Waarom zou ik in hemelsnaam willen recenseren, vroeg Emilie van Heydoorn zich af. Door bepaalde mythevorming rondom de criticus, gepaard aan een overdaad aan eurocentrisch perspectief, bleef voor haar de recensent en diens werk verborgen achter een rookgordijn. Een intensieve zoektocht leverde inzichten op.

Deze wereld is niet voor mij. En dat is oké?

Van 3 tot 11 september 2022 nam ik deel aan het traject Nieuwe Stemmen in Theaterkritiek, een samenwerking tussen Theaterkrant en het Nederlands Theater Festival. Via dit traject konden nieuwe schrijvers zoals ik hun intrede maken in de wereld van recenseren.

Ik leerde kritisch te kijken naar het vak en vooral naar de reden waarom ik mij niet altijd welkom heb gevoeld om zelf aan de slag te gaan met recenseren. ‘Een kritische blik moet je ontwikkelen, die krijg je niet cadeau’, stelde prof. dr. Gloria Wekker ooit. ‘Hoe wij naar zaken kijken en erover praten is lang geleden in ons culturele archief opgeborgen. Vierhonderd jaar kolonialisme heeft sporen nagelaten in onze huidige samenleving’, zo zei ze in een interview op platform Nieuw Wij. Dit is niet anders voor recenseren. Wat geschreven wordt, wie waar over mag en kan schrijven, en op welke manier je tot die geschreven tekst komt, zegt veel over wie de ruimte krijgt en wie niet. Je blik, ervaring en perspectief zijn onlosmakelijk verbonden en zeggen iets over hoe je hebt leren kijken naar anderen en vooral naar jezelf. Recensies hebben mij een inkijkje gegeven in hoe ‘de recensent’ de wereld ziet. Een wereld waar ik mijzelf niet in terug zag.

Als deelnemer aan het traject Nieuwe Stemmen mocht ik met vijf andere deelnemers uit diverse disciplines en werkvelden voorstellingen bezoeken tijdens het Nederlands Theater Festival. In bijeenkomsten wisselden we ervaringen uit, en perspectieven, ontmoetten we diverse gastsprekers en konden we onze blik op het werk van de maker en het vak van recenseren bevragen en onderzoeken. We spraken als nieuwe recensenten met elkaar over waarom we de wereld van recenseren niet als toegankelijk hebben ervaren, wat ons tegenhoudt om het werk te doen en hoe wij het zelf zouden willen zien. We begonnen het traject met een fundamentele vraag, namelijk ‘waarom ben je hier?’ Een vraag die in mijn ogen elke recensent zich zou moeten afvragen. Dit heeft invloed op hoe je jezelf maar ook jouw werk als recensent positioneert in een groter maatschappelijk debat. Met deze vraag begon mijn zoektocht als nieuwe schrijver in een wereld waar ik zonder ‘ingang’ moeilijk grip op kon krijgen. De wereld van recenseren was mij eigenlijk compleet vreemd. Niet in de zin van het bestaan daarvan maar vooral inhoudelijk was het niet transparant. De recensies die ik las (de toon, de stijl, taal, woordkeuzes, en hoe er geschreven wordt over het werk van makers van kleur) waren niet uitnodigend of inclusief. Sterker nog, het liet een hiërarchisch en normatief denken zien.

Ik las recensies en dacht over de recensent: ‘Maar wie ben jij? En vanuit welk perspectief en referentiekader schrijf je?’ Na vele recensies leek deze vraag onbeantwoord te blijven maar eigenlijk was dat niet zo. Tijdens het traject konden we de stem van de recensent uitpluizen en bevragen. ‘De recensent’ liet juist een heel duidelijk beeld van zichzelf en een groter systeem zien. Van de sporen van een koloniale manier van denken, een hiërarchische manier, komende vanuit een ongelijkwaardig systeem en vanuit een neutrale, universele positie die tekst na tekst gereproduceerd werd.

In recensies zijn de verschillende historisch bepaalde ideeën, houdingen en gevoelens tegenover mensen van kleur duidelijk te lezen. In die teksten las ‘de recensent’ als de neutrale, objectieve westerse stem. Een die universeel is en over de kennis en skills bezit om over alles te kunnen schrijven en een mening te hebben. Het leveren van kritiek had daarin een negatieve connotatie waar sterretjes gebruikt worden om het werk van makers onderuit te halen of op te hemelen. Een mythe van een universele waarheid van de recensent gemixt met een overvloed aan het eurocentrisch perspectief resulteerde voor mij in een ongrijpbaar rookgordijn rondom de recensent als persoon en rondom het werk dat een waardevolle bijdrage zou kunnen leveren aan een maatschappelijk debat.

Dus waarom zou ik dit doen?

