Na dertien jaar coördinatorschap bij de Regie Opleiding neemt Aram Adriaanse op 13 december met een regiedebat afscheid in Maastricht. Of hij al weet wat er hierna gebeurt? ‘Geen idee, als ik terugkijk valt me op dat er zo vaak toeval in het spel is in die aaneengesloten reeks van betrekkingen. Er zal wel weer iets gebeuren neem ik aan.’ TM kijkt met hem achterom.

In Aram Adriaanse huist een heel pakket aan theatrale invloeden, van mentoren, van ervaringen bij gezelschappen en theateropleidingen, vanuit een schier oneindige reeks stukken die hij ensceneerde, zowel bij professionele gezelschappen als met studenten. Hij komt in aanraking met multicultureel theater, verbreedt letterlijk en figuurlijk zijn horizon. Een ideaal profiel voor iemand die een regieopleiding leidt. Hoe werkt die bagage door op de Toneelacademie Maastricht, welke denkbeelden zet hij daar in? Hoe relevant of vergankelijk is dat allemaal? 

Aram Adriaanse (1954, Breda) werkt vanaf 1999 als spel- en regiedocent bij de Toneelacademie in Maastricht, vanaf 2007 leidt hij er de Regie Opleiding. Talloze studenten gaan en komen, ‘In dit vak lijkt het lang alsof je in een gelijkwaardige positie bent, maar inmiddels zou ik van de meesten hun grootvader kunnen zijn.’ Niet dat hij vindt dat hij afgedaan heeft, maar het is wel tijd voor nieuw bloed, voor doorstroming. Juist in de hechte gemeenschap die deze opleiding is en waar veel docenten het zo lang volhouden.

De bakermat van Aram is streng en gereformeerd. Hij is zevende in een rij van tien kinderen, in een gezin van gezagsgetrouwe, gelovige mensen, oorspronkelijk uit Zeeland. Aram groeit op in Breda, het gezin verhuist naar Nunspeet als hij 12 is. Hij voelt zich eenling, huist veel in dat wat hij later in zijn werk essentieel vindt: de verbeelding, de kracht van de fantasie. Aram is de enige in het gezin die de kunsten in wil. Het theater. Dat de aula van het Christelijke Lyceum Nassau Veluwe ook de schouwburg van Harderwijk is, scheelt. Hij verzamelt foto’s van acteurs en maakt praatjes met spelers, start correspondenties met de coryfeeën van die tijd, Wim Sonneveld, Ina van Faassen. 

Hij realiseert zich nu dat er destijds, in die levensfase geen ruimte was voor verbeelding. ‘Ik zocht daar toen erg naar, dat er meer moest zijn dan de realiteit zelf.’ Van de lagere school herinnert hij zich leerkrachten die ‘zonder dat ik dat begrip toen al kende, homoseksualiteit uitstraalden.’ Op de middelbare school inspireert de eigenzinnigheid van de leraar Nederlands – het kan toch anders. 

Heel vroeg, nog maar zestien, doet hij auditie op de toneelschool in Amsterdam. ‘Ik kleedde me in de trein om, trok hippe kleding aan.’ Die kleding doet het hem niet, te jong oordelen ze. Zijn ouders attenderen hem op een vooropleiding aan het Christelijk Cultureel Studiecentrum in Rijswijk. Eerst maar een christelijke aanloop voordat zo’n jong iemand helemaal ontspoort, schetst Adriaanse de houding van veel ouders. Mensen als Huub Stapel en Johanna ter Steege beginnen daar, evenals zijn latere collega spel- en regiedocent in Maastricht, Mieneke Bakker.

Aram woont nog steeds in Utrecht, de stad waar hij in de vroege jaren zeventig op de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar wordt ingewijd in theater. ‘Het was achteraf gezien vooral een levensschool, niet zozeer een vakopleiding. Omdat het allemaal vakmatig niet zo strak was, was er juist ruimte om in een breed artistiek kader je eigen weg te gaan. Veel mensen zijn op allerlei plekken in het theater terechtgekomen. Ik zat in de klas met Loes Luca, een jaar onder mij zat Adelheid Roosen.’

