1951
Mijn persoonlijke overtuiging is echter, dat de combinatie van toneelspel en technische registratie in karakter dusdanig uiteenlopen, dat wij haast moeten maken met een vijftigjarige herdenking, omdat anders de film zichzelf gaat overleven in een algemene teleurstelling, die reeds merkbaar is aan de geringe waardering, ook van het niet kunstzinnige publiek en het dalend bioscoopbezoek.
(Rico Bulthuis in ‘Film, het zorgenkind van deze eeuw’ in Toneelschild, jaargang 3, nr. 8/9)

1969
Sommige schouwburgen laten zelf kleine affiches drukken. Als blikvanger fungeert soms een vast embleem, zoals dit van de Stadsschouwburg Zwolle. Of een pictogram.
(René Solleveld uit het Marktonderzoek promotieactiviteiten Schouwburgdirecties in Toneel Teatraal, jaargang 90, nr. 2 )

1976
Alles wat toetert, blaast, zingt, peppert of knerpt moet in die tent bezig zijn. Amateurs, fanfare, harmonie, film- en fotoclubs, zendamateurs… De huursituatie is flexibel en dat is moeilijk voor de gemeente. Het ‘scharrelen’ wordt steeds moeilijker. De gemeente wil ‘onrechtvaardigheden’ voorkomen. Maar ik wil een aandeelhoudersvergadering een hogere huur kunnen vragen dan voor het jaarlijkse buurtfeest van de Oosterpoort, waarnaar het gebouw vernoemd is, een schipperswijk, waar een traditioneel kinderfeest is met accordeons en ontzettend veel jenever.
(Ruud Engelander en Ritsaert ten Cate spreken met Freek Bloemers, directeur Stadsschouwburg Groningen, en Ton Post, directeur de Oosterpoort, in Toneel Teatraal, jaargang 97, nr. 3)

1980
Kaartjes afgehaald in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag, die, geheel en al verlaten, gastvrijheid bood aan een in de hal geïmproviseerd lokethuisje. (Mismoedige gedachte: binnen afzienbare tijd zijn al die schouwburgen en culturele centra daar nog goed voor: als vertrekpunt naar exotischer oorden.)
(Ben Hurkmans bezoekt Zomergasten op locatie in de verlaten villa Clingendael tijdens het Holland Festival in Toneel Teatraal, jaargang 101, nr. 7)

1984
Reys: ‘Pas nu even op, wij hebben allemaal de neiging om bij vrije producenten te denken aan die paar bekende commerciële jongens. Maar de grootste groep in dat aanbod is die van producenten van veel kleinere dingen, mensen die soms een beetje subsidie hebben om iets te maken. De zaken dan verder door het land sleuren is absoluut voor eigen risico in termen van transport, sejour en salaris.’
Lommerse: ‘Waarvan vaak niet eens sprake is.’
(Mieke Kolk en Neil van der Linden in gesprek met negen schouwburgdirecteuren: Jan Reys, Frans Lommerse, Krijn Boon, Tom Odems, Toni Porring, Gerrit ter Horst, Frans van der Veen, Nico van Gelder en Berend Boudewijn in Toneel Teatraal, jaargang 105, maartnr.)

1994
Steeds centraler in het debat van vandaag komen de schouwburgen te staan, die tot nu toe slechts marginaal zijn meeveranderd. Aan de ene kant is daar de terechte zorg om de daling van de publiekscijfers, een zorg die door de schouwburgen, de politiek en de toneelmakers wordt gedeeld. Tot nu toe wordt de last voor de oplossing van dit probleem voornamelijk bij de toneelmakers gelegd, per maatregel of al dan niet bindend advies. Zonder er rekening mee te houden dat het toneel zich met steun en hulp van de overheid in de laatste 25 jaar wezenlijk qua inhoud en vorm heeft veranderd en daar het publiek met die verandering is meegegroeid, wordt er impliciet gepoogd invloed uit te oefenen op de wijze waarop toneelmakers hun kunst aan de man brengen. Alles ten bate van de kijkcijfers. Maar het zouden eigenlijk de schouwburgen moeten zijn, die er immers voor moeten zorgen dat hun bakken vol zitten. Of als dat niet gaat, misschien die bakken zouden moeten aanpassen aan de nieuwe eisen die het toneel stelt.
(redactioneel Paul Binnerts in Toneel Theatraal, jaargang 115, nr. 2)

2006
Wij [de gesubsidieerde theatergezelschappen] zaten zo’n acht jaar geleden nog op dertig procent podiumbezetting, nu zitten we op vijftien procent, bij ongewijzigd beleid gaan we door naar vijf procent. (…) We hebben te weinig een crisisgevoel. Een deel van de familie [de VNT] voelt die crisis en spreekt die ook uit, maar een ander deel kijkt weg, wil die crisis niet zien. (…) Dus zullen we de crisis moeten versnellen om haar te overwinnen.
(Constant Meijers interviewt Jan Post in TM, jaargang 10, nr. 1)

2007
Alleen in jeugddans is de vraag groter dan het aanbod.
(Anita Twaalfhoven in TM, jaargang 11, nr. 6)

2009
‘Het circuit is in zichzelf gesloten,’ stelt Lambers. ‘In de kleine zaal van de schouwburg trekken vergelijkbare voorstellingen meer publiek dan bij mij.’ ‘De trend van het locatietheater hebben wij aan ons voorbij laten gaan,’ vult Van der Putten aan, ‘en ook bij het succes van de zomerfestivals hebben wij nauwelijks een rol gespeeld. Terwijl daar die betrokkenheid bij het aanbod juist wel slaagt. Maar als in de Verkadefabriek – die juist gebouwd is om dat festivalgevoel mee te nemen en een omgeving te bieden waar je kunt kiezen – mensen op de bonnefooi komen, gaan ze uiteindelijk altijd naar de film.’
(Simon van den Berg in gesprek met Harm Lambers en Jan van der Putten in TM, jaargang 13, nr. 4)

2015
Het vlakkevloertheater stevent regelrecht af op een crash.
(Robbert van Heuven in TM, jaargang 19, nr. 3)

Samenstelling: Floortje Bakkeren

Dossiers

Theatermaker december 2015