In dit overvolle nummer vindt u een flink aantal artikelen die aansluiten bij het NTF Pro programma op 1 en 2 september tijdens het Nederlands Theater Festival in Amsterdam. Sinds de oprichting is het festival een logisch platform voor uitwisseling en debat voor iedereen die in het theater werkt en met het aantreden van de nieuwe NTF-directeur Tobias Kokkelmans willen we de banden tussen dit vakblad en het festival nog verder aantrekken.

Dat doen we door een aantal thema’s gezamenlijk aan te jagen. Als eerste: de positie van vrouwen in het theater. Uit onderzoek van Theaterkrant en De Toneelmakerij blijkt dat met name op het gebied van toneelschrijven de man-vrouwverhouding sterk uit balans is. Zo’n twee derde van de teksten die gespeeld wordt door de BIS-gezelschappen (toneel en jeugd) is geschreven door mannen – en dat is nauwelijks te verklaren door uitvoeringen van canonstukken. 

Wat dat voor gevolgen heeft, wordt duidelijk als je kijkt naar aantallen regels tekst voor mannelijke en vrouwelijke personages en naar het vrouwbeeld op de bühne. Paulien Geerlings en Nina van Tongeren turfden en analyseerden en delen hun uitkomsten. Imre Besanger en Lieke van Deinsen geven dit probleem historische bedding door te wijzen op het vergeten van toneelschrijfsters uit de achttiende eeuw zoals Lucretia van Merken.

Dit heeft gevolgen voor een discussie die door de VSCD op NTF Pro zal worden aangezwengeld over de ‘gegenderde’ toneelprijzen Theo en Louis d’Or. Er komt een moment dat de jury een non-binaire of intersekse acteur wil eren, en wat moeten we dan? Het gender-onderscheid zomaar afschaffen lijkt onverstandig – gezien de achterstelling van vrouwen in de sector. De VSCD stelt een meerjarig traject voor om tot een goede, gedragen en intersectionele oplossing te komen. Daar lijken me genoeg creatieve mogelijkheden voor.

Ook is er op het festival veel aandacht voor de theatercollectieven en dan met name de politieke component van het non-hiërarchisch toneel maken. Het verschijnen van het boek De Collectieven; een unieke theatergeschiedenis is de feestelijke aanleiding voor een symposium, een tentoonstelling en een estafette van voorstellingen uit de ‘school’ van Discordia. In dit nummer leest u een voorpublicatie uit het boek en een mooi intergenerationeel gesprek tussen jonge en oude geëngageerde collectiefleden.

En dan verschijnt er nóg een boek over een typisch Nederlands theaterverschijnsel. In Dutch Mime werkt Marijn de Langen haar proefschrift om tot een prachtig vormgegeven boek (in Nederlandse en Engelstalige uitgave) over de mime vanaf Frits Vogels, Will Spoor en Klaske Bruinsma.

Met deze twee overzichtswerken zit er duidelijk weer wat beweging in de geschiedschrijving van het theater. Ook The Need for Legacy draagt daaraan bij. Na het schilderij van Rufus Collins, zorgt de groep nu voor een tweede toevoeging aan de portrettengalerij van de Stadsschouwburg Amsterdam. Het onderwerp van dit door Iris Kensmil gemaakte schilderij is het Surinaams Doe-theater, van Thea Doelwijt en Henk Tjon. Als context bij dit schilderij schrijft Maarten van Hinte een mooi profiel.

Na hun dood blijft er van het werk van toneelspelers niets over. Hoe anders is dat bij architecten. Niko Bovenberg schreef een prachtig eerbetoon aan de Rotterdamse Schouwburg van de vorige maand overleden Wim Quist. Een toneelspeler die tegen dat existentiële vergeten streed was Cas Enklaar. Zijn hele leven legde hij met obsessieve drang naar volledigheid vast in foto’s en een oneindig aantal dagboeken – van dit materiaal werd al het een en ander gepubliceerd in zijn boekje Huizen en herinneringen. Met een aantal prachtige vrouwenrollen is hij voor mij ook een herinnering aan een soort toneel waarbij het niet ging over de vorm van de rol maar over de inhoud van de speler. Omdat Enklaar nooit speelde wie hij was, maar wie hij wilde zijn.

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2022