Opnieuw beginnen we een jaar in grote onzekerheid. We durfden een paar maanden na te denken over een tijd ná corona, maar nu werken we toch weer onder het juk van zware maatregelen en onder dreiging van een nieuwe variant. En we weten: niet voor het laatst. Minister De Jonge spreekt al openlijk over de corona golf van vólgende winter. Een langetermijnplan van de kunstsector is er nog niet, maar dat is ook niet gemakkelijk met een overheid die weigert verder dan een maand vooruit te kijken.

In Theaterkrant Magazine kijken we – zoekend naar uitwegen uit de soms hopeloos lijkende situatie – naar de kunst zelf. Fransien van der Putt zag afgelopen maanden een aantal voorstellingen op locatie, waar op speelse wijze met fictie en werkelijkheid werd omgegaan en schreef daar een prachtige beschouwing over. Miranda Lakerveld doet verslag van haar onderzoek naar de rituele betekenis van muziektheater, dat haar naar Iran, Guatemala en Bali bracht.

Daarnaast hebben we in deze editie enkele artikelen over verduurzaming van onze sector. Joke Beeckmans onderzocht de vergroening van theatergebouwen. Ze zag grote ambities bij nieuwe panden als Amare, maar ook hoe samenwerkingsverbanden effectiever zijn, hoewel ze ook veel meer tijd kosten. Marijn Lems sprak programmeurs van internationale festivals over de klimaatvraagstukken die voortvloeien uit het rond de wereld vliegen van theatervoorstellingen. Ook hier is er laaghangend fruit te oogsten met samenwerking: laat groepen uit verre werelddelen een Europese tournee langs festivals maken, zodat ze minder hoeven te vliegen. Maar net als bij de groene schouwburg lijkt te gelden: kunstenaars die zich bekommeren om het klimaat kunnen zich beter bezighouden met overtuigender verhalen over de crisis en de transitie, dan met het schaven aan hun toch al relatief geringe co2-uitstoot.

Een heel ander aspect van duurzaamheid komt aan bod in een artikel over hoe kunstenaars hun maakprocessen hebben aangepast door de lockdown. Bij alle makers die we spraken, onder wie Noël Fischer en Davy Pieters, blijkt hoe de extra tijd en het gebrek aan druk ruimte gaven om beter na te denken over hun voorstellingen. Dat is geen verrassende conclusie, maar ik werd toch getroffen door hoe specifiek die ruimte door iedere kunstenaar wordt ingenomen. Dit lijkt me verplicht leesvoer voor fondsen, raden en ministerie – en alle anderen die deze ruimte ook in de toekomst in stand willen houden.

Corona komt ook expliciet terug in een artikel van Luc de Groen. Als directeur van het Café Theater Festival in Utrecht heeft hij heel goed zicht op het circuit van onafhankelijke makers dat zijn inkomsten haalt uit projectsubsidies en fringe festivals. Zijn analyse van de gebrekkige noodsteun aan deze groep en de schrijnende verhalen van kunstenaars die hij ophaalde, zijn een noodzakelijk weerwoord op de simplistische gedachte van trickle down die bij overheden heerst.

Een opmerkelijke verdediging van trickle down – maar dan op een heel ander vlak – komt van Millie Taylor. De kersverse musical-hoogleraar aan de UvA laat in een artikel op basis van haar inaugurele rede zien hoe technische en organisatorische ontwikkelingen rondom megamusicals gevoed worden door en terugstromen naar alle geledingen van de podiumkunsten.

Ten slotte wil ik uit onze rijke ruif nog twee artikelen over ballet uitlichten. Wendy Lubberding sprak uitgebreid met Francine van der Wiel, een van de laatste echte balletcritici van Nederland. En Fabienne Vegt interviewde choreograaf Rachel Beaujean en onderzoeker Grigori Tchitcherine over hoe zij het nooit eerder in Nederland opgevoerde Pepita-ballet Raymonda klaar maken voor de 21ste eeuw. Ik wens u een inspirerend nieuw jaar, dat hopelijk met meer zekerheid eindigt dan het begint.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2022