1873

… waarvan ’t goede succes alleen te danken is aan de samenwerking van ieder tot alles, tot het geheel, dat én in het totaal én in ieder deel moet aanwezig zijn; waar geen kunstenaar boven den anderen zoo schitteren mag, dat hij alleen op den voorgrond komt en zijn medespelers in schaduw stelt.
(A. Wm. Jacobson over ‘De individualiteit van de tooneelspeler…’, in Het Nederlandsch Tooneel, jrg. 2)

1948

Drie Engelsen, een acteur, een theaterdirecteur en een technicus, zijn bezig een ‘theater op wielen’ te bouwen. Op vier voormalige RAF-trucks, wordt het theater voornamelijk van aluminium en hout geconstrueerd. Het theater bestaat uit twaalf man, t.w. acht spelers, een zakelijk leider, een technisch leider, een chauffeur en een kok… Elk lid van het gezelschap krijgt £ 7,- per week.
(Uit de rubriek ‘Van overal’ in Toneelschild, jrg. 3, nr. 8/9)

1959

Wat de onvergetelijke en onvervangbare Cor Ruys deed – verwant aan Chaplin en de commedia dell’arte-spelers -, was eigenlijk soms een subliem ‘schmieren’: hij veranderde het stuk, tekst en rol ten bate van een geheel eigen, fantastische creatie die telkens met nieuwe spelvondsten werd verrijkt. Het is de vraag of men dergelijke vrijmoedigheden nu nog zou accepteren, gewend als men is aan goed afgewogen voorstellingen onder strenge regie.
(Ben Albach over ‘Improvisatie op het toneel’ in Het Toneel, jrg. 80, nr. 5/6)

1967

Seks is nog steeds een van de moeilijkste terreinen.
(Julian Beck van de Living Theatre in gesprek met Ruud Engelander in het toneel|teatraal, jrg. 88 nr. 6)

1972

De meeste moeilijkheden heeft de afdeling gehad met het advies over deze groep. Ze was de eerste die zich destijds meldde voor het op een nieuwe en andere wijze onderzoeken van de relatie tussen akteur en toeschouwer, van het funktioneren van het toneel en van de mogelijkheden van de akteur, die in de opleiding geaktiveerd maar vervolgens te vaak genegeerd worden. Hun zakelijke organisatie, samenwerking, gebouw, publiciteitsverzorging etc. hebben steeds een goede indruk gemaakt en de verwachtingen hoog gespannen doen zijn. Een konfrontatie met hun improvisaties is echter zeer teleurstellend geweest… De afdeling adviseert, Werkteater nog een jaar toe te staan als voortzetting van het experiment en niet als gezelschap, waarin vooral de relatie met het publiek verder uitgewerkt zal worden in een zo groot mogelijk aantal konfrontaties. Over een jaar zal de afdeling desgewenst opnieuw advies uitbrengen, afhankelijk van de verdere plannen van de groep.
(Max van Rooy bespreekt ‘de slag om de toneel-subsidie’ in Mickery Mouth, jrg. 2, nr. 18)

1986

Na vijf jaar kwam een einde aan de collectieve werkwijze. De thematiek (machtsverhoudingen al dan niet tussen de sexen, communicatiestoornis) is met deze nieuwe kleine-zaalproduktie niet veranderd. Ricardo en Lilian hebben van het begin af een stempel gedrukt op het collectief. Elsa van der Heijden en Jan van Opstal wilden de zachtere kant op, maar dat sprak eerstgenoemden niet aan.
(Yvonne Beljaars in gesprek met het Danserscollectief in Notes, jrg. 1, nr. 8)

1999

Er wordt veel gepraat bij ’t Barre Land, over de rollen en de tekst van de voorstelling, over de beelden die ze daarbij in hun hoofd hebben, over het licht dat alleen maar van hier of daar kan komen, over het affiche, over klapschaatsen, over wat we eten, over weer een marginale subsidie die ergens uit een wethouder moet worden gewrongen en hoe de wereld verandert als je een kind krijgt. Ze werden vorig jaar in een Vlaamse krant nog een praatgraag clubje genoemd. Daar werd binnen de groep langdurig over gepraat.
(Luc Dewaele in Theatermaker, jrg. 3, nr. 5)

2006

Wij werken collectief omdat wij geloven in het beste idee. Een samenwerking waarbinnen iedereen volledig meedenkt levert volgens ons de beste voorstelling op. Dit neemt niet weg dat iedereen binnen deze samenwerking een eigen kracht of specialisatie heeft. Collectief urenlang praten over de kleur van een broek werkt averechts.

Wunderbaum en ‘leven’ zijn voor ons natuurlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wij ervaren dat als iets fantastisch dat tegelijkertijd erg vermoeiend is.

(Uit het manifest van Wunderbaum in TM, jrg. 10, nr. 5)

2013

‘Wij veranderen van een ad-hocgezelschap naar een echte organisatie. Tot nu toe werkten we meestal als collectief. Elien als speler en regisseur, Martin Franke als componist en muzikant, Inez de Bruijn en ik als speler, en vaak ook nog met Gienke Deuten als gastregisseur. We zochten alles samen uit op de vloer, dat zal nu gaan veranderen. Elien en ik gaan voorlopig niet meer spelen.
(David van Griethuysen (Het Houten Huis) in gesprek met Brechtje Zwaneveld in TM, jrg. 17, nr. 5)

2021

‘Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot crews, families, communities, om samen ergens voor te gaan. Daarom is Wu Tang Clan een voorbeeld voor mij. Dat waren ook allemaal individuen: iedereen had zo zijn eigen skill. Als gezelschap, als crew, veroverden ze de wereld. Dat kan en wil ik niet in mijn eentje doen. Mijn verhalen hebben we ook wel gehoord inmiddels. Er zijn zoveel andere interessante verhalen te vertellen, alleen al hier in Rotterdam.’
(Tjon Rockon in gesprek met Tobias Kokkelmans in Theaterkrant Magazine, jrg. 142, nr.1)

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2021