem, De kwestie Sjostakovitsj. Het is hem in elk geval vergund geweest om te kunnen sterven in het harnas.

Helmert zei wel eens dat hij bij ons het familiegevoel van het Werkteater terugvond. Wij op onze beurt vonden het geweldig dat Helmert zich op een dergelijke manier aan ons wilde verbinden. Bijna onopgemerkt, zonder er ooit een woord aan vuil te maken, zijn we zíjn pad ingeslagen, hebben we op zíjn manier toneel gemaakt.

foto Paul Hoes

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024