De temperatuur loopt richting de dertig graden. De bezoekers, die zo-even de bloempotten die als toegangsbewijs fungeren hebben ingeleverd, vormen een lange rij in de in onbruik geraakte kas. Terwijl de vier leden van muziektheatergroep BOT elk met een eigen plant bezig is, gekleed in een kilt, klinkt a-capellagezang. Stoer en kwetsbaar tegelijkertijd. Het is het begin van een fascinerende wandeling, waarbij de locatie zoveel meer is dan dat.

Voor de tiende editie van Het geluid van is BOT neergestreken in een van de weinige kassen die nog in Lent te vinden zijn. Ooit was het dorpje, gebouwd op de vruchtbare grond die de Waal na overstromingen achterliet, het domein van ontelbare kwekerijen. Het leverde het dorp de bijnaam ‘de groentetuin van Nijmegen’ op en elke groentenier in Nederland had wel kratten in huis met de dorpsnaam erop. Daarvan is niets meer over. Enerzijds is de relatief kleinschalige kwekerij niet langer levensvatbaar, anderzijds slokt Nijmegen het dorp op. Het dorp is nu een letterlijk een wijk van Nijmegen, in de nieuwbouw niet langer te onderscheiden van de vinexwijken die heel Nederland overwoekeren. Ironisch genoeg profileert die nieuwe wijk zich als het groene gezicht van Nijmegen.

Het overwoekeren zien we terug in de laatste van de vijf scènes, in een gedeelte van het kassencomplex dat compleet verwilderd is en eerder aan een oerwoud doet denken. Verlaten panden en ruimtes worden wel vaker overwoekerd, maar nergens zo fraai als in een kas, wat nog eens versterkt wordt door een lp met exotische vogelgeluiden. Hier spelen de mannen van BOT een Tom Waits-achtige treurmars, waarbij naast gewone instrumenten effecten van schommelende potten en gesleep met gebroken aardewerk een belangrijke rol spelen. Een hoofdrol is uiteraard weggelegd voor glas, waarop in zorgvuldig opgehangen scherven een melodielijn wordt gespeeld.

Maar BOT gaat veel verder. Wie had ooit gedacht dat een strijkstok en bakken van piepschuim zulke unheimische klanken kan opleveren? En potjes en metalen leidingen als percussie-instrument gebruiken is één, maar met een lage bastoon letterlijk een hele kas als resonerend klankinstrument gebruiken is van een totaal andere orde.

Waar menig locatietheaterproject hier al blij mee zou zijn, wordt in Het geluid van glas bovendien door de gekozen route heel slim de narratieve component versterkt. Het begint redelijk netjes en overzichtelijk, gevolgd door het gevoelige ‘Helemaal los van mij’ in een al iets rommeliger ruimte. Komisch is het spel met water en het als een ware mental coach toespreken van de ontkiemende plantjes: ‘Pak die aarde, die is helemaal van jou!’ In de vierde scène verandert een lieflijk loflied op het pantoffelplantje in een aanslag op het gehoor waarin het verval onontkoombaar is. Het eindigt in de al genoemde kas waarin de planten dreigen uit te breken.

Na vijftig minuten is het al voorbij. Van zaadje tot plant die kas moet verlaten, en van opkomst, bloei en ondergang van de kas. In de grote ruimte waar ooit vrachtwagens af- en aanreden en het kantoor gevestigd was, is nu een pop-upbar. Dat ook deze kassen binnen niet al te lange tijd zullen verdwijnen is onvermijdelijk. Maar met deze voorstelling bewijst BOT, na eerdere hits en ook missers, dat het in staat is om verdwijnend industrieel en stedelijk erfgoed om te toveren tot uniek locatietheater dat zowel melancholisch als licht euforisch stemt.

Foto: Danielle van Vree