Een weelderig eiland lijkt het, die verzameling bontgekleurde groenten en fruit. Ze steken fel af tegen het hagelwitte tafellaken af. De camerabeelden, gemaakt door de mannelijke performer van Liquid Loft, laten de plantaardige overvloed opdoemen alsof we per helikopter aanvliegen op zo’n tropisch paradijsje in de Pacific.

Maar lang duurt die betovering niet, want zodra de camera diep in een frisse, lichtgroene kool dringt, krijgt het beeld iets ongemakkelijks, iets griezeligs bijna. De pluimen van een venkel zijn lianen in een ondoordringbare jungle en verderop oogt een volmaakte, gehalveerde rode paprika als een gapende grot.

Deep Dish bevindt zich op het snijvlak van installatie en performancekunst, het gebied waar de Oostenrijker Chris Haring zich graag in beweegt. Zijn oeuvre bestaat voor een groot deel uit multidisciplinaire werken, en vooral het werken met videoprojectie heeft zijn belangstelling. In Deep Dish worden de filmbeelden live gemaakt en geprojecteerd, zodat er sprake is van een voorstelling, een film van een voorstelling en en making-of van die film.

Eerder werd iets vergelijkbaars gedaan in Kiss & Cry van Michelle Anne De Mey en Jaco Van Dormael (met stijlvolle ‘vingerdansen’), en Deep Dish toont ook formele verwantschap met het werk van Hotel Modern (denk aan Garnalen Verhalen). Het concept van het gelijktijdig filmen en projecteren kan zelfs tot Hans van Manens mijlpaalballet Live worden teruggevoerd. Al deze werken hebben (gelukkig) wel een volstrekt eigen karakter, en dat van Haring lijkt met zijn nachtkijkerfragmenten bovendien te verwijzen naar de lowbudgethype The Blair Witch Project uit 1999.

Een gelaagde voorstelling, kortom. Het begint bedrieglijk onschuldig, als drie vrouwen en een man de tafel dekken voor een gezellig samenzijn met spijs en drank. Een klein lek in het dak, waaruit in een regelmatig ritme een enkele druppel valt, is het enige wat het perfecte tafereel verstoort. Ergerlijk, maar dat weerhoudt de vier (eigenlijk vooral de drie vrouwen) er niet van te lachen en te drinken. Hun gulzige monden zien er, close-up, onheilspellend uit en als ze gretig morsend in sappige stukken fruit happen, raakt de toeschouwer bevangen door een gevoel van ongemak, alsof het om afbeeldingen van kannibalisme gaat. De brute, Dexteriaanse ‘slachting’ van een frisse, roodwangige tomaat is ronduit misdadig. En geestig.

Maar het zijn niet alleen de vrouwen die zich aan het voedsel vergrijpen. Door live-projectietechnieken, waaronder een fraai Droste-effect, lijken zij ook te worden bedreigd en verzwolgen door het eetbare woud. Soms moeten ze, alsof de overvloed en decadentie hun te veel wordt, hun toevlucht zoeken onder tafel, een mysterieuze wereld op zichzelf.

Het onvermijdelijke verval kondigt zich aan als de camera levende micro- of niet eens heel kleine organismen in de waterkan ontdekt. Dan verschijnen ook beschimmelde, slap geworden en verflenste etenswaren in beeld en ontaardt het diner in een soort veggie porn, misschien wel ‘viezer’ dan de meest scabreuze scène uit Jan Fabres Mount Olympus – en dat wil wat zeggen.

Natuurlijk gaat het Haring niet alleen om een grimmige, bijna pornografische smeerboel met groenten en fruit. Tekstflarden verwijzen naar de wijze waarop de mens de natuur en natuurproducten onder controle wil brengen, het thema van het drieluik The Perfect Garden, waarvan Deep Dish het sluitstuk is. Voor de kromming van een komkommer bestaan normen, vertelt een stem, en zelfs met de vernietigingsdrift van de mens is rekening gehouden: in Noorwegen zijn diep in een fjord zaden opgeslagen om na een – God verhoede het – kernoorlog of -ramp de draad weer te kunnen oppakken. Heel goed komt deze diepere laag niet uit de verf, maar misschien is het ook wel goed dat Haring die niet al te zwaar heeft aangezet en het bij deze suggestie heeft gehouden en de toeschouwer de ruimte geeft zijn eigen gedachten te vormen. In Deep Dish werkt dat uitstekend.