Vanaf haar haven op de achtste verdieping van een Rotterdamse toren heeft Chrisje Comvalius een beeldschoon uitzicht op het theaterlandschap dat ze ons wenst. Meer stukken over intimiteit tussen Zwarte personen. Meer vreugde, meer verbeelding. Meer van die ene Grootheid. ‘Romana Vrede brengt sophistication. Altijd! Zelfs’, benadrukt Comvalius, ‘wanneer het script en de regie daar geen ruimte voor bieden.’

Wat ze ook wenst: meer eigenaarschap. Meer studie. Meer verhalen waarin onze pijn niet klinkt als een uitnodiging om aan de rand van onze trauma’s te komen staan, diep in onze wonden te kijken en daar, met de gezichten hangend boven het meer van Zwarte tranen, verliefd te worden op reflecties van witheid. Meer dekoloniaal denkende Zwarte scriptschrijvers, dramaturgen, toneelacademiedocenten én recensenten.

In één van de brieven die gepubliceerd zijn in haar informele autobiografie To Be Young, Gifted And Black schrijft scriptschrijver Lorraine Hansberry: ‘I believe that we can impose beauty on our future.’ Dat opleggen van schoonheid doet me altijd denken aan waar Chrisje Comvalius de personificatie van is en waar ze zo op aandringt bij ons die het voorrecht hebben om van haar uitzicht te mogen genieten: ‘Maak en eis werk dat een weerspiegeling van onze waardigheid is.’ Bij Comvalius voelt acht hoog als on top of the world én diep in de voetsporen. Dat is goed: als onderdeel van de culturele sector hebben we beide nodig om te beseffen wie we zijn. Comvalius, die naast actrice en student ook altijd docent blijft, is één van onze meest waardevolle cartografen van het Nederlandse theaterlandschap. In ons veld toont de geveinsde orde, wiens gevestigdheid het meer moet hebben van illusie dan van impact, ons Mercatoriaanse vervormingen van de Nederlandse theaterwereld. ‘Neem bijvoorbeeld de toneelacademies. Wat ze daar nodig hebben, zijn kritische docenten die hun voeten vegen op de bakermat van eurocentrisme. We hebben curricula nodig die Zwarte en niet-Zwarte studenten van Kleur herkenning en inspiratie bieden. Het zal maken dat we niet met zovelen dezelfde onderwerpen op dezelfde manieren willen bespreken. Een beter aanbod is wat nieuwsgierig zal maken en hoe meer ze leren, hoe meer ze weten. Wanneer je veel weet, wanneer jouw referentiekader groot is, kun je snel schakelen. Je hebt meer te vertellen, meer te verbeelden. Dit is waarom ik zo benieuwd ben naar de opera van Angelo Ormskerk. Hij laat ons en onze leefwerelden op zo’n compleet eigen manier zijn. Iedere keer wanneer ik werk van hem zie of hem hoor praten over dat waar hij mee bezig is, ben ik zo ontzettend trots op hem. Zijn werk is ongekend goed en een voorbeeld van wat we kunnen bereiken wanneer we ons geen kleinheid aan laten praten.’

