In Koerikoeloem gaan muziek en poëzie mooi samen. Het gedicht is van Tjitske Jansen, de muziek van Miranda Driessen, uitgevoerd door een blokfluittrio, een sho, windharpen en acht zangers. De gelegenheid is het Oranjewoud Festival.

Naast Museum Belvédère, een langwerpige doos in een landschap van gras, water en bomen, ligt een blauwe cirkel met witte banen. Op het blauw mogen de toeschouwers een plaatsje zoeken, het wit is voor de musici. Die moeten het allemaal van hun adem hebben. Rondom het speelvlak staan acht windharpen: metalen schelpen, gericht op de windrichting, met een gleuf die plaats biedt aan snaren die de bewegende lucht laten horen.

In het hart van de cirkel zit Naomi Sato, ingepakt in lange stroken stof. Zij speelt sho, een Japans blaasinstrument met een mondstuk, bamboe pijpen en een geschiedenis die teruggaat tot de achtste eeuw; het zou de zang van de feniks imiteren. De drie vrouwen van blokfluittrio Axolot (Susanna Borsch, Dodó Kis en Irene Sorozabal) ontwikkelen haar.

Acht zangers laten een uur lang stukken horen uit het gedicht Koerikoeloem van Tjitske Jansen. Ze zeggen en zingen, fluisteren en reciteren, komen soms terecht in akkoorden of polyfonie. Het weefsel van geademd geluid verdicht zich en dunt weer uit. Je laat je steeds meer meewaaien met de klanken en de teksten. Je hoeft niet alles te verstaan, maar je pikt toch nog aardig wat van het lange gedicht mee.

Jansen heeft haar titel goed gekozen. Een curriculum is een leerplan, een curriculum vitae is een verslag van een leven, samengevat in relevante ervaringen. Van al die ervaringen, positief, negatief of alleen maar verbazend, leer je wat. Ze werken mee aan wat je bent of wordt.

De bouwstenen van het proza-achtige gedicht beginnen met ‘Er was’. Het zijn anekdotes, belevenissen, gedachten uit een leven – constaterend, grappig, sneu, vertederend, piekerend en  filosofisch. ‘Er was mijn moeder die als ik ziek was appels voor mij raspte.’ ‘Er was mijn broer die voorstelde om kappertje te spelen. Eerst mocht hij mij knippen en daarna ik hem. Toen hij mij geknipt had, mocht ik hem niet meer knippen.’ ‘Er was op de middelbare school een meisje dat zich met Pippi identificeerde. Ze bracht dit ook in haar kleding tot uiting. Ik vond dat zij zich belachelijk maakte. Als je Pippi Langkous na gaat doen, doe je iets wat Pippi Langkous zelf nooit zou doen.’ ‘Er was een parkeerplaats, mijn broer die me aan het slaan was en een jongen die naar ons toe kwam. Hij zei: ‘He joh, je slaat geen meisjes.’ Waarop mijn broer als antwoord gaf: ”Maar dit is mijn zusje”.’ ‘Er was de zwarte kanten bh en mijn nieuwsgierigheid wat ermee zou gebeuren als ik hem te heet streek. De bh maakte een knetterend geluid en bleef aan de onderkant van het strijkijzer plakken.’

Als de zangers zo’n uitspraak hebben gedaan, laten ze de blaadjes waarop die afgedrukt zijn wegwaaien. Wind en gedachten zijn de drijvende krachten in Koerikoeloem, zoals het leven wind is. Door tussenkomst van de mens kan wind prachtige klanken opleveren en gedachten de wereld insturen.

Miranda Driessen (1969) bedacht de voorstelling en maakte de compositie. De zinnen van de zangers, de sho, de blokfluiten en de windharpen passen zo goed bij elkaar dat ze naarmate de voorstelling vordert bijna inwisselbaar lijken te worden: alles is klank geworden adem. En elk leven is vluchtig.

Uiteindelijk verdwijnen fluiten en zangers achter de sho aan uit de cirkel en om de hoek van het museum. Er was, inderdaad. En het was aangenaam om een uurtje in het gedicht te mogen vertoeven.

Foto: Peter Teunissen