Levendige discussie met de helaas niet zo talrijke aanwezigen 1). Een regenachtige zondagmiddag in Rijswijk 2)

A: Waarom maken wij theater? 3) Het toneel is voor schrijvers woest en ledig geworden. Het lijkt wel of auteurs en acteurs elkaar zijn kwijtgeraakt, of er geen wisselwerking meer is.  4) Je vraagt je voortdurend af pikken ze het nog? 5) Ik ben weleens bang geweest dat toeschouwers een granaat naar het podium gooien. 6)

B: Toen Shakespeare stierf in 1666 was het toneelspelen zelfs in Stratford verboden. Zijn sterfdag werd niet eerder in het openbaar herdacht dan eerst 150 jaar later. Zelfs toen werden zijn stukken hier niet opgevoerd. Niemand minder dan David Garrick zelf, de grootste Shakespeare-vertolker, organiseerde dansen, banketten en vuurwerkers… maar geen stukken! 7) Waarom moeten we Faust kennen? 8)

A: Op de vraag waarom dan toch? Kun je alleen maar antwoorden: omdat ik niet anders kan. Omdat ik gedreven word. 9) Een variant van deze invuloefening met ‘waarom’ of ‘waartoe’ is ook de vraag: ‘waar vandaan’? 10) Naar mijn mening is het niet doenlijk één van de drie geschetste benaderingsmethoden in zijn algemeenheid te prefereren. 11)

B: Het kader van de ‘echte’ theatrale situatie in de postmoderne ironische speelstijl, of de omkaderende idee bij het egodocumenttheater dat we ons nog kunnen verhouden tot de werkelijkheid van de maker, is in een aantal recente voorstellingen totaal verdwenen. 12) Even was je de weg kwijt, even was alles vergeten, even leefde je in de structuurloze wereld van je verbeelding. En dan komen we in het theater. 13)

A: Niet alle wegen leiden naar Loenersloot. 14) Weet je zeker dat we niet verdwalen? 15) We moesten gewoon maar ’s theater maken en er niet zoveel over praten, hoor ik vaak zeggen. 16)

B: Laten we alsjeblieft nadenken. 17) Daarvoor moet je uit de ratrace stappen. Pas op de plaats maken. Fundamenteel in de war zijn. 18)

A: Goed ik zal eerste Nietzsche lezen, om verder te kunnen praten. Ach het is vast geen straf en ik houd eigenlijk toch niet van het strand. 19)

A: Gaat u op reis? Vraag dan inlichtingen bij Auto Reisburo Vagero. 20)

1: Verslag van bijeenkomst in Utrecht door A.J. van ’t Veer in het toneel*teatraal 1970 jaargang 91, nr.1

2: Cor Blok over de nota d’Ancona in Notes 1992 jaargang 7 nr.6

3: Gerard Mortier in TM 2006 jaargang 10, nr.7

4: Ben Stroman in Het Toneel 1961 jaargang 82, nr. 3

5: Anita Twaalfhoven in gesprek met Allan Zipson in Theatermaker 2001 jaargang 5, nr. 10

6: Angelica Lidell in gesprek met Kester Freriks in TM 2013 jaargang 17, nr. 8

7: Anthony Quale in Toneelschild 1949 jaargang 4, nr. 8/9

8: Oscar Kocken in reactie op Mortier in TM2006 jaargang 10, nr. 8

9: Kees van Iersel over toneelspelen in Het Toneelschild1950, jaargang 5, nr. 3

10: Hans van den Bergh over toneelspelen inTM2002, jaargang 6, nr. 9/10

11: Karel Muller over toneelspelen in het toneel|teatraal1966 jaargang 1 nr. 1

12: Fanne Boland en Robbert van Heuven over de verdwenen realiteit in Theatermaker2016 jaargang 137, nr.3

13: Oscar van Woensel over tijd in TM1999 jaargang 3, nr. 8

14: Tickery Tape in Mickery Mouth1970 jaargang 2, nr. 4

15: Gerrie Bleijenberg over interculturaliteit in Toneel Teatraal1996 jaargang 117, nr. 1

16: Tickery Tape in Mickery Mouth 1971 jaargang 3, nr. 5

17: Jan Ritsema in gesprek met Marian Buijs in TM2004 jaargang 8, nr3

18: redevoering Annemarie Prins in TM2000 jaargang 4, nr. 3

19: Neil van der Linden antwoord Robert Steijn in T.T.1985 jaargang 106, nr.7

20: annonce in Toneelschild1949 jaargang 4

Dossiers

Theatermaker mei 2019