Tobias Kokkelmans, Mounir Samuel en Lara Staal voeren een dialoog over machtsoverdracht in de kunsten. Dit discours vormt een opmaat voor een langere reeks gesprekken – onderling en met anderen, schriftelijk en live – die de komende tijd zal plaatsvinden.

Beste Lara en Mounir, ik wil het met jullie hebben over een pijnlijk taboe in de kunstwereld. Macht vergaren, daarover raken de managementgoeroes niet uitgepraat. Maar macht uit handen geven, daarover wordt veelal gezwegen. Dat taboe moeten we doorbreken.

De situatie van vele kunstenaars is te precair en de middelen zijn te schaars om de huidige machtsdynamiek gewoon op zijn beloop te laten. Verhalen over misbruik buitelen over elkaar heen. De grens tussen inclusie en appropriatie is zeer dun. Het dominante narratief van de wereld én van de kunsten is wit, eurocentrisch en patriarchaal. Wij kunstenaars en kunstwerkers onderkennen dat probleem wel, maar handelen er te weinig naar.

‘Sta op van je stoelen, poortwachters, toneelleiders en programmeurs’, speechte Nan van Houte in november. Die roep klonk enkele weken geleden op Theaterkrant.nl opnieuw in de open brief Wij zien jullie: ‘Diversiteit is meer dan inhuren en aansturen. Het is uit handen durven geven, het is van je stoel afstappen en toegeven dat je het niet weet.’ 

Een van de vele reacties onder die brief was doodeerlijk: ‘Ik moet ook bekennen dat ik het misschien niet aan zal durven om plaats te maken als me dat gevraagd wordt.’ Beeldend kunstenaar Patricia Kaersenhout, eveneens onlangs op Theaterkrant.nl: ‘Niemand gaat dat doen, maar dat is wel de enige manier waarop het verandert.’ 

Zou ik het doen? Zouden jullie het doen? 

Ik denk dat er meer poortwachters zijn dan alleen directies en raden van toezicht. Financiers, docenten, theatermakers met structurele posities, redacteuren, noem maar op. Ook ik ben een poortwachter. Ik ben dramaturg, curator, voorzitter van een commissie. Ik initieer, adviseer, formuleer, selecteer.

Mijn achtergrond? Generaties lang waren mijn voorouders landarbeiders in de heuvels van Zuid-Limburg, totdat zij zich vorige eeuw emancipeerden tot onderwijzers en kunstenaars. Mijn eigen bevrijding vond ik in het theater; daar bleek mijn anders-zijn een kracht, daar ontmoette ik de wereld. Ik ben een witte man van 39 met alle privileges die daarbij horen. Ik maak onderdeel uit van een bicultureel gezin; in mijn vriendenkring is er meer politieke en culturele verscheidenheid dan doorgaans in de kunstorganisaties waar ik voor werk.

Die scheefheid maak ik dagelijks mee. Alleen al daarom onderken ik het belang van plaats maken en plaats creëren. De wereld schreeuwt om nieuwe narratieven en alternatieve lezingen, meerdere naast elkaar. De kunsten openen deuren, kijk naar mijn familiegeschiedenis. Toch voel ik bij mezelf – en bij iedereen met wie ik dit gesprek voer – die eeuwige angst om een plek af te moeten staan. Bang om de controle te verliezen. Bang om te verdwijnen.

George Orwell schreef: ‘We know that no one ever seizes power with the intention of relinquishing it. Power is not a means; it is an end.’ 

Maar goed. Het leven is eindig. De controle zullen we verliezen. Verdwijnen zullen we. Machtsbehoud, in Orwelliaanse definitie, is uitstelgedrag. De vraag is dus wat we met macht doen wanneer we haar tijdelijk mogen aanraken. 

Bij een van mijn werkgevers – Operadagen Rotterdam – vormt ‘ruimte maken’ de leidraad. In plaats van een traditie in stand te houden, vragen we kunstenaars en denkers om deze te dekoloniseren. We benaderen programmeurs en gastcuratoren om de ruiten van ons eigen denken in te gooien. We investeren in lange crossculturele samenwerkingen op het hoogste niveau. Toch blijft het de vraag of dit genoeg is. Of dit effectief genoeg is. Of dit snel genoeg is. 

