Dit seizoen gingen er op dezelfde dag twee muziektheatervoorstellingen in première waarin Papoea centraal stond en waarmee dus eindelijk ook deze verborgen verhalen   aandacht kregen. Cultuurhistoricus Nancy Jouwe heeft een Papoea-achtergrond, en ging kijken. Ze zag een verrassende en ontroerende voorstelling – en ook een zeer ontluisterende.

Dat Papoea’s prachtig kunnen zingen en dansen en de gave van het woord bezitten, weet ik dankzij de vele politieke bijeenkomsten, begrafenissen, veertigste-dagbijeenkomsten (gebruik in tijd van rouw waarbij men bij elkaar komt om herinneringen en troost te delen) en huwelijken van Papoea’s in de diaspora, die ik vanaf mijn vroege Nederlandse jeugd bezocht met mijn Papoea vader, nichten en neven. Het is bij uitstek een manier voor Papoea’s om de rijke, diverse Papoea-culturen levend te houden in die diaspora, en een gevoel van thuis te creëren in een land waar men eigenlijk niet had willen zijn. De kleine Papoeagemeenschap van een paar duizend mensen woont sinds begin jaren zestig in Nederland – als politiek vluchtelingen.

Als dochter van zo’n vluchteling, heeft die geschiedenis impact op mijn leven gehad. Tegelijkertijd ben ik een professional die al decennialang in de Nederlandse culturele sector verkeert. Vanuit die dubbele lens ben ik gaan kijken naar twee muziektheatervoorstellingen, Opera Papoea en Pineas, waar ben je?, die beide op 13 mei 2023 in première gingen in Amsterdam. De opera kende slechts één uitvoering. Ik kende de makers van Opera Papoea niet, maar wel die van Pineas, waar ben je?, dat ik meermaals bezocht, inclusief een eenmalige bijdrage als genodigde spreker tijdens het nagesprek.

Voor zover ik kan nagaan, is het nooit eerder voorgekomen dat op dezelfde dag op twee vooraanstaande Amsterdamse podia producties over Papoea centraal stonden. Dat heeft duidelijk met deze tijd te maken waarin aandacht voor koloniale geschiedenis groeit en de meer verborgen verhalen nu meer aandacht krijgen, ook van fondsen.

Pineas, waar ben je?

Met het verschijnen van theaterstuk Pineas, waar ben je? kwam er een droom uit voor Fako Kluiving, voormalig theaterprogrammeur van het Bijlmer Parktheater. Sinds 2013 liep Kluiving rond met het plan van een theaterstuk, dat zich moest richten op zijn jeugdvriendschap met Pineas, een Papoeajongen in het Nederlands Nieuw-Guinea van begin jaren zestig. Door de jaren heen passeerden diverse versies van het stuk en talloze gesprekken met potentiële betrokkenen de revue. Wat Kluiving in ieder geval belangrijk vond, was een samenwerking met een Nederlandse Papoea.

Hij sprak langdurig met Demi Koerni, muzikant en theatermaker die uit West-Papoea was gevlucht via het onafhankelijke Papua New Guinea (de oostelijke helft van het eiland Nieuw-Guinea) en medio jaren negentig in Deventer kwam te wonen met zijn gezin, in de Geraniumstraat. Hij was lid van de vermaarde Papoea muziekgroep Mambesak en zette op allerlei manieren zijn creativiteit voort in Nederland. Helaas overleed Koerni tijdens de covidperiode en Kluiving moest wederom op zoek. Uiteindelijk ging hij in zee met theatermaker Frank Irving, die hij ontmoette tijdens het event Papua’s Got Talent, dat ik samen met Kluiving had georganiseerd in het Bijlmer Parktheater. Irving trad daar samen met Jeannie Zuiderwijk op met hun theaterstuk Rauwe Sprookjes. De geadopteerde Irving vertelt in het stuk over de complexe relatie met zijn Papoea-roots.

