Elk schrijfsel is een momentopname. Hoe het gesteld is met je schrijfvaardigheden, smaak, interesses en levenservaring, is altijd in beweging. Jaren later blijkt soms dat een voorstelling zijn tijd ver vooruit was, dat je oordeel onleesbaar is als je de bijbehorende productie niet meer kunt zien, of dat de ruzie die je gisteren met je moeder had je enthousiasme begrensde. Het oordeel van de recensent, op de dag van publicatie, is echter niet tijdelijk: het is voor altijd onderdeel van onze cultuurhistorie. Vanuit die – wellicht wat topzware – overtuiging ben ik gaan schrijven. Met deze handvol aan richtlijnen kan ik zonder buikpijn publiceren.

Mild

Kort nadat ik in 2017 begon, zei een collega cabaretrecensenttegen mij: ‘Jij bent wel erg mild’. Misschien is dat zo. Ik maak me niet vaak kwaad over een voorstelling, voel me niet gauw geroepen om het achterste van mijn tong te laten zien. Gebeurt dat, dan voelt het alsof ik me laat meeslepen – daar houd ik niet van. Als ik kritiek heb, houd ik die graag kort en duidelijk. Wie zich laat meeslepen, draaft door. Dat vind ik niet fijn om te lezen. In recensies volledig gewijd aan kritiek gaat kritische argumentatie ten koste van de voorstelling en maakt de auteur zichzelf te belangrijk. Een recensie moet gaan over wat je hebt gezien, niet over wat je had willen zien. Bewaar dat maar voor je podcast, daar heb je ruimte om jezelf te relativeren.

Vrouw

Mijn ambities zijn zeven jaar geleden verplaatst van kleinkunstenaar naar cabaretrecensent, vanuit de overtuiging dat cabaret een kritische vrouwelijke beoordelaar nodig had. Sommige programma’s kregen per slot van rekening jarenlang zonder pardon het stempel ‘vrouwencabaret’. Dan bestaat erlogischerwijs ook zoiets als ‘mannencabaret’, dat altijd tot regulier cabaret is gerekend. Die ongelijkheid help ik rechttrekken.

Toch heeft het even geduurd voor ik in mijn schrijven ruimte durfde geven aan mijn vrouw-zijn. Ik moest af van een overgevoeligheid voor élke opmerking over vrouwen. Overgevoeligheid botst met mijn mildheid: als iets goed in elkaar zit en qua opzet geslaagd is, zou de recensie niet moeten gaan over het setje vrouwonvriendelijke grapjes. Zelfs als ik ze liever niet hoor, voelt het onevenwichtig om er in een recensie al te veel aandacht aan te besteden: ze werken – helaas – nu eenmaal. Dat ligt niet (alleen) aan de grappenmaker.

Ik vroeg me af: wat kan ik een maker dan wél verwijten? Mijn overtuiging is dat humor die ontstaat uit vooroordelen enstereotypes doorgaans op een gebrek aan inspiratie wijst. De oplossing is eenvoudig: ken je een echte vrouw/vluchteling/homoseksueel om over te praten, dan is die waarschijnlijk veel interessanter dan je ooit had kunnen verzinnen. Schrijf over wat je kent en leer mij iets nieuws.

Schrijver

Wat ik in de loop der jaren ben gaan waarderen, is dat eenrecensie naast een oordeel, ook een creatieve uiting is. Die verdient een geïnspireerde schrijver, die met plezier aan het werk gaat. De paar woorden waarmee je het hele decor omvat, een acteur typeert en de inhoud schetst, moeten even uniek zijn als de voorstelling. Meestal is dat geen probleem als die geslaagd is, maar zo niet, dan is de uitdaging als schrijver niet mee in te zakken. Ook dan moet je de dingen zo liefdevol opschrijven dat iemand wil blijven lezen en snapt waarom jeniet enthousiast was. Mijn hoop is dat de lezer van mijn kritische recensie nog steeds zonder schaamte kan zeggen dat hij/zij/hen/x de voorstelling wel goed vond.

Invloedrijk

Als na een slecht ontvangen debuut nooit meer iets van een maker wordt vernomen, wordt nog wel eens beweerd dat de criticus te veel macht heeft. Als ik als Theaterkrantrecensent de enige ben die over iemands eerste voorstelling schrijft, dan voel ik het gewicht ervan wel. Mijn persoonlijke regel isvooralsnog om over elk debuut tenminste gematigd enthousiast te blijven. Vind ik een debuut goed, dan schep ik er immens plezier in om dat met veel enthousiasme te verklaren, in de hoop dat mijn invloed iemand verder helpt, en – natuurlijk –zodat ik later kan zeggen dat ik dat toentertijd toch maar goed heb gezien. Maar ik wil mijn macht wel iets relativeren. Naast van mijn oordeel, hangt iemands loopbaan af van de maker zelf, schouwburgdirecteuren, impresariaten en het publiek dat zij op de been kunnen brengen. Heeft iemand eenmaal publiek – groot of klein – dan doet het er minder toe wat ik schrijf en zal ik me scherper gaan uitdrukken in mijn recensies.

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024