De Akademie is de eerste opleiding voor docent drama in het land, in een tijd dat politiek vormingstheater in opkomst is, als tegenhanger van de traditionele repertoiregezelschappen – die net de Aktie Tomaat over zich heen hebben gehad. Het is de tijd van theater voor specifieke doelgroepen, veelal vanuit een linkse ideologie en het jeugdtheater ontwikkelt zich enorm. 

Terugkijkend herinnert Adriaanse zich vooral de inspirerende lessen van de docent vormgeving, de Vlaming Rudi Corens, over Commedia dell’arte. Grote projecten die voerden naar veldwerk in de straten van Venetië. Teunke en Arend Hauer – de ouders van Rutger – brengen hem op een liefdevolle en speelse manier in aanraking met de Grieken. Vanuit een schoolproductie start Aram theatergroep Piek en vindt hij in café De Bastaard een podium om geëngageerde stukken te brengen, met acteurs – aanvankelijk alleen mannen – veelal van de Akademie. Improvisatie rond een thema, vanuit bagage van acteurs aan rollen werken, dat is hoe hij begint te maken, al tijdens zijn opleiding. Om daarna als regisseur uiteindelijk een flinke repertoirelijst op te bouwen.

Adriaanse voldoet nog een tijdje aan het beeld dat zijn ouderlijk milieu hem meegeeft – doen wat je denkt dat zo hoort: hij heeft jarenlang een vriendin, woont ook samen en komt daarna uit de kast. Hij glimlacht daar zelf nu om, ‘je bent op een bepaalde manier geprogrammeerd zo lijkt het en bij ons thuis bestond homoseksualiteit niet, terwijl ik op de Akademie al wel omringd werd door dat fenomeen.’

De boog van Adriaanse spant van de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht in de jaren zeventig tot aan de Academie in Maastricht. Daartussen trekt hij een spoor langs tal van theaterinitiatieven, eerst in Utrecht, daarna Den Haag (De Appel) en Amsterdam (De Nieuw Amsterdam). In Utrecht is hij bij veel opbouwwerk betrokken: als programmeur bij de start van De Blauwe Zaal in de Utrechtse Stadsschouwburg, daarna als artistiek leider bij Utrechts Theaterplatform, dat later De Paardenkathedraal gaat heten en nu Theater Utrecht. 

De bezieling voor repertoire, voor de weg naar andere werelden via de fantasie, loopt via tal van eigen regies en enkele stages, onder meer in Parijs bij Ariane Mnouchkine en daarna ook Erik Vos en Gerardjan Rijnders – allemaal in de jaren tachtig. Kijken bij totaal contrasterende meesters leert hem dat er veel verschillende routes leiden naar de kern van een stuk. Het draagt beslist bij aan zijn focus voor het werk met regiestudenten: ‘Het gaat in dit vak over een helder idee hoe je wil werken. Daarom vraag ik studenten op de Regie Opleiding dingen op te schrijven die voor hen op dat moment van belang zijn. Zo begint het idee over hun eigen methode. Dat is echt een persoonlijk verhaal. Je moet leren je eigen voorwaarden te scheppen, de omstandigheden waarin je het beste functioneert. Je bent een goede regisseur als je op de juiste plek zit.’

Die juiste plek, dat blijkt allesbehalve het geval als hij in 1996 artistiek leider wordt bij De Appel in Den Haag. Het lijkt een goed vervolg, via de stage bij Erik Vos had hij geproefd aan een theateratmosfeer vol hem bekende invloeden: Commedia dell’arte, fysiek spel, circus. Daarna had hij er succesvolle gastregies gedaan. Maar de werkelijkheid van het artistiek leiderschap is weerbarstig. ‘Die organisatie bestond echt tot in alle haarvaten bij hoe Vos dat had gevormd. Hij bleef in het bestuur. Pioniers in huis houden, dat is ingewikkeld. Achteraf bezien zeg je dat ze het toen beter hadden kunnen opheffen.’ Aram vertrekt verwond, maar ‘die wond is later een litteken geworden en zelfs dat is nu verdwenen.’

Direct daarna volgt zijn – veel gelukkigere – periode bij De Nieuw Amsterdam. ‘Goed dat je na zo’n incident ‘aan het stuur blijft’. Ik dacht toen echt ‘ik kan het niet’. Herinner me nog dat een acteur bij De Appel zei dat ik meer met mijn vuist op tafel had moeten slaan maar Eric Schneider, die ik regelmatig heb geregisseerd, zei: ‘Maak je geen zorgen, goede regisseurs zijn overal nodig’.’

