Project Wildeman maakt rapsodisch theater met en over oerdriften. ‘Rapsodisch’ wil zeggen dat ze met oplopend ritme en volume teksten herhalen en verhaspelen, daarbij wild bewegend en trommelend op hun omgeving – een intellectuele versie van de haka van Nieuw-Zeelandse rugbyspelers.

Daarnaast zijn het geluidskunstenaars. Dat komt vooral naar voren in hun nieuwste voorstelling Deep Blue, nu te zien op het Karavaan Festival in Alkmaar. Deep Blue was de megacomputer van IBM die in 1997 wereldkampioen schaken Gary Kasparov versloeg – hier een metafoor voor autonome systemen die menselijke trekken aannemen, en omgekeerd. Het zou ook de naam kunnen zijn van het belangrijkste rekwisiet, een schijnbaar autonoom ronddraaiend blok vol elektronica en Afrikaanse trommels.

Wildeman Milan Mes legt in gebruikelijk staccato uit hoe het werkt: je hebt samplers die geluiden opnemen en herhalen, en sequencers die geluiden over die samplers verdelen, en weer andere apparaten die geluiden genereren en vervormen die je dan weer kunt sequencen en samplen en zo door ad infinitum. (Stel je deze monoloog in het echt een stuk langer voor.) Enerzijds cultiveert Deep Blue hiermee een contrast tussen testosterontheater en nerdengeknutsel, anderzijds heeft hun manier van tekst stapelen ook zonder elektronica al het nodige van een op hol geslagen computer.

Wat dat samplen in de praktijk betekent, merkt het publiek als het zelf in de voorstelling betrokken wordt. Na een paar schijnbaar onnozele vragen over hun verhouding tot technologie, wordt het (spoiler alert!) door echo’s van hun eigen antwoorden achtervolgd. Voor zover ik kan nagaan is dit het eerste project waarin Wildeman aan publieksparticipatie doet, waar ze in eerdere voorstellingen vooral de confrontatie met het publiek opzochten door fysiek nabij te komen.

En dat was nodig ook. Project Wildeman heeft zoals wel meer conceptgebaseerde gezelschappen het probleem dat ze steeds nieuwe varianten op hun oprichtingsvoorstelling produceren; niet dat de nieuwe vondsten niet amusant zijn, maar het blijft een serie variaties op een thema. Bij Wildeman is dat thema machteloze mannelijkheid gecombineerd met absurdistische taalvirtuositeit; in Deep Blue wordt dat afgewisseld met robotstofzuigers en musicerende wuppies.

De taalvirtuositeit is in Deep Blue wat minder, omdat een van de vier Wildemannen met sabbatical is; in plaats daarvan komt niet minder virtuoos schakelwerk met op zich vrij elementaire geluidstechnologie, die zo staat afgesteld dat er soms geen vinger aan te pas komt. Je zou kunnen zeggen dat de vierde Wildeman is vervangen door het ronddraaiende blok.

Een confronterend statement over mens en machine wordt Deep Blue niet, daarvoor blijft het te veel een serie scènes. Maar waar deze dans om de machine wel in slaagt, is de wildeman in het publiek (m/v, jong/oud) los te maken. Daar zouden ze meer mee kunnen doen.

Foto: Emmate Hietbrink