De voetsporen waarin haar uit verschillende generaties bestaande inner circle staat, zijn diep. Diep-diep. Dieper dan wat het taalgebruik in de gemiddelde subsidieaanvragen en goede voornemens richting inclusiviteit doen vermoeden. Het cv van Chrisje Comvalius neemt ons terug mee naar cabaret en amateurtoneel op Aruba van 1969 tot 1978 en Groep13, de Rotterdamse theatergroep die ze in 1978 oprichtte. Naast oprichter was Comvalius ook een van de actrices en producent binnen het collectief. Dit was ook de periode dat ze bij het Rotterdamse Lantaren/Venster theaterworkshops van onder andere Rieks Swarte, Ton Lutgerink en Leo Hoogenboom volgde. In de jaren tachtig maakte ze, met rollen in onder andere Nos ta bai Hulanda en De familie Wijntak van Frank Zichem, haar entree in de Nederlandse tv- en filmwereld. Ze verhuisde naar Sint Maarten. Na haar zeven jaar bij de St. Maarten Theater Association keerde ze begin jaren negentig terug naar Nederland en speelde ze in series waar vele 35-plussers haar van kennen: Weltevreden op 10, Goudkust, Oppassen! en een trits anderen. Nogmaals… die voetstappen? Diep-diep.
De geveinsde orde heeft Afro-Nederlanders zo lang en dusdanig genegeerd dat de strakgetrokken monden niet eens beven wanneer men anno nu spreekt van ‘nieuwe verhalen’, ‘nieuw publiek’ en ‘een stem geven aan…’ We waren er echter allang. We wisten onze stemmen prima te gebruiken en we maakten al. Comvalius weet dat het bekender raken met de Afro-Nederlandse theatergeschiedenis de verbeelding van veel studenten een impuls zal geven. ‘We dienen ons werk beter te documenteren en we moeten meer doen met dat wat wél goed gearchiveerd is. Ik weet zeker dat er registraties zijn van de stukken waar Romana Vrede, vooral in haar tijd bij het Nationale Toneel, het Onafhankelijk Toneel en Bonheur in speelde. Dat is werk dat bestudeerd dient te worden. Die focus op het werk van Zwarte Amerikanen? Laat eens gaan. Niet omdat het niet goed is, I love it, maar het gaat vaak ten koste van onze belangstelling voor het werk van schrijvers en makers uit landen in het Caribisch gebied, de niet-Caribische delen van Zuid-Amerika en het Afrikaanse continent. We zien het aan hoe we het werk categoriseren. Veel mensen zeggen ‘Antilliaans’ alsof het niet gaat om zes eilanden met ieder eigen identiteiten, eigen artistieke talen, eigen vormen van spiritualiteit. Met zijn werk en door wie hij is, geeft iemand als Angelo Ormskerk me hoop. Dit voel ik bijvoorbeeld ook bij Rellie Telg. Zij zijn zo thuis in onze spiritualiteit en culturen. Wie me ook altijd hoopvol stemt, is Ro Verwey. Ro is een super begenadigd talent die ik op het gebied van dans, acteren en maken zoveel support gun. Toen ze 17 was, viel ze me op bij een auditie en sindsdien volg ik haar met zoveel plezier. Wat een potentie!’

Dit gesprek met haar is exemplarisch voor hoe al onze conversaties zijn: Comvalius weet personen, werken, gebeurtenissen en vooruitzichten feilloos in onze artistieke genealogieën te plaatsen. ‘Obsessies met achievements en de eerste willen zijn, hebben hun weerslag op de tijdslijnen zoals velen van ons die kennen. Het heeft invloed op wie en wat onderdeel blijft van onze collectieve herinneringen en onze algemene kennis. Daarom is het zo belangrijk om namen uit te blijven spreken en werk te blijven benoemen. Zo zorgen we ervoor dat de huldes nergens blijven hangen and that we give credit where credit is due.’

Ik kan me ons eerste gesprek bij haar thuis, jaren geleden, nog goed voor de geest halen. Zelfgemaakte saoto, gemberthee en een referentie-estafette van de literatuur en theaterstukken die we mooi vinden. We zaten diep-diep in het werk van Afro-Caribische schrijvers en makers, op Antigua, Aruba, Ayiti, Curaçao en Martinique toen ze me terug navigeerde naar de Amsterdamse Nes. ‘Ken je Felix de Rooy en Norman de Palm?’, vroeg ze. Uiteraard! Ik herinner me de hartstocht waarmee ze me meer vertelde over het werk van de iconische De Rooy en De Palm maar ook zeker de handreiking in de toon waarop ze me de vraag stelde. Strikvragen en uitnodigingen, beide piepen. Het grote verschil is dat de één een kras is en de ander een kier. Comvalius, die de forever docent blijft, weet precies wiens deuren ze hoe ver opent.
Gevend. Delend. Schakelend tussen de archieven en het nu, de lessen en de hoop. Dit is hoe wij, van wie ze exact weet wie welke soep eet en hoe scherp we onze gemberthee drinken, haar kennen. Dit is die rijkdom waarin we mogen dobberen in onze thuishaven op de achtste. Daar vormen Felix de Rooy, Norman de Palm, Berney Avery, Denis Henriques en Nancy Gould één skyline met Angelo Ormskerk, Meral Polat, Rellie Telg, Kimberley Agyarko, Ira Kip, Ro Verwey, Fjodor Jozefzoon, Daniël Kolf, Giovanni Brand, Werner Kolf, Emmanuel Ohene Boafo en Romana Vrede.