Kluiving en Irving schreven en spelen samen in Pineas, waar ben je? Het stuk van ongeveer een uur geeft ruimte aan twee verhaallijnen. Van Kluiving zelf en diens vader enerzijds en bespiegelingen van Irving over zijn vader, zichzelf en zijn ontmoetingen met Kluiving anderzijds. Daarmee is het stuk in feite niet slechts (of niet meer?) een zoektocht naar Pineas maar ook (eerder) een commentaar op het proces van die zoektocht. Binnen een bescheiden decor met bandrecorder en wat jaren vijftig-kantoormeubelen komen er ontroerende en grappig-stekelige scènes langs, omlijst door twee composities van mijn neef Robinson Jouwe. Na elke uitvoering vond er een nagesprek plaats met voornamelijk jonge Papoea-sprekers die zich momenteel publiekelijk uitspreken over de rechten van Papoea’s en de koppeling met milieurechten.

Het feit dat Kluiving de tijd had moeten nemen en met Irving een cocreatieproces instapte, maakte dat het een ander stuk werd dan Kluiving wellicht in zijn hoofd had. Maar daardoor ontwikkelde het zich mogelijk ook tot een interessanter stuk dan de clichématige nostalgietrip die het ook had kunnen worden. Fako Kluivings droom werd tot een verrassende zoektocht waarbij tegenspeler Irving hem en zichzelf uitdaagde om uit hun respectievelijke comfortzones te stappen. Irving prikte door Kluivings diepe gevoelens van nostalgie heen, waardoor een spannend tegenspel en samenspel is ontstaan. Hoe anders gold dat voor de volgende productie.

Opera Papoea

Deze opera, met de compacte titel Opera Papoea, ging op diezelfde 13 mei 2023 in première, in het prestigieuze Muziekgebouw aan het IJ. De opera ontstond nadat Michael Gieler, artistiek leider IJ-Salon, de roman Norman had gelezen van Merel Hubatka, dochter van Frank Hubatka, voormalig bestuursambtenaar in Nederlands Nieuw-Guinea. Ik heb Frank Hubakta persoonlijk gekend en vond hem een integere en aimabele man.

De roman uit 2019 is een geromantiseerde biografie van Merels vader en beschrijft hoe de Papoea’s speelbal werden in internationale ontwikkelingen. Gieler had het boek naar eigen zeggen in één ruk uitgelezen, en zei over Hubatka: ‘Haar onvoorwaardelijke liefde en engagement voor de zaak van de Papoea deed me enorm denken aan Max Havelaar van Multatuli.’ Hij nodigde Maarten Ornstein, muzikant en componist in diverse genres, uit om de opera te componeren. Samen met Hubatka schreef Ornstein het libretto.

In de zoektocht naar financiering van het stuk was het belangrijk voor een aantal fondsen dat Papoea’s zelf een duidelijke rol zouden spelen in het stuk. Ik ga ervan uit dat de makers dat zelf ook belangrijk vonden. Frank Irving en Robinson Jouwe waren beiden benaderd door de makers, maar werkten niet mee aan de productie. Ik was verder niet betrokken bij de ontstaansgeschiedenis van dit werk en ga daarom verder niet op het ontstaansproces in. De opera had ieder geval duidelijk een kortere voorgeschiedenis dan Pineas.

Ik nam mij voor om met een open blik naar deze opera te kijken. 2023 was immers goed begonnen met uitvoeringen in Amsterdam van de prachtige operaproducties Animal Farm en Perle Noire waar ik zeer van had genoten. Daarnaast mocht ik vorig jaar advies geven bij een aanstaande operaproductie over Shell (2024) en dus leek het mij heel bijzonder om het Papoeaverhaal in een opera-setting verbeeld te zien worden door topmusici en bekende namen. Daarnaast wist ik dat de combinatie opera en Papoea goed mogelijk was. In 2021 speelde de voorstelling The Planet – A Lament in Amsterdam, deels geïnspireerd op een Papoea volksverhaal dat vertelt over de overlevenden van een natuurramp, waarin verschillende performers uit Papoea aan meededen. Ik gaf, kortom, de makers van Opera Papoea het voordeel van de twijfel.

De opera, die rond een uur duurde en speelde in de grote zaal, gebruikte de hele vloer met zeer weinig decorstukken, terwijl het muziekensemble op het podium links speelde. Als de zangers niet op hoefden, zaten zij tegen de achterwand op een rij stoelen naast elkaar. Zo had je tijdens de productie te allen tijde zicht op alle performers. De openingsscène liet de vier aanwezige Papoea-zangers als koor starten met een openingslied dat ‘over het lot van hun volk en hun verbondenheid met Nederland’ ging. Vervolgens stond het personage Norman centraal, dat in Nederland niet aardde en het avontuur zocht in Nederlands Nieuw-Guinea.