Mijn initiële gevoelens richting het vak van recenseren maakten door Nieuwe Stemmen deels ook plaats voor nieuwsgierigheid. Ik raakte geïnspireerd door vragen als ‘kun je als recensent bijdragen aan het doorbreken van die mythe van objectiviteit en universaliteit?’ De ruimte die geboden wordt in het traject om het gesprek aan te gaan met andere schrijvers maar ook met makers en publiek is in mijn ogen  ssentieel voor de verdere ontwikkeling van mijn werk. Hiermee is het niet een statisch vak waar je je aan moet conformeren, maar een vak dat ruimte kan bieden om dingen anders te doen. Het biedt ruimte om na te denken over hoe ik schrijf, waarover ik schrijf en waarom ik schrijf. Zou je het kunnen benaderen als een  wandeling, zoals Ernestine Comvalius beschrijft in de essaybundel De Wandeling of kan het een kritische liefdesbrief zijn, zoals beschreven door Simone Zeefuik in haar keynote in het traject of een proces waar meer mensen op verschillende manieren onderdeel van kunnen uitmaken zoals Paars Paars laat zien – het nieuwe platform voor niet-Eurocentrische kunstkritiek dat voor en door zwarte makers en schrijvers wordt vormgegeven. Op dit platform is alles welkom van een artikel tot een instapost tot een podcast. Voor mij breekt dit een ruimte open die ik zelf als schrijver van kleur niet voelde om te schrijven of om te reflecteren op het werk van diverse makers. Het is een prachtig voorbeeld van het bevragen van de normatieve blik en de kennis van waaruit geschreven wordt. In mijn zoektocht en door mijn deelname aan het traject kwam ik tot de fundamentele conclusie dat ik als recensent niet los sta van mijn context en referentiekader. Los staan van deze context is een illusie en pretendeert een universele en objectieve blik te brengen die niet bestaat.

Kortom, mijn beeld is gaandeweg veranderd, maar de noodzaak om steeds te reflecteren op de positie van de recensent is relevanter geworden. Ik doe geen poging om het vak van recenseren te herdefiniëren maar door middel van mijn zoektocht meer handvatten aan mezelf en andere schrijvers van kleur te geven om een weg te vinden naar het vak van recenseren. Hierin zal ik mij blijven afvragen of het koloniaal denken inherent is aan het werk van de recensent en of er een andere manier te vinden is om niet met het schrijven een dualistisch en hiërarchische systeem van exclusie te reproduceren.

Wat mij aanspreekt en hoe ik kijk naar mijn werk nu uit wat geleerd heb uit het traject Nieuwe stemmen in Theaterkritiek is dat mijn recensie een conversatie kan zijn met de maker of het werk van de maker, of de issues en thema’s die naar boven komen in het werk. Daarin heb je natuurlijk ook de taak om accuraat te zijn in wat je omschrijft. Als ik geloof dat ik als recensent met mijn werk een conversatie aanga dan is het belangrijk om nieuwe manieren van samenwerken te creëren die hier ruimte voor bieden. Dus ik zou pleiten voor deze spaces waar we met elkaar in gesprek kunnen over de grotere context waarin wij ons werk kunnen doen. Niet uitsluitend voor schrijvers van kleur maar voor iedereen die ‘durft verder te kijken’ en het systeem te bevragen. Samen kun je nadenken over welke vormen die ruimte kan aannemen in de praktijk. Een ruimte bieden betekent ook dat we kritischer gaan kijken naar hoe we het proces van recenseren vormgeven. Het betekent iets voor hoe we ‘kritisch’ leren te zijn of de ‘kritische blik’ aanleren zoals prof. dr. Wekker aangeeft.

Als nieuwe medewerker van Theaterkrant heb ik het afgelopen half jaar diverse voorstellingen bezocht. Mij is de noodzaak opgevallen van de ruimte die nodig is, vooral binnen voornamelijk witte organisaties om te sparren, te bevragen en te verdiepen. Hierin is het van belang om de schrijver te ondersteunen en op te vangen in die ontwikkeling zodat ingezet kan worden op een langdurige binding met het vak. Om je te kunnen ontwikkelen als schrijver maar ook om het debat verder te brengen is het essentieel om te reflecteren met vakgenoten en daarbuiten. Hoe representeer je bepaalde tradities, kunstvormen, disciplines, gemeenschappen? Welke woorden gebruik je om iets te beschrijven? En hoe plaats je wat je ziet en in een grotere context? Het blijft een conversatie. En hoe je de conversatie aangaat zegt iets over jouw positie en jouw stem als recensent, die niet neutraal, niet objectief en zeker niet universeel is. Ik ben zoekende in hoe ik dat in het werkveld vorm zal geven en dat blijft de uitdaging maar de conversatie is het uitgangspunt.

En wellicht is op sommige vlakken het vak niet voor mij, en dat is oké.

 

Beeld: Kwame Kwanzaa

Dossiers

Theaterkrant Magazine juni 2023