In drie afstudeervoorstellingen van toneelschoolstudenten ziet cultuurwetenschapper Jasmijn van Wijnen een gedeelde visie op de wereld.

De vorige keer dat de aarde verging vroeg God Noach een ark te bouwen en kwam alles goed. Nu is het weer zover. De aarde is een bomgordel en we dragen hem allemaal.

Recent zag ik de voorstelling NOACH, door de afstuderende acteurs van ArtEZ toneelschool in Arnhem. De hierboven beschreven PR-tekst stuurde mijn blik richting een post-apocalyptische situatie waarin een zondvloed aanleiding is om opnieuw een ark te bouwen. Zeven acteurs dobberen rond op een in de verbeelding gebouwd vlot, vissend naar herinneringen uit het verre en recente verleden. Hoewel ze een denkbeeldige horizon tegemoet kijken, lijkt die vooralsnog niet in zicht. Als echte metamodernisten varen de personages, acteurs én makers richting een horizon die zij nooit zullen bereiken.

Het is deze geïnformeerd-naïeve attitude waarvan ik denk dat deze typerend is voor de nieuwste generatie theatermakers. Het werk van de makers uit deze generatie – mijn generatie – kan niet meer beschreven worden in de termen die twintig jaar terug de boventoon voerden. Het lijkt erop dat het postmoderne cynisme van de jaren tachtig en negentig heeft plaatsgemaakt voor een nieuwe hang naar idealisme. Aan de hand van drie zeer uiteenlopende afstudeerproducties die ik vlak voor de zomer zag, zal ik proberen te schetsen hoe deze nieuwe hang naar oprechtheid zich manifesteert. Zie het als een oefening in het in kaart brengen van een nieuwe tijd in het theaterlandschap.

De millenials die afzwaaiden, groeiden op in een postmoderne samenleving en zij lijken postmoderne strategieën in te zetten om verder te bewegen. Tijdens mijn bezoek aan de afstudeervoorstellingen Nomaden van Sam Scheuermann (Toneelacademie Maastricht), The Dreamers van Charli Chung (Toneelacademie Maastricht) en NOACH (ArtEZ Toneelacademie Arnhem) viel mij op dat deze acteurs en makers weer voor concepten als zingeving, identiteit en vrije liefde kiezen. Die begrippen en waarheden die in het postmodernisme al lang dood verklaard zijn, pogen zij weer nieuw leven in te blazen.

In het themanummer van Theatermaker ‘De zombies komen’ (zomer 2016) schreef Marijn Lems al over de oscillerende beweging tussen ironie en oprechtheid die het metamodernisme in de kunsten karakteriseert. Hij baseerde zich op het werk van cultuurwetenschappers Timotheus Vermeulen en Robin van den Akker. In hun artikel Metamodernisme: ironie en enthousiasme tegelijkertijd voor Vrij Nederland (2016) leggen Vermeulen en Van den Akker uit dat ‘het gevoel dat nu heerst onder een jonge generatie kunstenaars, politici, activisten en schrijvers – of dat nu gerechtvaardigd is of niet – [een gevoel] is dat het schip aan het zinken is en dat we opnieuw een eiland moeten kiezen om aan land te gaan.’ NOACH deed me denken aan deze metafoor, waarin de personages op zoek zijn naar een nieuw eiland aan de (imaginaire) horizon.

The non-place

Een glazen hokje vult de verder sobere ruimte waarin een kluwen van mensen zich om een bankje heeft gedrapeerd. Langzaam komt er leven in deze museale opstelling – deze menselijke beeldhouwkunst – en blijken de in elkaar gestrengelde personen slechts reizigers op hun reis van A naar B. De moderne Odysseus reist niet meer per boot, maar per vliegtuig, trein of metro. Sam Scheuermanns Nomaden speelt in op dit gegeven van de reizende mens. Haar glazen hokje verwijst naar die welbekende ruimte op het perron, de bushalte of bij de tram: die plek waar je reiziger bent, de plek die verder dan dat weinig van betekenis is: de non-place.