Ons gesprek over Ohene Boafo en Vrede brengt ons op de Theo en Louis d’Or-prijzen. ‘Laat me beginnen bij het gesletene: ze hebben die prijs niet gewonnen… ze hebben het verdiend. Wie tot de conclusie komt dat ze dit aan hun Zwartzijn te danken hebben, weet niet wat het is om vakmanschap te herkennen. Wie ze hun erkenning misgunt en hun echtheid bevraagt, beweegt vanuit de angst voor het werk dat ervoor nodig is om zo briljant te worden. Briljant zijn en alsnog met elke productie beter worden? Dat vergt toewijding, discipline en studie. Dat is wat ik m’n jongeren altijd meegeef: blijf studeren, blijf jezelf uitdagen. Study. Do the work! Volg workshops, lees verschillende boeken en scripts, bezoek voorstellingen. Doe zoveel mogelijk om jullie woordelijke en artistieke vocabulaire te blijven verbreden. En, zoek elkaar op. Vind elkaar. Verdiep jullie in de waarde van mentorschap en de noodzaak van samenzijn. Ik wenste dat ik tijdens mijn carrière een mentor had wiens terugkijken mijn vooruitblik scherp stelde.’ De vraag wat het voor haar betekend zou hebben als ze destijds het podium had gedeeld met Kolf, Vrede en Ohene Boafo ontvlamt een licht in haar ogen. Het is een glans die ik herken van haar verhalen over haar samenwerkingen met Kenneth Herdigein. ‘Oh, mijn God… Alles!’, glimt ze. ‘Ik zou alles afzeggen om met ze te werken. Ik heb ze niet veel te leren maar ik zou ze zo graag willen beschermen tegen alle ruis. Dat zou ik zo graag voor ze op willen vangen. Ik heb genoeg moois meegemaakt om te weten dat de ruis en de afleiding het uiteindelijk niet zullen winnen van de pracht van wat we doen. Maar, wanneer je daar nog middenin zit dan is het fijn wanneer iemand je eraan herinnert dat, aan het einde van de rit, de mijlpalen altijd boven de modder uit zullen steken.’

Ik ben blij dat Comvalius niet geïnteresseerd is in op een zelfportret lijkende mini-memoire: iedere waardige uiteenzetting van haar carrière zou tot ver buiten de kaders van dit stuk lopen. Ook Theater Rotterdam dat op zaterdag 19 maart de deuren opende voor een hartverschuivend, door The Need For Legacy georganiseerd, eerbetoon aan Comvalius zou nachtploegen tekort zijn gekomen als we voor al haar mijlpalen onze sweet time genomen hadden. Maar, sweet was het zeker. We zagen scènes uit Wat zegt die klok, het stuk dat Comvalius in 2003 voor het Ro Theater regisseerde en we smolten toen Dapheny Oosterwolde vanaf een van de bovenste rijen een zucht van herkenning slaakte toen ze een jongere versie van zichzelf spotte. Comvalius, als moeder die zelfs in de meest overvolle speeltuin de klanken van haar kinderen herkent, draaide zich van het scherm naar het publiek en riep: ‘Daphney!’ Daarnaast waren er onder andere compilaties van delen uit Nos ta bai Hulanda (1984) van Frank Zichem, de door Jenny Mijnhijmer geschreven monoloog Ma Stella (2001), Goede Tijden Slechte Tijden waarin ze van 2003-2008 Dorothea speelde en Koeriers, de door Safi Graauw geregisseerde online serie. Dankzij de uitmuntende research van Kimberley Smit van The Need For Legacy konden we zelfs genieten van een zingende Comvalius. Ze gaf in een smartlap een lofzang op de stad, die ze slechts voor één kanttekening onderbrak: uit volle borst noemde ze vanaf het videoscherm Theater Rotterdam het lelijkste gebouw van de stad. Op het podium van die doorn in haar oog keek La Comvalius de zaal in met een gezicht dat herinnerde aan de fameuze NeNe Leakes-meme. Uiteraard waren we het er wel over eens dat, sinds Alida Dors artistiek directeur is, we ons zo graag naar binnen haasten dat we de buitenkant nauwelijks nog zien.

