In een interview met Marina Abramovic lees ik dat ze drie abortussen onderging omdat het moederschap ‘a disaster’ voor haar werk zou zijn. ‘Heftig’, denk ik. Het interview in Der Tagesspiegel dateert uit 2016, Abramovic is van een andere generatie, maar toch ben ik weinig verbaasd. De angst om niet meer mee te doen in de kunsten zodra er een kind is, vind ik anno 2021 nog zeer herkenbaar.

Op het moment van schrijven ben ik bijna veertig weken zwanger. In plaats van dat ik mantracirkels aan het inkleuren ben of de bestekla aan het uitruimen, zit ik met een laptop op schoot tegen de bolle babybuik aan. Weliswaar met een anti-straling-dekentje eronder dat ik aanschafte toen de zwangerschapshormonen piekten. Al maanden keek ik uit naar Het Verlof: beentjes in de lucht, zakken paprikachips en oude afleveringen van The Office. Maar de dag dat ik er de brui aan zou geven, werd verplaatst naar een dag later. Een paar dagen later. Een week later…

Hoe vaak had ik het woord ‘stoppen’ wel niet gehoord van manlief? En deed ik net als Bert van Ernie alsof er een banaan in mijn oor zat? Ik ben de fameuze zzp-er die geen stoppen kent. Want ergens achter in het hoofd galmt een stemmetje dat mij onrustig maakt: ‘Zodra je een kind krijgt, lig je er zeker een aantal maanden uit’. En daar word ik, toegegeven, minder dan voorheen, best zenuwachtig van. Want what happens na het verlof? Krijg ik nog verzoekjes? En hoe te combineren?

Het was door dat stemmetje dat ik – in tegenstelling tot manlief met zijn steady baan – pas veel later aan de gedachte van een kind wilde toegeven. Er was geen ruimte. Noch mentaal, noch financieel. Ik moest en zou onafhankelijk zijn, kunnen leven van de kunsten. Feministisch zijn bovendien. Van dichtbij zag ik wat er kon gebeuren. Een vriendin kreeg een kind en stopte, per direct, met het maken van theater. ‘Tsja, geld’, zei ze met grote puppy ogen. Een classic.

Door de sociaal-economische fragiliteit van de kunstenaar, zie ik om me heen dat er veelal wordt gewacht met – het toegeven aan – een kinderwens, in tegenstelling tot vrienden met een nine to five job. En die uitstelstress ervaar ik vooral bij vrouwen. Want laten we eerlijk zijn, die fysieke en mentale onderbreking geldt voornamelijk voor vrouwen. Mijn slapeloze hoofd en weke lichaam van de afgelopen maanden hielpen niet mee met creëren, het halen van deadlines. En het kind is er nog niet eens. Manlief had alleen last van een splinter in zijn hand door het klussen.

Maar over Het Kind en de emancipatoire gevolgen hebben we het nauwelijks tot niet binnen de kunsten. Een debat over of het ‘burgerlijke’ ouderschap en het kunstenaarschap met elkaar vallen te rijmen, wordt niet gevoerd. En oh jee als je kind je nieuwe inspiratiebron wordt in je werk: not cool. Als Het Kind een organischere rol zou krijgen binnen de kunsten, zou er dan ook vaker sprake kunnen zijn van fair pay? Zou er dan een patriarchale structuur doorbroken worden? Of is het een ouderwets denkbeeld, dat dit niet te combineren zou zijn, wat in de weg staat?

Bon. Ik ga mijn hoofd er niet meer over breken. De auto-reply gaat – eindelijk – aan. Er wacht een baby, een nieuw leven. Dus ik stop. Maar nu echt.

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2021