Marco Gerris, artistiek leider van ISH, en Ernst Meisner, artistiek coördinator van de Junior Company van Het Nationale Ballet, hebben voor hun allereerste samenwerking zeker niet de makkelijkste inspiratiebron gekozen, zelfs al heeft het verhaal over Narnia wel wat weg van De Notenkraker: vier kinderen vinden een magische kledingkast die leidt naar de sprookjesachtige wereld van Narnia, vol heksen, faunen, pratende leeuwen, bevers en de Kerstman (met wat bedenkelijke kindercadeautjes).

Het Narnia-verhaal, geschreven door C.S. Lewin onder de titel The Lion, the Witch and the Wardrobe en in het Nederlands bekend als Het betoverde land achter de kleerkast, is in tegenstelling tot de minimalistische plot in De Notenkraker echter nogal langdradig. Eerst vindt Lucy Pevensie (Riho Sakamoto) haar weg naar Narnia, maar niemand wil haar geloven. Dan volgt Edmund (Thomas Krikken), die direct wordt ingelijfd bij team Jadis (YuanYuan Zhang), de boosaardige Witte Heks. Dan pas gaan ze allemaal, met als gevolg dat je in de dansvoorstelling binnen een half uur al drie keer – letterlijk – het licht hebt gezien en bontjassen rondjes hebt zien dansen (twee tekenen dat ze Narnia betreden). Maar uiteindelijk gaat het helemaal niet om de vier kinderen. Zij zijn meer ‘collateral damage’ in de strijd tussen de Witte Heks Jadis en Aslan de Leeuw (Dietrich Pott) om hun geliefde Narnia.

De keuze om in Narnia geen tekst te gebruiken heeft zowel een groot voordeel als een nadeel. Het voordeel is dat dialogen in eerder werk van ISH nog wel eens wat krakkemikkig konden zijn. Het nadeel is dat bij Narnia wel echt wat expositie nodig is. De heren gaan in zo’n sneltreinvaart door dit rijke verhaal heen dat je de synopsis eigenlijk echt nodig hebt (of het originele verhaal moet kunnen dromen) om te weten wat er nu weer is gebeurd. Bepaalde onmisbare scènes – Meneer Tumnus de Faun (Thomas van Damme) die besluit Lucy niet uit te leveren aan de Witte Heks, Aslan die zich opoffert voor de kinderen en weer uit de dood herrijst – komen zo niet goed uit de verf.

Wat overigens niets afdoet aan de inzet en het enthousiasme van de dansers. Zhang toont potentie als de koele (en kille) Witte Heks en zelfs Cristiano Principato maakt het meeste van zijn beperkte rol als lantaarnpaal. Het zijn vooral de ISH-dansers die echt hun moment weten te pakken, alsof ze nooit ergens anders hebben gestaan dan op het imposante podium van Nationale Opera & Ballet. Zoals de über-relaxte meneer en mevrouw Bever (Arnold Put, Raquel Tijsterman), duidelijk verre familie van Bob Marley.

Gil Gomes Leal steelt – net als in Hanuman van Samadhi Dance Company – weer moeiteloos en op geheel eigen wijze de show als Wolf, al vraag je je wel af wat de schokkerige, groteske bewegingen nu precies met een wolf te maken hebben – of het moet een hondsdolle wolf zijn. De dans past bij de danser, maar past ze ook bij de rol?

Dit gevoel van gemakzucht keert ook in de rest van de choreografie terug. In de groepsstukken lijkt niet echt een opbouw te zitten. Het zijn eerder leidmotieven (in het geval van de Witte Heks soms niet eens meer dan een opeenvolging van gestes) die steeds terugkeren. Vooral de Pevensie-kinderen lijken soms vast te zitten in een vicieuze cirkel. Komen ze aan in een naargeestig en grauw landhuis met een sinistere huishoudster (Sarita Keilman)? Vreugdedans! Bevinden ze zich voor het eerst in Narnia? Vreugdedans! Is het huis van Meneer Tumnus geplunderd en blijkt Edmund verdwenen? Vreugdedans!

Het grote gevecht tussen Goed en Kwaad oogt rommelig (al is Lucy’s karate/balletkick wel weer cool), de dans met de jassen, met sneeuwstormen (witte vlaggen) en met het meubilair van Meneer Tumnus neigt al helemaal gevaarlijk naar schooltoneel. Pas aan het einde, wanneer Aslan weer is opgestaan en de Witte Heks is verslagen, als alle dansers samen dansen, dan zie je echt de potentie van Narnia als dansverhaal.

De soundscape van de Britse componist en geluidskunstenaar Robin Rimbaud (aka Scanner) is bijzonder, de videoprojectie van Aitor Biedma is vernuftig en past perfect bij een verhaal met zoveel scènewissels. Van een afstandje kijkt het allemaal lekker weg, je moet alleen niet te veel op de details gaan letten.

Foto: Michel Schnater