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat macht blijft circuleren, niet blijft hangen binnen dezelfde netwerken? Een stoelendans binnen dezelfde old boys networks lijkt me niet de oplossing. Als het even kan, zorgen mensen graag voor hun eigen opvolging. Vaarwel gelijkheidsideaal; verwanten gaan voor. Zelfs voor open sollicitatieprocedures gaat die ons-kent-ons maar al te vaak op: de geschiedenis van een instituut dicteert het kader voor een bestuur dat de opvolger kiest.

Moet machtsoverdracht niet veel meer op beleidsniveau afgedwongen worden? Ik weet dat het een impopulair idee is, maar ik ben voorstander van ‘ambtstermijnen’ voor poortwachters in de kunsten. Maximaal twee of drie kunstenplannen en dan moven: waarom niet?

Daarnaast vind ik dat benoemingen en herbenoemingen – van directies, maar ook van bestuursleden – veel democratischer kunnen, opdat deze verantwoordelijkheid mede in handen komt te liggen bij een bredere gemeenschap die zich tot een kunstinstelling wil verhouden. 

Wat mijn machtspositie betreft: ik geloof dat ik iets toe te voegen heb. Ik geloof dat ik bij kan dragen aan de verandering. Ik geloof trouwens ook dat veel meer mensen dat van zichzelf vinden. Dus ik geloof ook dat we meer manieren moeten ontwikkelen waarop ik ter verantwoording geroepen kan worden.

Een vriend vroeg een paar dagen geleden wat ik aan het doen was. Ik zei dat ik in duizend woorden het machtsvraagstuk probeerde op te lossen. Hij antwoordde: ‘Dat kan zeker in duizend woorden, maar niet in het echte leven.’ Toch wil ik het hier niet bij laten. We moeten hierover in gesprek. Ik moet hierover vragen kunnen stellen en ik moet hierover bevraagd kunnen worden. Spaar mij niet. Wijs me op mijn blinde vlekken. Zoek met me mee.

Groet,

Tobias

Beste Lara, Tobias en wie dit verder leest (x/v/m), 

Het machtsvraagstuk oplossen in duizend woorden klinkt wellicht even naïef als eenvoudig. De vraag is: wat is macht in de context van kunst? Bestaat er überhaupt zoiets als een oplossing voor macht? En wat betekent dat dan, een oplossing?
Ik geloof dat macht niet de juiste insteek is. Zo lang we de probleemstelling niet helder of zelfs foutief formuleren, zullen we het antwoord niet vinden. Macht is niet statisch en er bestaat geen eenduidig machtsmodel. De vraag is dus niet hoe lossen we het machtsvraagstuk op, maar hoe maken we de kunst- en cultuursector dynamisch, adaptief en flexibel voor de werkelijkheid en behoeften van telkens weer een nieuwe tijd?
Macht is politiek en gaat bij monde van Harold Laswell over de vraag ‘who gets what, when and how?’. Kunst bevraagt de politiek, daagt deze uit en stelt de vraag ‘who doesn’t get what, when and why?’. 

