Het lijkt alsof we met de diversiteitsdiscussie voortdurend opnieuw beginnen, constateert Likeminds’ Jarrod Francisco. Met een kritisch oog beziet hij de diversiteitseis bij de meerjarige subsidies, en trekt zijn conclusies. Fluïditeit zal de nieuwe stap zijn. Daar gaat de wereld van nu over.

Ik ben slaaf én slavendrijver.
Ik ben winnaar én verliezer
Als ik mij voorstel, zie ik mensen denken.
Hoe kan een Marokkaan zo’n Hollandse naam hebben?
Ik ben een dubbelbloed.
mijn moeder is Nederlandse.
mijn vader komt van Curaçao.
Ik voel me geen van beide.
Jungle fever. Een kind van gemixte ouders. Dat is wat ik ben. Ik behoor niet tot de 1 noch de ander.
(uit: Spuug van God, voorstelling in ontwikkeling van Willem de Bruin bij Likeminds)

In de huidige subsidieronde was de code ‘culturele diversiteit’ voor de meerjarige subsidie een harde eis. Ik zou een pleidooi willen houden voor diversiteit niet als dwang, maar als ruimte, als mogelijkheid waarvoor organisaties die hier intrinsiek mee bezig zijn, middelen kunnen krijgen. We zouden moeten zeggen: die diversiteitseis geldt niet voor iedereen. Want nu is het een wassen neus. Zolang het niet intrinsiek en vanzelfsprekend is en er geen tussentijdse verantwoording met financiële gevolgen wordt afgelegd, zullen we dezelfde discussie opnieuw en opnieuw voeren. En dat wordt, eerlijk gezegd, nogal vermoeiend.

Wij, Ontwikkelplek Likeminds, zitten voor het eerst in de BIS, zowel in de landelijke als de Amsterdamse basisinfrastructuur. Daar zijn we trots op. Het is een terechte erkenning voor het werk dat er de afgelopen zeventien jaar is verzet door deze organisatie en voor de urgentie van onze visie door de jaren heen. Likeminds gaf talenten als Sheralynn Adriaansz, Dilan Yardakul, Sef, Akwasi, Saman Amini, Fahd Larzaoui, Nasrdin Dchar, Samora Bergtop, Ira Kip en veel anderen de kans om uit te groeien tot de gezichtsbepalende culturele figuren die ze nu zijn.

Likeminds heeft dat altijd gedaan vanuit een diepgewortelde overtuiging dat er zoveel mogelijk andere verhalen en uitgangspunten verteld moeten worden, door makers die elders (te) weinig kansen krijgen. Als Likeminds zijn we in deze subsidieronde gezegend. Maar terwijl de subsidiënt over diversiteit praat, zijn wij al een stap verder. Wij zoeken juist het gebied op buiten het zwart-wit denken, buiten de vastgestelde kaders. Daar waar het onderscheid niet simplistisch gemaakt kan worden. Onze makers komen uit alle windstreken en de voorstellingen die ze maken passen in een breder discours dan we hier in Nederland gewend zijn. Ik ga ervan uit dat we vanwege die kracht in de BIS zijn gekomen en niet omdat de subsidiënt daarmee aan zijn ‘diversiteitsplicht’ heeft voldaan.

Deze week moest ik denken aan Animal Farm van Orwell en de bekende uitspraak: ‘Some of us are more equal than others’. Er is al heel lang een klein hoekje gereserveerd voor ‘diversiteit’. Het is al dertig jaar 3 procent van het kunstbudget. Als ‘urban/cultureel divers’ nog steeds een niche categorie is, wat is er in al die jaren dan eigenlijk echt veranderd? Zijn wij en andere gelukkigen alleen een doekje voor het bloeden? Bij de beoordeling van andere gezelschappen, zeg Dood Paard, De Warme Winkel of Wunderbaum, wordt ook niet gedacht: daar hebben we er al eentje van. Dus als we allemaal gelijk zijn, dan moeten we niet alleen gelijk beoordeeld worden maar ook dezelfde kansen hebben.

Ik hoop dat wij gesubsidieerd worden vanuit onze unieke waarde als ontwikkelplek, vanuit onze betekenis voor makers en voor het veld. Ik wil dat die autonome kracht wordt gezien en er geen stempel op ons hoofd staat met ‘cultureel divers’.