In Amsterdam treft Adriaanse een gezelschap en opleiding in één. De Nieuw Amsterdam (DNA) is het eerste professionele multiculturele theatergezelschap in Nederland, in 1986 opgericht door de charismatische, radicale theatervernieuwer Rufus Collins, een Afro-Amerikaan die samen met het Living Theatre – een anarchistische theatertroep uit New York – in de jaren zestig uitwijkt naar Europa. DNA heeft een opleidingstak met een missie: ITS (Internationale Theater Scholing) DNA moet voor meer kleur op de Nederlandse podia zorgen.

Adriaanse geeft in die tijd ook al les in Maastricht en zorgt er samen met zijn collega Yvette Fijen voor dat studenten van ITS DNA de weg vinden naar die opleiding. ‘ITS DNA was voor veel acteurs van kleur een cruciale verbinding tussen waar je vandaan komt en die plek waar je misschien wel naartoe wil maar die je nog helemaal niet kent of waarvan je niet zou weten of je daar past. Akwasi ging van ITS DNA naar Maastricht, omdat wij hem daarin aanmoedigden.’

In Amsterdam ervaart Adriaanse van dichtbij de impact van acteren met een andere taal in je lijf. De inspiratie ook van andere talen en culturen. ‘We gingen regelmatig voor projecten naar de Antillen, werkten samen met een theaterwerkplaats daar. Zoveel mensen met talent, die schitterden in het Papiaments, maar in het Nederlands was het opeens een heel ander verhaal.’

Een samenwerking van DNA met een groep in Zuid-Afrika confronteert hem met de wezenlijk andere praktijk in dat land. ‘Half-grappend zeiden ze daar dat de enige geldige reden om niet te kunnen repeteren was, als je met aids in het ziekenhuis lag. Echt met heel weinig veel doen. Die sterke noodzaak om iets op toneel te willen zetten, het directe contact met het publiek, de humor en de energie.’

Het inspireert Adriaanse voor de aanpak in Maastricht. Met weinig veel kunnen doen, of zoals Shakespeare dat zegt: ‘Alles kan als niets bestaat’. ‘Dat slaat voor mij op heel veel dingen. Als je het met een tafel kunt, met een klein budget, is er veel mogelijk. De verbeelding, het besef dat er ander gedrag bestaat dan alleen dat wat de realiteit voorschrijft, dat is de waarde van ons vak. Je verrijkt de fantasie en daarvoor heb je geen dure spullen of techniek nodig, dat kan met niets.’

Adriaanse geniet juist de laatste maanden van dat besef dat je in het klaslokaal alles kunt doen wat van belang is. Werken vanuit de eenvoud is in Maastricht tot een didactisch model verheven.

Dat zijn jaren bij de vooropleiding van DNA in Amsterdam hem zo dierbaar zijn, komt ook door persoonlijke ervaringen. In de tijd dat zijn vader overlijdt heeft Aram Adriaanse enorme steun aan een man op de opleiding, een marron (afstammeling van het binnenland in gevluchte tot slaafgemaakten). ‘Ook diens vader was overleden, in Suriname. Het was zo troostend dat hij concreet vormgaf aan zijn rouwverwerking, langs de, door rituelen, voor hem heel tastbare band met zijn voorouders. Dat is bij ons allemaal zoveel afstandelijker.’ 

Het anders zijn, de eenling die daarmee worstelt, het komt als thema terug in de regies die Adriaanse in retrospectief bezien relevant vindt. Werk van Brecht, Oscar Wilde, geen Griek of Shakespeare, vooruit één Molière. ‘De ontkenning van de ander vind ik toch het grootste onrecht dat mensen vaak wordt aangedaan. Niet voor vol worden aangezien. Niet worden gezien.’ Een uitspraak die natuurlijk ook slaat op mensen van kleur, op onderscheid en onbegrip vanwege culturele verschillen.

Adriaanse spreekt liefdevol over de bijzondere atmosfeer van de opleiding in Maastricht: ‘Je zit hier bij elkaar met een overzichtelijk aantal mensen in een toch vrij geïsoleerde plek. Zeker in vergelijking met de andere opleidingen. Een kleinschalige setting, waarbij de kantine feitelijk het belangrijkste lokaal is. De huiskamer. Daar ontstaan samenwerkingen, gaat nieuws rond. Er is veel meer samenwerking tussen de verschillende afdelingen dan bijvoorbeeld in Amsterdam.’