De overige zangers, allen getraind in opera of klassiek, speelden hoofdpersoon Norman en mensen om Norman heen die zijn leven in Nederland en Nederlands Nieuw-Guinea hadden beïnvloed, onder wie Soekarno. Opvallend was dat voor de stem van Soekarno bewust was gekozen voor een countertenor, Sytse Buwalda. Soekarno, die in het echte leven een sterk orator was met een mannelijke stem, werd daardoor karikaturaal. In het nagesprek werd Soekarno een psychopaat genoemd, wat die bewuste keuze bevestigde. Hoorden we hier de echo van een Nederlands koloniaal trauma?

De overige rollen waren juist niet bedoeld als karikaturen. Toch waren de Papoea-rollen vrij eendimensionaal. In feite waren de Papoea’s figuranten, met uitzondering van de rol van Vinolia Koerni (de dochter van Demi Koerni), die in het stuk de jonge Papoeavrouw Yossy speelde en wat vaker op moest. Maar Koerni, die een goede performer is, stond in deze productie niet in haar kracht, de makers gaven haar eenvoudigweg die ruimte niet.

In het muziekensemble werd niet met Papoeamuzikanten of instrumenten gewerkt, terwijl de opera zich daarvoor had kunnen lenen. Maar de componist leek daar niet in geïnteresseerd. Blijkbaar waren in de compositie wel een Wor (traditioneel Papoealied uit Biak) en het Papoea volkslied verwerkt maar dit was echt alleen voor de goede verstaander te horen.

De bijna uitverkochte zaal herbergde vooral oudere witte bezoekers, maar er waren, net als ik, zeker ook een aantal Nederlandse Papoea’s die kwamen kijken, evenals Indo’s en Molukkers. Het publiek kreeg tijdens de intro van de muzikaal leider en initiator van het geheel te horen dat in de opera professionals meededen en ook Papoea’s, ‘zij kunnen geen noten zingen, maar zijn toch dit avontuur aangegaan.’ Die Papoea’s toch.

Aan de Papoea-zangers Decky Rumajauw, Vinolia Koerni, Issac Wawar en Margriet Wejai lag het allemaal niet, hulde aan hen! Met hun deelname aan deze opera wilden zij iets voor hun volk in West-Papoea doen. Het was voor hen een manier om de geschiedenis, de strijd en de rechten van Papoea’s aandacht te kunnen geven. Zij wilden een getuigenis afleggen en daar kan ik alleen maar respect voor hebben. Zij waren bereid om in het ongewisse te stappen vanwege hun idealen, net zoals zij dat eerder hadden gedaan als vluchtelingen.

De koloniale blik

Hoe goed bedoeld wellicht ook van deze witte makers, bij Opera Papoea ging er toch echt iets mis. Ik zag Papoea-performers met wie geen rekening werd gehouden als performers met een eigen culturele context. In plaats daarvan moesten zij meelopen in het stramien van deze modernistische opera. Dat er geen rekening met hen werd gehouden, werd letterlijk herbevestigd tijdens het nagesprek waaraan de Papoea- performers niet meededen, terwijl de witte makers en performers zichzelf fêteerden op het podium. Tot op een derde van het gesprek had men niet door dat er iets niet klopte, totdat de Papoea-afwezigheid benoemd werd en de vier Papoea-performers werden gezocht in het Muziekgebouw. Het gesprek liep intussen door en iemand riep ‘ze zijn al weg’ waarop een van de makers reageerde, ‘ik hoop van niet, dat was niet de afspraak.’ Helaas, de vier Papoea-performers werden niet gevonden. Maar ze bleken gewoon in het gebouw te zijn, en niet te weten dat ze weer het podium op moesten. Wederom een pijnlijk moment.

Uiteindelijk ging het stuk niet over Papoea of de Papoea’s. Papoea als locatie was het decor waarin Norman rondwaarde. De Papoea-performers op het podium waren net iets meer dan rekwisieten, maar niet veel meer dan figuranten. Ik moet constateren dat deze opera de koloniale blik op Papoea’s reproduceert en daarom de titel Opera Papoea niet verdient. Voor de fondswerving en de PR was het handig, maar feitelijk sloeg het de plank mis.