Waar het samenzijn met gemak een middagvullende one-woman-show had kunnen zijn, koos Comvalius ervoor het podium te delen met hen aan wie ze stelt schatplichtig te zijn. Het is exemplarisch voor hoe ze haar proces beleefde en het zich herinnert: als een ik-vorm die altijd in meervoud staat. Ook tijdens deze gesprekken schetst ze zichzelf aan de hand van wat ze ziet in anderen. ‘Wie ik ben en de manieren hoe ik mezelf heb kunnen laten zien, dank ik aan anderen. Er is iets waar ik van overtuigd ben en waarvan ik weet dat het veel mensen woest maak wanneer ik het zeg: acteurs zijn geen kunstenaars. We leven ons in en voeren uit. Wij die ons vak beheersen, beschikken absoluut over een grote vakkundigheid om te creëren. Alleen, dit doen we op een ander level. Niet hoger of lager dan kunstenaars maar dusdanig anders dat we er een betere beschrijving van dienen te geven. Voor schrijvers heb ik het grootste respect dat er bestaat: zij hebben mij in staat gesteld om een vakvrouw te worden. Ik schep niet zelf iets maar wanneer zij iets maken dat ik mooi vind en ik krijg het in m’n handen dan neem ik het compleet in me op. Dat is die wisselwerking. In theater en film zijn het de schrijvers die ons de mooiste fantomen schenken, de regisseurs het verhaal in beelden vertalen en de acteurs die daar ‘levende’ personages van maken.’

Haar wensen voor de toekomst maar ook zeker het nu van ons theaterlandschap hebben niet alleen betrekking op de acteurs en het acteerwerk. Comvalius dringt aan op meer dekoloniaal denkende Zwarte regisseurs, dramaturgen en scriptschrijvers. ‘Kijk naar Romana. Zij is nu nog voornamelijk acteur, maar ze beheerst alles wat met ons vak te maken heeft. Dat zie je aan haar tekstbehandeling en de manieren waarop ze de personages neerzet. Je geeft haar regieaanwijzingen richting het beeld dat je neer wilt zetten en je krijgt het in een nog mooiere, nog betere vorm. Waarom? Omdat ze denkt als een regisseur. Ik ken geen enkele actrice – Zwart, wit of niet-Zwart van Kleur – die dat beter kan dan zij. Van haar repetitieproces tot wanneer ze een stuk voor de laatste keer opvoert, Romana brengt en geeft alles. Ze brengt sophistication. Altijd! Zelfs wanneer het script en de regie daar geen ruimte voor bieden. Stel je voor wat het betekent om haar als regisseur te hebben. Om haar als regisseur een cast samen te laten stellen en een Zwarte vrouw die haar kaliber bij kan benen aan te stellen als dramaturg. Oh my GOD! En’, voegt ze toe, ‘ik denk ook aan Emmanuel [Ohene Boafo] en Fjodor Jozefzoon. Wanneer zij acteren voel ik tot in m’n botten wie ze hopen neer te zetten en wie ze zelf zijn. Emmanuel is briljant en de manier waarop hij met z’n stem, vocabulaire en lichaamstaal weet te schakelen is subliem. Ik zou hem graag willen zien in de titelrol van een held die niet Europees is. Hij was fantastisch in Trojan Wars van Het Nationale Theater maar ik zou hem ook willen zien schitteren in een epic uitgevoerd verhaal over bijvoorbeeld Ghanese geschiedenis.
Voor Fjodor zie ik een grote toekomst in zowel film als theater. Ik hoop dat hij altijd zoveel plezier zal hebben als hij heeft wanneer hij over Kirkou en Karaba de toverheks van De Toneelmakerij praat. Ook hem heb ik gezien in stukken waarbij zijn kwaliteiten als acteur die van de regisseur ver overstegen. Stel je voor hoe iemand die zelfs op die momenten de schittering op weet te eisen het zal doen wanneer hij werkt met de juiste mensen. Ik denk nu ook aan Kimberley Agyarko. Wat een leergierige en mooie actrice. Als zij haar vak zo blijft bestuderen, zie ik haar een tweede Romana worden. Ik hoop dat ze een paar keer mee gaat kijken wanneer Romana de komende coproductie van Well Made Productions en Theater Rotterdam regisseert. Imagine een stuk door Romana geregisseerd stuk waarin Kimberley de hoofdrol speelt. Ha!’, jubelt Comvalius.
 
