Toen ik begon met studeren aan de Regieopleiding in Amsterdam viel me op hoe studenten en docenten van de school over het theaterveld spraken. Kennelijk bestond er een taal waarin de focus lag op het verkopen van je werk. Dat kende ik niet uit Noorwegen.

Waarschijnlijk had het te maken met de bezuinigingen die in werking traden toen ik een half jaar op de Theaterschool zat. Sommige plekken waar je nog maar een paar jaar geleden terecht zou kunnen komen na je studie werden nu wegbezuinigd. Het voelde alsof de positiviteit en de hoop op een toekomst als theaterkunstenaar sterk bedreigd werden en dat je moest pakken wat je pakken kon. De concurrentie werd sterker in het werkveld en ons werd verteld dat wij onszelf slim moesten positioneren en van elkaar moesten onderscheiden om gezien te worden. Ik merkte dat dit discours een voedingsbodem vormde voor een cultuur van angst. Angst om geen werk te krijgen, angst dat anderen beter zijn, angst dat je niet genoeg contacten hebt, angst om te falen – met verlamming als resultaat.

Maar ik heb ook gemerkt dat het anders kan. Ik zie hoe mijn generatiegenoten kritisch staan tegenover het zogenaamde rendementsdenken in het theaterveld. Een voorbeeld hiervan is de Schaduwploeg, een groep studenten en alumni die dit jaar de opening, het hart en het slot van het ITs Festival overnam. Ik ben bij die Schaduwploeg betrokken omdat ik het fantastisch vind dat een groep jonge theaterkunstenaars samen een nieuwe richting in het veld probeert te scheppen: een alternatief voor de angstcultuur. Natuurlijk zal er altijd concurrentie bestaan in het veld, maar wij moeten artistieke concurrentie niet verwarren met een te grote focus op snel succes en kaartverkoop. Ik geloof dat het rendementsdenken leidt tot risicomijdend gedrag op artistiek én structureel niveau.

Niet iedereen is ervan overtuigd dat het mogelijk is om de huidige rendementscultuur de rug toe te keren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een artikel van Herien Wensink in NRC Handelsblad afgelopen juni, waarin zij het werk van de Schaduwploeg bekritiseerde. Vanuit het perspectief van het huidige theaterveld stelde zij dat wij vroeg of laat moesten accepteren dat het veld nou eenmaal zo is.

Daar ben ik het niet mee eens. Ik hoor bij een generatie die niet zomaar het huidige systeem zal accepteren. Niet omdat wij allemaal radicale dissidenten zijn, maar omdat wij de wereld anders zien. Ik denk dat onze generatie meer solidair met elkaar is. Dat zie ik in hoe wij werken. Bijna iedereen in mijn generatie werkt interdisciplinair. Wij zijn nieuwsgierig naar elkaar en zoeken bewust ontmoetingen op tussen verschillende disciplines en expertises. Ik geloof dat mijn generatie het theaterveld verder kan brengen juist door samenwerkingen aan te gaan.

Dat klinkt waarschijnlijk heel idealistisch – zeker vanuit een studentenperspectief – maar ik geloof dat de idealistische gedachten die te naïef en soms zelfs onmogelijk lijken juist de nodige krachten bezitten om veranderingen teweeg te brengen.

De Schaduwploeg probeerde dit jaar een nieuwe vorm te geven aan het ITs Festival – niet zonder fouten en zeker niet zonder op kritiek te stuiten. Het is eng om je nek uit te steken in een veld waar consensus soms het hoogste doel lijkt te zijn en waar je als jonge maker hoogstens één kans krijgt om je te bewijzen.

Ik hoop dat ikzelf en mijn generatiegenoten minder door angst gestuurd zullen worden. Niet alleen omdat wij artistieke risico’s willen blijven nemen, maar omdat het theaterveld als geheel gevormd moet worden door artistieke bewegingen en niet door hoger rendement. Ik hoop dat de generatie die nu de grote instituten overneemt ook een weg probeert te vinden die meer door solidariteit en minder door angst wordt gestuurd.

Eline Arbo (Noorwegen, 1986) is vierdejaars student aan de Regieopleiding in Amsterdam.

Dossiers

Theatermaker september 2015