Ooit hoorde ik een bezoekster na een matineevoorstelling van The sleeping beauty zeggen, al buiten het theater, maar nog steeds een beetje perplex: ‘Ik wist niet dat wij zó’n goed balletgezelschap hebben.’ Wie weet heeft een deel van het publiek dat na donderdagavond weer gedacht, want zelfs voor wie de voorstelling al enige tientallen malen heeft gezien, is het elke keer een sensatie als het doek op gaat en de gouden overvloed van het toneel onthult.

Ook afgelopen donderdag, bij de aanvang van een nieuwe reeks uitvoeringen in Het Muziektheater in Amsterdam, was weer te horen hoe de adem van de toeschouwers toch weer even stokte. Al 32 jaar is The sleeping beauty van Sir Peter Wright en vormgever Philip Prowse het kroonjuweel van Het Nationale Ballet en hoewel sommige vernieuwde kostuums niet je dat zijn, blijft het een spektakel waaraan je je in alle opzichten kunt blijven vergapen.

Deze keer leek het grote enthousiasme van het publiek overigens ook wel een steunbetuiging aan het gezelschap, zo daags na het voorstel van Stadsschouwburgdirecteur Melle Daamen om de tent maar te sluiten en voortaan klassieke dans te laten invliegen uit Sint-Petersburg of Parijs. ‘Hij was een beetje dom,’ zullen we maar zeggen.

Over het wat van The sleeping beauty hoeven we het na ruim 120 jaar balletversie niet meer te hebben, maar wel over het hoe, en dus over de solistische rollen en het algehele uitvoeringsniveau. Om met dat laatste te beginnen: dat was goed, maar miste over de hele linie een echt feestelijke sprankeling. Het kan zijn dat de dansers zich enigszins in slaap hebben laten sussen door het spel van Holland Symfonia, dat traag en stroperig was, hier en daar zelfs uitgesproken vals, en weinig differentiatie in tempi liet horen, met de feeënvariaties in de proloog als duidelijkste voorbeeld. Alles modderde in elkaar over, zodat ook de danseressen te weinig verschil konden aanbrengen tussen lyrisch en pittig, met misschien als uitzondering Maiko Tsutsumi met haar mooie legato. Als excuus kan worden aangevoerd dat het orkest bij dit soort uitvoeringen tegenwoordig voor het grootste delen uit remplaçanten bestaat, maar het resultaat is daarom niet minder droevig stemmend – met dank aan het vorige kabinet.

De liefhebber van klassieke dans in zijn zuiverste uitvoering komt wel aan zijn trekken bij het optreden van Jurgita Dronina, die een uiterst verfijnde, dramatisch subtiele Aurora vertolkt. Ze heeft haar postuur mee, licht en meisjesachtig, maar wat een ijzeren techniek! Zonder er een demonstratie van te maken, toont zij in haar solo’s haarscherp alle details en nuances: een klein, flitsend accent met de voet, een perfect van klein naar groot opgebouwde sprongcombinatie, prachtige, ononderbroken armvoering tijdens een spitzenvariatie. Alles is precies geplaatst, van kruin tot teenpunt en alles lijkt haar te komen aanwaaien. En dan beschikt ze ook nog over een opmerkelijke sprongkracht voor een zo ijle ballerina.

Dronina wordt uiterst galant gepartnerd door Matthew Golding, de naar het Londense Royal Ballet vertrekkende eerste solist. Prachtige, zwevende lifts en moeiteloze fish dives: zo hoort het. Als prins Florimund danst Golding uiteraard beheerster en voornamer, minder op spektakel gericht, dan in zijn succesrol Basilio (Don Quichot) en dankzij die rust is ook bij hem te volgen hoe elke pas, draai of sprong door de posities naar een volgende pas, draai of sprong gaat.

Als enige aantekening bij dit superieure paar zou opgemerkt kunnen worden dat de emotie wat vlak blijft. Dronina zou, gedoseerd, iets meer van haar stralende, ontroerende Julia in haar Aurora kunnen gebruiken en Golding mag, zelfs als aristocraat, best enige vreugde tonen op zijn bruiloft.

Daarnaast blijft het jammer dat Het Nationale Ballet bij zo’n eerste voorstelling van een nieuwe serie Beauty’s het kroonjuweel niet extra laat schitteren door de half-solistische rollen met meer solisten te bezetten. Nu valt daarover weinig opzienbarends te melden, hooguit op de veerkrachtige solo van James Stout in de Pas de Quatre en Isaac Hernandez’ stijlvolle Blauwe Vogel na. Erica Horwood (Seringenfee) mist, letterlijk, volume om haar overwicht op de fijn vileine Carabosse van Vera Tsyganova geloofwaardig te maken.

Maar goed, het is nu eenmaal een sprookje.

Foto: Angela Sterling