Zo halen we herinneringen op aan de topprestaties waar we samen getuigen van mochten zijn of waarover we uitgebreid gesproken hebben. Ik weet nog precies hoe ze glom in de foyer van Theater Zuidplein na afloop van het door Ira Kip en Winston Bergwijn geregisseerde Hier Zijn We Koningen. ‘Zoiets’, zei ze die avond, ‘heb ik hier nog nooit gezien!’ Ze nam toen zo mooi haar tijd om de jonge acteurs their flowers toe te spreken. Het was een van de vele momenten waarop ze laat zien dat, voor haar, mentorschap geen wens maar een werkwoord is.

‘Wat ik wens voor de jonge acteurs en makers die ik zo bewonder – van Werner Kolf en Giovanni Brand tot Rellie Telg, Meral Polat, Daniël Kolf en Kimberley Agyarko – is dat ze niet overweldigd zullen raken door dat wat ze aangeboden krijgen. Dat ze de financiële en mentale vrijheid zullen hebben om goede keuzes te maken. En, soms is de beste keuze ‘Neen’ te zeggen.’

Terwijl ze naar haar keuken loopt om haar fameuze gember in te schenken, vraag ik me af hoe ons theaterlandschap eruit zou zien wanneer we het werk van mensen als Felix de Rooy en Norman de Palm diezelfde onuitputtelijkheid zouden toekennen die we bij schrijvers als William Shakespeare, Lorraine Hansberry en August Wilson als vanzelfsprekend achten. Hoe zou het eruit zien wanneer we de ruimte die we claimen voor de Afro-Amerikaanse canon ook zouden opeisen voor klassiekers van Ata Aidoo, Buchi Emecheta, Derek Walcott en Hadraawi? ‘Ik heb hier zoveel geweldige boeken liggen. Denk aan werk van schrijvers als Jamaica Kincaid, Nicole Seitz, Moses Isegawa, Virginia DeBerry en Norma Grant… Laten we,’ stelt Comvalius voor, ‘samen bedenken bij wie we welk boek vinden passen. Dan geven we ze weg, oké?’ Oké!

Tijdens het eerbetoon van Chrisje Comvalius in Theater Rotterdam sprak haar nicht en Bijlmer Parktheater-icoon Ernestine Comvalius onder meer de volgende woorden:

Tante Chrisje is de blaka rosu
met fluwelen doornen
Gedistingeerd tegendraads
prikt door maskerades
door onrecht in schaapskleren
Zij is sprankelend bronwater
Dochter van mijn oom Louis 

In de lofrede ter ere van het leven van James Baldwin schreef Toni Morrison: ‘Jij gaf ons onszelf om over na te denken, om te koesteren.’ En, zo voelen de conversaties met Comvalius voor mij. Zowel haar zachtheid als haar scherpte zijn geworteld in het verlangen dat we elkaar koesteren. Ze wil dat we niet overleven maar leven. Dat we ons, in plaats van tevreden, vervuld en verlicht voelen. Dat we ons gedragen voelen én dat we elkaar dragen. Hardop, uit volle borst. Elk gesprek met Chrisje Comvalius is een affirmatie van waar ik zo stellig in geloof: het Nederlandse theaterlandschap dient dusdanig te veranderen dat, wanneer het gaat het om verhalen die (deels) gaan over Zwartzijn, de eigenheid en het bijbehorende eigenaarschap niet de opluchting en verademing, maar de regel dienen te zijn. Daar wordt, ruim 57 jaar nadat Comvalius zich hier als lid van het Nijmeegse Studententheater De Klokkenberg voor het eerst voor inzette, nog steeds voor gestreden. Voor degenen die op de toneelacademies, op de bühne en in de andere delen van onze arena blijven strijden voor een sector die ons waardig is, heeft ze een dringend advies: ‘Hoge bomen vangen veel wind. Maak jullie stam groot!’

Foto: Beck Delude

De titel van dit artikel is een knik naar de voorstelling die Chrisje Comvalius met het door haar opgerichte theatercollectief Mikanto maakte.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met The Need for Legacy.

Dossiers

Theaterkrant Magazine zomer 2022