Als er een ongeschreven maximum percentage zit op het budget dat voor ‘cultureel divers’ wordt uitgetrokken komen we als samenleving geen stap verder. Het huidige systeem leidt ertoe dat kunstinstellingen de waarheid naar hun hand zetten over hun intrinsieke waarden. Waarom zou je niet kunnen zeggen: dit is mijn doelgroep en die is nul divers, dit zijn mijn makers die zijn ook niet divers want daar ligt niet onze focus – maar wees daar dan eerlijk in, geen gelul. En voor de duidelijkheid: die instellingen zouden wat mij betreft dan ook gewoon geld moeten krijgen.

Er wordt heel hard op diverse borsten geslagen, maar als je de passages van sommige gezelschappen leest over hun verhouding tot het diversiteitsvraagstuk, zie je wat voor farce het eigenlijk is. Het overzicht passages uit de BIS-beleidsplannen over diversiteit (dat na een WOB verzoek is in te zien op Rijksoverheid.nl) maakt duidelijk hoe weinig instellingen zich echt verhouden tot die vraagstukken en hoe ze ermee wegkomen.

Als de motivatie om diversiteit als kernpunt aan te merken niet intrinsiek is, gaat het zich de komende jaren wreken, omdat een aantal grote instellingen ermee wegkomt, en na wat schijnbewegingen gewoon verder gaat met business as usual. 

Wat ik verder in het ‘diversiteitsgesprek’ enorm mis, is het besef van wat geweest is. Van wat allang is opgebouwd en met het badwater is weggegooid. Het lijkt alsof we met deze hele diversiteitsdiscussie voortdurend opnieuw beginnen. Ik hoor niemand meer over Rufus Collins, terwijl die in de vroege dagen van Cosmic spraakmakend theater maakte. Nadine Laverne was haar tijd ver vooruit, Made in da Shade heeft een aantal belangrijke stappen gezet in dit hele proces. In de discussies lijken deze makers nooit te hebben bestaan. Documentair theater begon daar, maar werd toen weggezet als community theater.

 Twintig jaar geleden heb ik de discussie over vertegenwoordiging al met de theaterscholen gevoerd. Docenten geven daar al veertig jaar les op basis van honderden jaren westerse theatergeschiedenis. Dat is hun waarheid, en dat is de waarheid waarop studenten getoetst of aangenomen worden. Dat mechanisme zie je ook terug bij beleidsmakers. Vierhonderd  jaar westerse theatergeschiedenis en twintig jaar ervaring in het veld, en die commissieleden vraag je opeens om anders (zonder vooroordelen) te kijken naar het veld. Natuurlijk kunnen ze dat niet. Het kader waarmee je de hele wereld bekijkt, het hele fundament van je bestaan binnen die wereld, kun je toch niet zomaar weggooien? Daar moet een bewustzijn over komen en dat moet in de verschillende geledingen van organisaties worden bewerkstelligd. Laten we er op zijn minst een eerlijk gesprek over voeren. Er moet veel beter over beleid en de uitvoering daarvan nagedacht worden. Dat geldt voor beleidsmakers, en voor theaters en voor stadsgezelschappen. 

Ik word nu misschien gezien als iemand die een voorvechter is van de zwarte cultuur, maar het is niet zo dat ik je werk goed vind omdat jij zwart bent. Ik steun je omdat ik weet dat Nederland fundamenteel racistisch is. Als je zwart bent en je probeert ergens binnen te komen, is dat heel erg moeilijk. Ik heb een groot aantal mensen moeten helpen om gezien te worden, om gehoord te worden. In eerste instantie word je geweigerd omdat je ‘divers’ bent. Maar ik help iemand alleen verder omdat ik zie dat hij/zij heel erg goed is. Zwart zijn is niet het criterium voor mij.
Het per definitie niet snappen en het daarom geen kans willen geven, daar zit een probleem. Bij heel veel plekken zit geen werkelijke kennis om iets of iemand een kans te kunnen geven. Om je dan vervolgens te verschuilen achter ‘kwaliteit’ is bullshit.