Het feit dat je als witte man over het machtsvraagstuk in de kunst begint, zegt voor mij van alles over jouw wereldbeeld, denkwijze maar ook over in hoeverre de Nederlandse kunst onderdeel is van het politieke systeem in plaats van daartegen te ageren.
Begrijp me niet verkeerd. Ik waardeer je poging deze discussie op gang te brengen, je behoefte tot zelfreflectie en ja, Tobias ik waardeer ook je brief. Die is duidelijk een product van interne tweestrijd. Het ongemak van de pijnlijke realisatie dat het zo niet langer kan en de emotie bij de gedachte iets op te moeten geven of wellicht zelfs je plek te verliezen. De angst ook voor de confrontatie met jezelf en het mogelijke inzicht dat ook jij onderdeel bent van het heersende (machts-)systeem.
In je brief sluimert duidelijk de behoefte je bestaan – bij gratie van je aanwezigheid in de kunsten – te verdedigen. Want al erken je de privileges van het zijn van een witte cis-man, die waarschijnlijk niet geconfronteerd is met een fysieke of cognitieve uitdaging en uit een gezin komt waar kunst als beroep al een eeuw in de aderen zit en de rugpijn van het zwoegen op de Limburgse heuvelrug al generaties is uitgesleten, je moet in dezelfde zin ook benoemen dat je een bicultureel gezin hebt en dat je omgeving een stuk diverser is dan de afspiegeling achter het doek en op de planken. Tenslotte ervaar je blijkbaar ook de noodzaak om over je eigen machtspositie te benadrukken dat je stem er toe doet. Ik citeer: ‘Ik geloof dat ik iets toe te voegen heb. Ik geloof dat ik bij kan dragen aan de verandering.’
Nu, als gelovig christen zou ik willen zeggen: ieder mens is waardevol. En ieder mens heeft wat toe te voegen. Het kan zijn dat jij door bepaalde persoonlijke vaardigheden (door privilege) verkregen en opgedane ervaring en beroepsexpertise specifiek iets aan de kunst- en cultuursector toe te voegen hebt. De vraag is echter of je ook daadwerkelijk een andere denkwijze, een wereldbeeld, religieuze opvatting, politieke voorkeur, maatschappelijke beleving of zienswijze inbrengt. De kunst- en cultuursector gaat mijns inziens namelijk niet ten onder aan een gebrek aan kleur, seksuele en gender diversiteit of patriarchale exploitatie, maar aan een gebrek aan verscheidenheid aan ideeën, politieke opvattingen, levensbeschouwingen, maatschappelijk bewustzijn en wereldbeelden. Meer diversiteit aan identiteiten helpt wellicht in die zin dat ze de kans op een verscheidenheid aan sociale posities, achtergronden, ervaringen en religieuze waarden vergroot, maar dat is niet een gegeven. Niet alleen is de hang naar assimilatie groot en is het systeem zo vormgegeven dat alleen zij die een bepaalde taal spreken, omgangsvorm hanteren en codes verstaan, überhaupt tot de sector door kunnen dringen, ook weet de kunstenwereld waardepatronen, ideologieën en levensbeschouwingen uit te sluiten en kritische denkers de mond te snoeren.
Kunst is letterlijk een kunstje geworden. Een geoliede machine die zeker een bredere afspiegeling van de samenleving moet omvatten, maar waar met de introductie van een United Colors of Benetton de group think niet doorbroken wordt.
Zelf zou ik veel liever een oproep doen tot collectief eigenaarschap, democratisering van de kunstenwereld en een term die ik ‘diversvaardigheid’ noem. Niet een gebrek aan diversiteit en inclusie is immers de oorzaak van de ongelijke sociale verhoudingen en scheve ‘machtsbalans’ in de kunst- en cultuursector. Dat is veeleer het onvermogen van alles en iedereen – ja, ook die mensen die juist de diversiteit zouden moeten belichamen – om in meervoudige identiteiten te denken, deze volledig te omarmen, de gevolgen daarvan te erkennen, maar ze vervolgens ook te overstijgen. Om dus het onrecht bij naam te noemen maar tegelijk ook die hardnekkige privilegestrijd te doorbreken om zodoende weer op zoek te kunnen naar nieuwe dwarsverbanden, samenwerkingen, eerlijke representatie – want zichtbaarheid is belangrijk – maar ook volledige individuele ontplooiing waarbij de mens meer is dan diens vermeende set aan identiteiten. 

Als Egyptisch-Nederlandse, christelijke maar in de islam gespecialiseerde, visueel beperkte, seksueel fluïde, transgender man van kleur ben ik een minderheid binnen alle minderheden. Er bestaat op de hele wereld letterlijk niet één ander mens met dezelfde set aan identiteiten. Ik ben dus het paradepaardje van het diversiteitsvraagstuk. Tegelijk zeggen mijn identiteiten niets over mijn karakter, mijn interesses, mijn persoonlijkheid, ‘zienswijze’, vaardigheden en expertise. In het huidige identitaire debat wordt er zo’n focus op één of meerdere identiteiten gelegd dat mijn werk gereduceerd wordt tot wat ik ben, niet wat ik doe. In jouw oproep tot het doorbreken van het machtsvraagstuk schuilt hetzelfde gevaar.

Je these inzake wie het pluche bekleedt is erg tweeledig. Enerzijds heb je het over cliëntelisme (zonder die term als zodanig te durven gebruiken) en erken je de ‘ons kent ons’ cultuur. Anderzijds heb je het over een limiet aan ambtstermijnen. Met dat laatste ben ik het in alle gevallen volmondig eens. Wie aan het roer staat zou vooral niet te lang stuurman moeten blijven omdat dit ten alle tijde de veerkracht, flexibiliteit en innovatie van een organisatie in het geding brengt, maar zolang het cliëntelisme niet is aangepakt heb je aan een beperkt ambtstermijnen ook niet veel in de zin dat er weliswaar iemand anders achter het roer komt te staan, maar de stuurrichting toch dezelfde blijft. 

