Een nieuw seizoen, een nieuw stuk. Dit seizoen gaat mijn eerste grotezaalvoorstelling in première: een heel nieuwe Romeo en Julia. Één waarin de rol van voorouders een grote rol speelt. Dit schrijfproces is tot nu toe gevuld met heel veel ideeën, en tot een maand geleden voor mijn gevoel met eindeloze mogelijkheden om dit repertoirestuk in dramaturgie af te breken en een nieuw verhaal over liefde, voorouders en een chosen family te brengen. Ik zit in een hyperfocus op mijn personages en het verhaal, en heb weinig denkruimte voor andere dingen.

Sinds een jaar weet ik dat ik ADHD-I heb (vroeger heette dit ADD). Dat betekent dat ik soms wegdroom terwijl ik een gesprek voer, dat ik overmatig veel ideeën heb die vaak door elkaar lopen en soms in een hyperfocus terecht kom als ik me met mijn hele wezen aan iets wil wijden. Het betekent ook dat ik me niet goed kan focussen in drukke ruimtes en in gesprekken soms observerend overkom. Tien jaar geleden onderging ik de ADHD-tests voor het eerst, maar toen zei mijn psycholoog dat ik te goed functioneerde voor een diagnose. Ik was nog te aangepast aan Hollandse nuchterheid en wenselijk gedrag om daar tegenin te kunnen gaan. Een deel van assimilatie is namelijk ook: ‘zo min mogelijk opvallen, terwijl je blijft presteren’ vrij te vertalen in ‘functioneren voor biculturele kids’.

Ik heb dit lijf met ADD of ADHD-I altijd gehad, het duurde alleen tien jaar om verschillende psychologen te overtuigen van het feit dat goed functioneren niet betekent dat daarachter niets bestaat. Weten dat dit de reden is waardoor ik ‘anders’ denk, is van belang nu ik toneelschrijver ben, omdat ik mijn belevingswereld communiceerbaar moet maken in mijn stukken. En dat proces is soms best ingewikkeld uit te leggen in een wereld vol repertoire dat is gebouwd op eenheid van tijd, plaats en handeling.

Ik heb door die traditie en door de assimilatie de overvloed aan ideeën leren reguleren en soms maskeren. In het schrijven van toneelstukken kan ik dat reguleren niet altijd. Als ik schrijf en alleen ben met mijn personages; met het stuk; met de woorden, is mijn denken vrij en mijn ADHD ‘los’. Dit deel van mijn proces noem ik: chaos-tijd, maar eigenlijk zou ik het liever dans-tijd willen noemen. Dat klinkt alleen wel als het speelkwartier voordat de serieuze peuteryoga begint. Chaos-tijd is een handig woord om mijn belevingswereld uit te leggen aan anderen, maar voor mij is dit helemaal geen chaos. Hoe we in de samenleving vaak doen alsof we het ritme van het leven allemaal hetzelfde ervaren, vind ik veel chaotischer.

ADHD wordt vaak gezien als iets dat in de weg zit, maar de rijkdom ervan en wat we ervan kunnen leren, is niet vaak onderwerp van gesprek. Natuurlijk is het soms ook een gevecht met mijn eigen fantasie. Toch ervaar ik het vooral als vrijheid nu ik meer kan begrijpen van hoe ik denk, in plaats van mijzelf zelfs in mijn eigen denken en schrijven aan te passen naar iets dat altijd vanuit neuro-typische logica te begrijpen is.

In mijn ervaren van de wereld zit veel beweging en om een meerstemmig en gelaagd stuk te schrijven moet ik die veelheid toestaan te bestaan, alvorens ik het terugbreng naar een geheel dat communiceert met een toeschouwer. Toen ik hier eenmaal over ging praten met vakgenoten, hoorde ik van veel regisseurs en schrijvers: ‘dat heb ik ook’. Dan rest mij toch de vraag: hoe zullen we repetitie- en schrijfprocessen invullen als we die chaos-tijd een plek kunnen geven in een maakproces?

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2023