Avant-garde vanuit de zwarte gemeenschap bestaat pas als het wordt gezien/beoordeeld door de witte gemeenschap (positief of negatief). Een beweging heeft pas bestaansrecht als deze wordt gezien door de dominante cultuur. Je ziet pas hoe heftig dat is op het moment dat het gebeurt. De reactie op de demonstratie Black Lives Matter op de Dam is een goed voorbeeld: Een week lang gaat het over het gevaar van besmetting, over Femke Halsema en over Akwasi. Het gaat niet over waarom die 15 duizend mensen daar staan. De dominante cultuur stuurt weg van de hoofdzaken waarop ze het ongelofelijk moeilijk vindt te reflecteren, richting bijzaken die wel passen in haar denken.

Er wordt zwart-wit gedacht, en dat maakt het, ook voor een groot aantal makers, lastig. Terwijl we het zouden moeten hebben over nu, de wereld van nu, waarin heel veel jongeren niet meer in die hokjes passen. Sterker nog, ze schoppen die hokjes omver. Ik zou zo graag willen dat de discussie zou gaan over onze voorstellingen Spuug van God (Willem de Bruin) en Beige (Sheralynn Adriaansz), die vertrekken vanuit een niet bestaande tussenkleur; ze zijn niet zwart en niet wit.

Heel veel kids in Amsterdam moeten kleur bekennen, zonder dat ze weten wat hun kleur is. Mensen die zwerven tussen twee werelden en zich nergens thuis voelen, of misschien juist overal. Niet wit, niet zwart. Wat moet ik tegen mijn kinderen zeggen als ze worden gedwongen om kleur te bekennen? Je bent zwart en je hoort vanaf nu niet meer bij je witte moeder en haar familie? Tegen mijn neefje die een Antilliaanse vader en een Marokkaanse moeder heeft? Tegen mijn achternicht die een Antilliaanse vader en Poolse moeder heeft?

Hopelijk worden we als ontwikkelplek beoordeeld op Spuug van God en Beige, voorstellingen die een dialoog aangaan tussen dat zwart en wit denken. Vanuit de overweging: ik besta, maar niets in de discussie gaat over mij.

Likeminds zit misschien wel in de doos van 3 procent, waarin we worden neergezet als zwarte cultuur. Maar we willen ons niet langer laten inperken, laten labelen met etiketten die gisteren al verouderd waren. Fluïditeit gaat de nieuwe stap zijn. Daar gaat de wereld van nu over. Ik zie het aan mijn eigen zoons, die opgroeien in een Amsterdam dat niet meer gebonden is aan strikte regels over gender en afkomst, zij maken deel uit van een hoopgevende generatie, die over dat focking oordeel, over die beperking, heenstapt.

We gaan niet langer stelling nemen op basis van oudtestamentische regels. Ik ben wit, jij bent zwart, jij bent slaaf, ik ben voor zwarte piet, ik ben…jij bent… Wij nemen allebei stelling, terwijl de hele samenleving nu fluïde is, zoals te zien en horen valt in het citaat van Willem de Bruin waar ik dit stuk mee opende. Onze voorstellingen hebben juist die fluïditeit als basis. Weg van het fundamentalistische denken, weg van de smorende rigiditeit.

Wij als Likeminds willen ruimte scheppen voor al die verhalen die nu niet verteld worden, voor verhalen waar tot nu toe heel weinig voor ruimte was. De wereld is in beweging, en het theater moet meebewegen, zich mee laten voeren door de fluïditeit die de jongste generatie kenmerkt en die discussies over zwart-wit, over diversiteit, over man-vrouw, over binariteit ver achter zich laat. 

1 juli 2020

Jarrod Jason Anthony Francisco-Stuart, algemeen directeur Likeminds
25 procent West-Afrikaans
25 procent Arawak oorspronkelijk inheemse bevolking die heen en weer pendelde tussen Venezuela en de Antillen tot Alonso de Ojeda de eilanden ontdekte in 1492
12.50 procent Schots tussenhandelaar in mensen
12,50 procent Joods Portugees handelaar in mensen op het eiland
12,50 procent Duits echte liefde tussen een witte vrouw en zwarte man 120 jaar geleden
12,50 procent Nederlands vervoerder van mensen

Dossiers

Theatermaker september 2020