In zijn Non-Places: An Introduction to Anthropology of Supermodernity (1992) beschreef de Franse antropoloog Marc Augé de exponentiële groei van ‘non-places’ als karakteriserend voor zijn tijd. De non-place was volgens hem een product van de tijd die hij de ‘supermoderniteit’ noemde, zijn bewoording voor het postmodernisme. De non-place is in essentie altijd een plaats van transitie, een tijdelijk verblijf, een tussenstop in je reis van A naar B. De betekenisloze ruimte is het resultaat van consumentisme en kapitalisme: functionele en homogene ruimtes om grootschalig te reproduceren. Scheurmann speelt in haar voorstelling met dit gegeven; als een letterlijk citaat van Augés non-place, verwijst het glazen hok in Nomaden naar de leegte van het bushokje waarin wij slechts reizigers zijn. Maar Scheuermann beweegt voorbij deze postmoderne homogenisering van identiteit. Zij laat haar reizigers de non-place op een nieuwe manier beleven. Ze geeft het hokje opnieuw betekenis door de reizigers hier een thuis te laten zoeken en laat het publiek de reizigers opnieuw een identiteit toekennen. ‘We vliegen van baan naar baan, van huis naar huis, van de ene relatie in de andere. En toch is er dat verlangen om ergens thuis te komen.’

De terugkeer van de utopie

In een interview met Vrij Nederland, beschrijft Timotheus Vermeulen het metamodernisme als een tijd waarin een nieuwe generatie voortdurend bezig is met het initiëren van verhalen die op de een of andere manier van betekenis zijn, maar desondanks gedoemd zijn om te mislukken. Vermeulen heeft het hier over Urban farming, Occupy en de Maagdenhuisbeweging, maar ook van de rechtse kant kan gedacht worden aan GeenPeil, Forum voor Democratie enzovoort: kortstondige bewegingen zonder grote ideologische programma’s, die wel iets bijdragen aan een waarheid waar op dat moment heilig in geloofd wordt. Dat het kortstondige samenkomsten zijn, wil niet zeggen dat ze minder van betekenis zijn. Het gaat om een terugkeer van de grote verhalen, die gepaard gaan met nieuwe vormen van actievoeren. Ze zijn minder all-in, maar daarom niet minder waard. Het is niet langer het één of het ander, zo schetst Vermeulen. Je kunt steeds opnieuw positie kiezen, na het ene eiland uitgewoond te hebben, reis je door naar het volgende.

Charli Chungs bewerking van The Dreamers (een film van Bernardo Bertolucci uit 2003) speelt zich af tegen de achtergrond van de Parijse studentenrevolte van 1968. In dit decor creëren broer en zus Théo en Isabelle en vriend Matthew een mini-universum waarin vrije liefde centraal staat. Niet gek dus, dat het bed zo’n prominente rol inneemt in het toneelbeeld. Sterk taboedoorbrekend, ontstaat een (incestueuze) driehoeksrelatie die gevoed wordt door een gedeelde liefde voor cinema. Ze spelen filmscènes na, vanuit een nostalgie voor de vervlogen tijden die de oude Cinémathèque hen brengt. Het spelelement (raad je de film niet, dan volgt een seksueel getinte opdracht), maakt dat deze fascinatie gekoppeld wordt aan seksualiteit. De nostalgische pastiche van het naspelen van bekende filmscènes wordt de aanleiding voor het creëren van een hermetisch afgesloten universum. Ze creëren tegen beter weten in een mooiere wereld, ondanks de bittere realiteit die soms naar binnen probeert te glippen. De drie studenten zijn zich meer dan bewust van hetgeen dat zich buiten de muren van het appartement afspeelt, maar ze bedenken een spel om zich op een haast kinderlijke manier te verliezen in hun eigen wereld. Ze handelen vanuit een geïnformeerde naïviteit; met een bewustzijn voor de onrust in de stad pogen zij een uitweg te vinden door zich hiervan af te sluiten. Dit blijkt kortstondig. Wanneer de opstanden letterlijk hun bubbel doorbreken, mengen zij zich in deze realiteit. Pragmatisch idealisme is waar zij zich aan vuil hebben gemaakt: Théo, die uitgesproken tegenstander van fascistisch geweld was, is uiteindelijk degene die een Molotov cocktail ter hand neemt.