Ondertussen ziet hij het vak van theater maken de afgelopen decennia enorm veranderen. ‘Het vraagt nu om een veel flexibelere houding en kennis van tal van aspecten. De opleiding performance is een gevolg van die veranderingen.’ Hij legt dat beeld naast dat van toen hij nog student was op die andere akademie: ‘In vergelijking met wat wij toen maakten – hij spreekt resoluut van bagger – is deze generatie zoveel beter, hun werk heeft zoveel meer kwaliteit.’ 

Los van die enorme veranderingen in de praktijk blijft Adriaanse de ambachtelijkheid van het vak aanhangen. Dat is terug te zien in de inrichting van de Regie Opleiding: met de eerstejaars werken aan scènes uit klassieke teksten, in het tweede jaar ‘aan de boog van een heel stuk, rolverdeling, ensemblewerk.’ Pas daarna gaan mensen hun eigen richting op. Adriaanse citeert choreograaf Hans van Manen: ‘techniek maakt vrij’. ‘Ik geloof daar echt in. Ik bied studenten handvatten waarmee ze technisch aan de slag kunnen met de bedoeling om zich autonoom te voelen. Die technische vakkennis kun je daarna inzetten voor jouw doel. Ambachtelijkheid is geen ouderwets soort degelijkheid maar een route naar vrijheid.’

Adriaanse heeft de studentenpopulatie in toenemende mate divers zien worden. Het klassieke onderscheid tussen de typische student van Amsterdam, Arnhem, Utrecht of Maastricht is vervaagd en er is meer kleur de school binnengekomen. Aram spreekt vol lof over Akwasi die hij nauw is blijven volgen: ‘Dat is voor mij zo’n voorbeeld van wederzijdse inspiratie, hij heeft wat aan mij gehad, maar inspireerde mij weer enorm met zijn taalgebruik, zijn maatschappelijke inzet en zijn daadkracht.’ Adriaanse zit in het bestuur van de omroep Zwart, het initiatief van Akwasi en filmregisseur Gianni Grot, voor een omroep van kleur.

In 2019 werd er binnen de Academie wat betreft diversiteit geopperd om een aantal fte’s vrij te maken, voor gekleurde docenten. ‘Zo praktisch moet je het volgens mij maken, diversiteit begint bij ruimte maken voor anderen.’

‘Theater is de kunst van de noodzaak, van de tegenwoordige tijd. Maar theater functioneert noch in dringende kwesties, noch in de actualiteit. De werking van het theater, de invloed ervan, dat alles is pas op langere termijn voelbaar.’

Ariane Mnouchkine (1939)

Aram Adriaanse loopt in 1983 stage bij deze Franse theater pionier, die nu op haar 81ste nog steeds actief is. Dit citaat, uit een publicatie die verschijnt als Mnouchkine ongeveer zo oud is als Adriaanse nu, beschrijft de contradictie die past bij een afscheid. De standvastige, trouwe houding van Adriaanse maakt hem tot een baken binnen een opleiding. Het theatervak moet altijd meebewegen met de tijd maar onttrekt zich tegelijk aan de actualiteit. De invloed op de lange termijn, daar kun je misschien over tien jaar met de benen op tafel iets over zeggen. 

Ondertussen staan de studenten van de opleiding klaar om in het regiedebat, waarmee Aram Adriaanse op 13 december zijn dertienjarige positie bij de Regie Opleiding besluit, aan de stoelpoten te zagen van tradities, oeroude theaterteksten en andere ambachtelijkheden.

Ergens vraagt Adriaanse zich af wat je nu moet met het feit dat de nieuwe generatie niet meer weet wie Frans Stijards of Rufus Collins is. Ter bestrijding van die vergetelheid laat hij in 2006 de geschiedenis van De Nieuw Amsterdam vastleggen. Ook het regiedebat moet wat hem betreft een brug slaan tussen hen die het veld nog in moeten en degenen die er al rondlopen. De namen die hij hier noemt zijn allemaal onvermijdelijk aan de tand des tijds onderhevig. Evenals uiteindelijk ook die van hem.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2021