Al zouden al die poortwachters opeens vervangen worden door een bonte stoet aan vrouwen, poc (people of color) en/of queer-personen met een fysieke uitdaging, dan zou dat de sector weliswaar flink opschudden, maar niet per se een andere cultuur of kunst teweeg brengen. Wanneer mensen zich namelijk laten voorstaan op hun identiteiten en hun werk slechts vormgeven door de lens daarvan, blijft de kunst eendimensionaal en worden individuen nog steeds teruggebracht tot homogene groepen van vermeend verschil. Daarbij doorbreek dat de ‘ons kent ons’ cultuur ook niet, deze wordt slechts door een andere ‘ons’ vervangen. Om dat laatste te voorkomen heb je een pluriformiteit aan ideeën en niet aan identiteiten nodig.
Natuurlijk ben ik voor meer zichtbaarheid en eerlijke representatie. Sterker nog, dat is zelfs de morele plicht van een sector die zo fundamenteel raakt aan de kern van onze beschaving en democratie. De kwaliteit en toegankelijkheid van de kunst is datgene wat een land onderscheidt van een multinational enerzijds en een autocratische dictatuur anderzijds. Voor mij is een eerlijke afspiegeling van de samenleving aan de top slechts een nullijn, een noodzakelijk startpunt en nooit een einddoel.
Uiteindelijk heeft deze samenleving organisaties nodig waar zoveel mogelijk (botsende) opvattingen, waarden, wereldbeschouwingen en denkniveaus samenkomen zodat er een echte uitwisseling van gedachten ontstaat en er kunst wordt geboren die ons allemaal uitdaagt.

Mounir Samuel  

Beste Mounir en Tobias,

Hoe komt het dat we vaak de voorkeur hebben om samen te werken met mensen die op ons lijken? 

Vermoedelijk heeft dat alles te maken met diep ingesleten patronen waarbij we voortdurend de neiging hebben samenwerkingen, relaties en vriendschappen op te bouwen met mensen die zijn zoals wij zelf. We zien onszelf nu eenmaal graag bevestigd, we bouwen makkelijker vertrouwen op en hebben minder woorden nodig (want delen vaak dezelfde referenties) en kunnen daardoor ‘efficiënter’ werken. Maar hoe komt het dat ‘efficiëntie’ het altijd wint van ‘pluriformiteit’? Als de samenleving ten diepste overtuigd zou zijn van de waarde van pluriformiteit, dan zou de investering die je dagelijks moet doen omdat referenties, waarden en taal niet per definitie gedeeld zijn, niet gevoeld worden als een verlies aan efficiëntie, maar als de noodzakelijke dagelijkse oefening die je moet doen om in een democratie samen te leven.

Mounir, jij stelt dat het feit dat Tobias bij macht begint meteen het probleem vormt en dat het de verkeerde vraagstelling is. Ik heb daar lang over na moeten denken en ik denk niet dat ik het daar volledig mee eens ben, alhoewel ik denk dat ik de kritiek wel begrijp. De focus op macht laat zien dat we nog altijd in een oud denkpatroon gevangen zitten. Als ik jouw redenering goed begrijp, dan zeg je dat het er niet om gaat wie de macht krijgt, want zolang we ervan uitgaan dat deze bij enkelingen ligt (wie dat dan ook zijn), is dat een herhaling van meer van hetzelfde. Pas als we het veld kunnen denken niet in termen van macht, maar in termen van een horizontaliteit aan pluriformiteit en verscheidenheid, kan er daadwerkelijk iets veranderen.

Met het risico conservatief over te komen, denk ik dat we altijd in machtsstructuren zullen functioneren en vind ik dat niet per se een slecht gegeven. Alles hangt samen met hoe met die macht wordt omgegaan en hoe zichtbaar en bespreekbaar deze is. (En inderdaad dat leidinggevende functies minstens iedere tien jaar zouden moeten rouleren.) We weten niet hoe we over macht moeten spreken, maar al te vaak blijft het de olifant in de kamer. Terwijl het cruciaal is je bewust te zijn van je eigen macht, want alleen dan kan je deze ook uit handen geven en een intrinsieke motivatie ervaren om dat te doen. Pas als je je realiseert wat het betekent voortdurend in situaties van machteloosheid te zijn, altijd een uitzondering te vormen, geïnstrumentaliseerd te worden, te worden betutteld, geen (volledige) invloed te kunnen uitoefenen op hoe je eruitziet, wat je doet, waar en wat je studeert, waar je woont, wie je liefhebt en hoe je liefhebt.

