Een tragikomische revue van twee heren, een kijkje achter de glitter en glamour van de showbizz, een blik op de harde werkelijkheid van de achterkant van het theaterbestaan. Dat wordt ons beloofd door Mats Lodenstijn en Stephan Christaan Peters in Diva’s op stal. Beiden studeerden een decennium geleden met lof af aan het conservatorium en ondervonden sindsdien aan den lijve én uit de media dat de weg naar succes voornamelijk geplaveid is met afwijzingen, dickpicks en realitychecks. Ze vertellen erover in hun voorstelling, een wat wiebelig bouwwerk vol verkleedpartijen, onhandige dansjes, musicalnummers, een gastoptreden van een leuke lokale beroemdheid, gespeelde kleine conflicten en hier en daar discutabele scènes.

Nadat ze bijna hun hele werkzame leven met afwijzingen te maken hebben gehad, besluiten de Diva’s dat het tijd is het heft in eigen hand te nemen en zelf een voorstelling te maken, met al die teleurstelling als uitgangspunt. Om zich nu eindelijk eens veilig te voelen op de werkvloer sluiten ze samen een contract af waarin ze de uitgangspunten formuleren: er gaat gedanst en gezongen worden, er zullen een moraal en een rode draad zijn, eventueel wat functioneel naakt, ze zullen niet gepikeerd reageren op elkaars kritiek en ze zullen geen persoonlijke verhalen vertellen, ofschoon Christiaan Peters met dat laatste punt met tegenzin instemt. Wie zich na dit alles nog steeds onveilig voelt, kan zich melden bij Tim Hofman.

We gaan op weg nadat deze piketpalen zijn geslagen. Dat de diva’s dol zijn op musical, is al snel duidelijk. Op ‘There is no business like showbusiness’ doen ze een trage verkleding die het hele nummer in beslag neemt. Met Diana Huismans soepel achter de toetsen zingen ze met zichtbaar plezier veelal bestaand Amerikaans repertoire (‘Keep me in mind’, ‘Rainbow Connection’) en ook wat eigen teksten op bestaande muziek. Er is het dubieuze lied ‘Zij had een droom’, over een meisje dat aan een talentenjacht meedoet en daar niet eindigt met eeuwige roem maar met dickpics van de bandleider. En waar verlangt ze nu uiteindelijk het meest naar? Al even dubieus, ik moest er niet om lachen, is de scène waarin twee mensen met het syndroom van Down uitleggen waarom ze fan van Simone Kleinsma zijn.

Naast een enkel succesverhaal – Christiaan Peters won ooit een kleinkunstprijs en Lodenstijn speelde een hoofdrol in een Duitse musical – zijn er vooral verhalen over kritiek en hoe dat voor altijd je zelfvertrouwen ondermijnt. Bij Christiaan Peters ging het al mis toen hij als vijftienjarige op de vooropleiding van het conservatorium het lid op de neus kreeg van een strenge docente die hem verbood met zijn zwakke stem een musical showstopper als solo te zingen. Het tekende hem voor het leven: van een enthousiaste jongen werd hij iemand met een stemmetje in zijn hoofd dat altijd fluisterde dat het niet goed genoeg was wat hij op het podium deed.

Een intermezzo, een gastoptreden van een leuke, lokale, zingende accordeondiva in het zogenaamde kunstprogramma Lege Zalen is een kleine verademing na alle leed die theater heet. Alweer een musicalnummer met een ingewikkelde choreografie met handdoeken voegt niet heel veel meer toe.

Er was ons een moraal beloofd en die krijgen we ook: je leert van falen, meer dan van succes, elke nee is een goeie les. Alle mislukkingen moeten je niet weerhouden te blijven dromen. En je moet blijven geloven dat je dromen kunnen uitkomen. En zoals jij verandert, veranderen dromen met je mee. Als je musicaldroom na tien maanden acht voorstellingen per week spelen voor een stagevergoeding aan diggelen is, formuleer je een nieuwe droom: een eigen voorstelling. Die voorstelling is er nu, en je gunt de Diva’s heus een droom die uitkomt. Maar het eindresultaat is te rommelig en te mager en de vijf kwartier die de voorstelling duurt veel te lang voor het verhaal dat hier wordt verteld.

Foto: Mauro Meijer