Imaginaire horizon

De ironie van het postmodernisme zit in ons DNA, zo schreef de Amerikaanse essayist en schrijver David Foster Wallace. We kunnen er niets aan doen, als die ene waarheid wordt verkondigd bestempelen we deze meestal als slechts een mening, of één mogelijk perspectief. Oprechtheid is hierom een performance, eentje die we vol moeten houden, willen we verder kunnen blijven gaan. Een vorm van geloven ter wille van vooruitgang, van beweging. Er ontstaat een oscillerende beweging, de kinderen van deze tijd willen schommelen tussen ironie en oprechtheid, hoop en melancholie, toekomstdenken en nostalgie, naïviteit en geïnformeerdheid, geloven en weten. Scheuermann laat haar personages een thuis zoeken in een ruimte waarvan ze weet dat deze bij uitstek betekenisloos is. In The Dreamers wordt met het besef van de onrust in de stad een eigen universum gecreëerd, een haast kinderlijke utopie, een bubbel die met een steen door de ruit uit elkaar knapt. De ene overtuiging maakt plaats voor de volgende. Het gaat om de daad van kiezen met het besef van nog zoveel meer opties, een geloof tegen beter weten in.

NOACH is een totaal andere voorstelling dan Nomaden, ook The Dreamers verschilt in vorm en inhoud van de andere twee. Maar zoals literatuurwetenschapper Raymond Williams de term ‘gevoelsstructuur’ gebruikt om te beschrijven hoe het is (‘voelt’) om in een bepaalde tijd te ‘zijn’ (als datgene wat er – wanneer je kunstwerken analyseert, ze helemaal uit elkaar trekt – naast de verschillende onderdelen overblijft dat er door niemand bewust in is gestopt), zo neem ik in deze voorstellingen ook een overkoepelende gevoelsstructuur waar; iets dat in de voorstellingen resoneert. Het gaat om een sensibiliteit van steeds opnieuw positie kunnen kiezen, na het ene eiland uitgewoond te hebben, reis je door naar het volgende. We verblijven niet meer in het mijmergebied tussen verschillende eilanden in, er wordt weer gekozen voor één richting, hoe kortstondig die koers ook wordt aangehouden.

Was er geen horizon voor Noach/NOACH, dan was hij ook niet vooruit gevaren. Zonder horizon is er geen richting en geen beweging. Het werk van bovengenoemde makers laat zich niet alleen karakteriseren door een besef dat deze horizon is vervaagd, maar ook door een poging om – tegen beter weten in – in het bestaan ervan te geloven, ter wille van een vooruitgang. De naïeve geïnformeerdheid viert hoogtij, aldus de PR-tekst van NOACH: ‘zeven acteurs houden niet van doen alsof. Ze staan klaar om de aarde echt te redden. Eén teken van hogerhand is genoeg. Een fietsband plakken kunnen ze niet, maar een ark bouwen is vast niet zo moeilijk.’ NOACH schotelt ons een metaforische verbeelding van een nieuwe gevoelsstructuur voor. Let us try to make another world, is waarmee de voorstelling met zang als rondom een kampvuur afsluit. Naïef? Ja. Maar als we zelf maar proberen te geloven in die in de verbeelding geschetste horizon, dan kunnen we in ieder geval één richting op varen.

Foto: Suzanne Ophof

Jasmijn van Wijnen heeft een bachelor Cultuurwetenschappen (met minor theaterwetenschap) en is nu masterstudent Dramaturgie.

Nomaden is nog te zien in het Jonge Harten Theaterfestival, 17 t/m 25 november in Groningen.

Dossiers

Theatermaker oktober 2017