Pas als je je realiseert wat het betekent om voortdurend gecontroleerd te worden, met uitzetting te worden bedreigd, met agressie bejegend te worden door medeburgers en autoriteiten, realiseer je je wat privilege betekent. Namelijk nooit de uitzondering te zijn, nooit bevraagd te worden op je aanwezigheid, voortdurend structuren en systemen tegen te komen die voor jou gemaakt en bedacht zijn, die er zijn om jou te dienen. Als je je maar vaak en diep genoeg identificeert met wat het betekent om niet welkom te zijn, niet beschermd te worden door burgers en overheid, nooit vanzelfsprekend te zijn, dan wil je op een gegeven moment niets anders dan plaats maken en macht uit handen geven.

Ik ben zeer geïnspireerd door de quote van Harold Laswell die je aanhaalt Mounir. Ook in mijn optiek zouden de kunsten een domein moeten zijn waar herverdeling van macht kan en moet plaatsvinden. De kunst kan op die manier niet alleen een correctie vormen op de huidige verhoudingen, maar ook alternatieven tonen waardoor de samenleving in beweging blijft. 

In mijn werk ben ik voortdurend bezig met het scheppen van nieuwe machtsbalansen. Als curator en maker ben ik vaak in de positie anderen een stem te geven. Toch is het cruciaal niet alleen maar op het podium nieuwe machtsbalansen te creëren, ook in de organisatie moet de macht gedeeld of geherformuleerd worden. Daarom initieer ik projecten vaak samen met een co-curator of een mede-maker. Ik geloof in het belang van bruggen bouwen. In plaats van zelf verdwijnen, wil ik liever samenwerken. Precies zoals Mounir zegt, niet om de ene macht door een andere te vervangen, maar om voortdurend te pogen pluriforme samenwerkingen te creëren. Belangrijk daarbij is dat ik niet samenwerk omdat ik denk dat dat moet of dat het zo hoort. Iedere samenwerking komt voort uit een diepe bewondering en enthousiasme voor mijn medemaker of co-curator. Het zijn de expertises, het activisme, de scherpe pen, de geleefde ervaringen en de performatieve vormen waarin deze collega’s werken die me inspireren, nieuwe inzichten verschaffen en de projecten veel rijkere vormen doen aannemen.

Ik realiseer me dat mijn eigen positie en afwegingen transparant maken het risico heeft van verdediging en vergoelijking. Het oefenen in praten over macht en over plaatsmaken zou niet moeten gaan over ‘aan de goede kant staan’, maar over transparantie. We kunnen wel zeggen ‘we geven macht uit handen’ of ‘we maken plaats’, maar hoe doen we dat concreet en wanneer doen we het niet of onvoldoende? Macht corrumpeert concludeerden verschillende geleerden doorheen de tijd, toch denk ik dat er vele voorbeelden zijn van rechtvaardig leiderschap. Niet toevallig vaak bij mensen die uit ervaring weten wat het betekent om geen macht te hebben.

Voor de toekomst van het kunstenveld en de samenleving zou ik alvast twee dingen ten diepste wensen:

  1. Pluriformiteit vormt het uitgangspunt. Elkaar begrijpen is niet langer een vanzelfsprekendheid, elkaar bereiken vormt het nieuwe credo.
  2. Hoe meer we ons verplaatsen in situaties van machteloosheid, hoe meer we bereid zijn macht uit handen te geven. Identificatie met andere posities zou een dagelijkse oefening moeten zijn.

Wordt vervolgd,

Lara

Lara Staal (1984) is curator, researcher en maker en creëert projecten waarbij theater een platform voor politieke reflectie en actie vormt, waarbij er allianties worden gesloten tussen verschillende domeinen.

Mounir Samuel (1989) is auteur, journalist, theatermaker, performance artist en dramaturg die zich inzet voor wat hij een diversvaardige kunst- en cultuursector noemt. www.mounirsamuel.nl

Tobias Kokkelmans (1980) is dramaturg, onder meer bij Operadagen Rotterdam en Muziektheater Transparant. Hij is voorzitter van de adviescommissie voor de Gieskes-Strijbis Podiumprijs.

 

Het gesprek over macht wordt vervolgd op Theaterkrant.nl in een nieuwe rubriek vanaf dit najaar. Ook tijdens Radio Futura worden er uitzendingen aan gewijd.

Dossiers

Theatermaker september 2020