Onze collectieve koloniale blik werd meermaals gevoed in het stuk. Zo liet het libretto in de eerste tien minuten al horen: ‘t Zijn koppensnellers daar. Lopen in hun blote gat. Veren op hun kop, met peniskokers. En even later, die kannibalen. Meteen was er duidelijk hoorbaar gegniffel om mij heen in de zaal. Ik begrijp de pennenstreken, dat er een setting neergezet moet worden voor het publiek, zo van: ‘zo was het toen’. Maar dat kan anno 2023 echt anders.

Verderop in het libretto kwam het verhaal van de Morgenster langs, de vlag van een onafhankelijk West-Papoea die op 1 december 1961 voor het eerst formeel werd gehesen in Hollandia, de hoofdstad van Nederlands Nieuw-Guinea. De vlag symboliseert de aspiratie van een volk in wording dat met optimisme naar de toekomst kijkt en zijn recht op zelfbeschikking vormgeeft. De ontwerper van de Morgenster, Nicolaas Jouwe – mijn vader – was op dat moment een van de vicevoorzitters van de parlementaire Nieuw-Guinea Raad. In het libretto was geen plek voor het benoemen van de rol van Jouwe, waardoor wederom een signaal werd afgegeven dat Papoea’s zelf er niet toe doen. Bijzonder genoeg werden de makers in het nagesprek door een witte bezoeker erop aangesproken dat Jouwe niet wordt genoemd. Daarop verdedigde Hubatka zich met dat een opera ‘enorm abstraheert’ en eindigde ze met: ‘iedereen die hier meer over wil weten, lees mijn boek.’ Daarmee zette zij zichzelf neer als gatekeeper die Papoea’s als kennisspecialisten buiten houdt.

De antropoloog Michel-Rolph Trouillot toont ons in zijn invloedrijke publicatie Silencing the Past (1995) dat er een historisch proces plaatsvindt dat vervolgens tot geschiedenis wordt geproduceerd waarbij machtswerking plaatsvindt. Juist geschiedenissen van niet-westerse gebieden worden vaak via de westerse blik vervormd. Concreet betekent het dat zo’n geschiedenis zelfs kan worden verzwegen. Trouillot gebruikte in zijn werk als ultiem voorbeeld hoe de Haïtiaanse revolutie van tot slaaf gemaakten werd verzwegen of klein gemaakt.

Trouillots analyse kan één-op-één worden toegepast op Nederland en de kwestie Nieuw-Guinea. De meeste Nederlanders weten namelijk niet of nauwelijks iets over West-Papoea, en áls er iets over wordt verteld dan gaat het 99 van de 100 keer via de witte Nederlandse blik. Opera Papoea is een goed voorbeeld van wat Trouillot bedoelt. In het nagesprek kwam dat eens te meer tot uiting. Daarhoorden we hoe in het talige domein zoveel stilte is over Papoea, waardoor, zodra men het over Papoea en de Papoea’s moet gaan hebben, er op stereotypen wordt teruggegrepen, er gatekeeping plaatsvindt en men tast in onwetendheid, met alle gevolgen van dien. Toen de componist werd bevraagd uit het publiek waarom de Papoea-performers niet hun eigen idioom konden inzetten in het stuk, raakte hij gepikeerd. Toen hij zich vervolgens verdedigde en aangaf dat er Papoea-muziek terug te horen was in de compositie, sprak hij bij zijn uitleg over ‘de muziek uit het binnenland die veel meer Afrikaans is’ – daarmee vooral zijn eigen onwetendheid etalerend.

Representatie doet ertoe

Als de beide producties ons iets leren, dan is het dat representatie ertoe doet. Representatie als analytisch begrip – zoals de invloedrijke publiek intellectueel Stuart Hall aangaf – helpt ons de wereld om ons heen te begrijpen en functioneert als een systeem van communicatie waarbij betekenis wordt toegekend. Het is daarbij van belang wie de macht heeft om betekenis toe kennen of erbij gebaat is een zekere betekenis te reproduceren.

Juist in culturele producties vinden dit soort processen plaats. De bovengenoemde voorstellingen laten zien dat representatie zonder agency van, in dit geval, Papoea’s, weinig beweging brengt en het gevaar in zich bergt oude en in dit geval koloniale patronen te reproduceren. In het voorbeeld van Pineas, waar ben je, zien we daarentegen dat co-creatie transformeert en ons kan leren voorbij het bekende te reiken.

Tijdens de première van Pineas, waar ben je?, bekende een bezoeker tijdens het nagesprek dat hij diezelfde middag – net als ik – Opera Papoea had gezien. Hij gaf aan dat ondanks dat muzikanten van het Concertgebouworkest en de top van de opera met bekende tenoren aan Opera Papoea hadden meegewerkt, het liedje op de ukelele hem meer had geraakt dan de hele opera. Hij doelde op het liedje Apuse, wat Irving en Kluiving zingen in de theatervoorstelling en dat nog geen drie minuten duurt. Ik vond het een rake beschouwing.

Dat Papoea’s prachtig kunnen zingen en dansen en de gave van het woord bezitten, maakte dat ik als volwassene zelf de zang- en woordkunsten van Papoea’s ging programmeren in Nederland. Dankzij de twee premières dacht ik met weemoed terug aan de periode dat ik samen met de Nederlandse Papoea’s Victor Kaisiëpo, Reggie Jufuway en Dolf Tompoh (alle drie helaas overleden) een Nederlandse tour van het Papoea koor Waku Bhim uit Papoea organiseerde in 2008. Wat had dat koor een furore gemaakt als wij toen de mogelijkheid hadden gehad om hen te laten optreden in Muziekgebouw aan het IJ. De krachtige wonderschone stemmen in dit koor beheersten met gemak Westerse klassieke stukken én Papoea liederen. Het was adembenemend.

Ik zeg niet dat witte makers dit soort avonturen niet mogen aangaan, maar er mag wel meer huiswerk gedaan worden en nagedacht over welk maakproces men ingaat met wie en waarom. Er mag ook meer tijd genomen voor het maakproces. De operamakers gaven aan dat dit voor hen het maximaal haalbare was. Maar deze uitvoering van Opera Papoea was voor mij gewoonweg pijnlijk om naar te luisteren en kijken en had beter Papoea, waar ben je? kunnen heten.

Foto: Marion Visser. Pineas, waar ben je? (2023) van TG Bagage

De Nieuw-Guinea kwestie
In 1962 kwam Nederland in het wereldnieuws omdat het op de rand van een oorlog stond met Indonesië. President Soekarno van Indonesië maakte handig gebruik van het feit dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, de twee wereldmachten van dat moment, in de Koude Oorlog verwikkeld waren, waarbij Zuidoost-Azië vruchtbare grond bleek voor communistisch gedachtegoed. De Papoea’s op Nieuw-Guinea kwamen in deze koude-oorlog confrontatie ook daadwerkelijk in de kou te staan.
Op het spel stond wie een claim op Nederlands Nieuw-Guinea kon leggen, het laatste stukje voormalig Nederlands-Indië en na 1949 de laatste kolonie van Nederland in de regio Azië-Pacific. Nederland werd vanaf 1949 ineens zeer actief in Nederlands Nieuw-Guinea, waar het een koloniaal kader opleidde, een koloniale infrastructuur uitbouwde en met de Papoea’s sprak over het ideaal van onafhankelijkheid. Daarmee wilde Nederland zich een verheven en ethische koloniale mogendheid tonen. Maar het liep allemaal anders. Dankzij diplomatieke inmenging van de Verenigde Staten werd op 15 augustus 1962 een akkoord getekend in New York, waarbij de Nederlanders Nieuw-Guinea stapsgewijs moesten  overdragen aan Indonesië. De Papoea’s moesten een nieuwe koloniale machthebber dulden met alle gevolgen van dien. (bron: Nog meer Wereldgeschiedenis van Nederland, ambo|anthos, 2022)

 

Nancy Jouwe (Delft, 1967) is cultuurhistoricus en werkt als freelance onderzoeker, schrijver, docent en publiek spreker met een focus op het (post)koloniale heden en verleden, intersectionaliteit en sociale en culturele praktijken. Ze werkt als buitenpromovendus aan de Vrije Universiteit Amsterdam aan een proefschrift over Papoea’s in de Nederlandse diaspora.

Dossiers

Theaterjaarboek 2022/2023