Kunst en het maatschappelijke debat hebben behoefte aan uitgesproken stellingnames, vindt regisseur Daria Bukvić. Dat bekent niet meteen dat je moralistisch moet zijn. ‘Maar als mijn werk voortschrijdend inzicht kan aanjagen, heb ik het gevoel dat het ertoe doet.’

Als het woord ‘moralisme’ valt, pakt regisseur Daria Bukvić eerst haar telefoon er maar eens bij om op te zoeken wat daarvan de definitie precies is. Zou ze, zo was de vraag, haar voorstellingen als moralistisch omschrijven? Culturele diversiteit of het perspectief van de ‘ander’ spelen in die voorstellingen vaak een belangrijke rol. In ieder geval gold dat voor Jihad, Nobody home, It’s my mouth I can say what I want to, maar ook voor het aanstaande Melk en dadels en Othello, die dit seizoen in première gaan.‘Levenshouding van waaruit alles volgens onwrikbare ideeën over goed en kwaad wordt beoordeeld’, blijkt de definitie te zijn.

Als je die definitie als uitgangspunt neemt, is je werk dan moralistisch?

‘Mijn fascinatie voor theater komt voort uit de kerk waar ik vroeger als meisje naar toe ging. Toen dacht ik al: zou er een alternatief zijn voor wat de pastoor doet, maar dan zonder de mensen expliciet te vertellen wat ze moeten doen? Dat wil ik nog steeds. Ik wil mensen met mijn voorstellingen wel een perspectief geven op het goede en het kwade in de mens. Maar ik wil daar geen oordeel over vellen.’

Toch, als je met een GeenStijl-oog naar je werk kijkt – met zijn vluchtelingen, jihadstrijders en Marokkanen – dan ben je toch heel erg een politiek correcte Social Justice Warrior?

‘Dat ik voor onderwerpen kies die binnen het domein van de ‘social justice’ vallen, betekent nog niet dat ik het publiek per definitie met een opdracht naar huis wil sturen. Ik wil mijn perspectief op die onderwerpen tonen en ik hoop dat mensen daar dan over nadenken. Dat er debat op volgt. Dat ik kies voor onderwerpen die in mijn beleving nog niet goed zitten in onze samenleving, maakt mijn werk naar mijn idee nog niet moralistisch. Ik kan zelf slecht tegen autoriteit. Ik heb niet graag dat anderen mij vertellen wat ik moet doen, dus dat wil ik anderen ook niet aandoen.’

‘Als er een morele onderstroom is in mijn werk, dan heeft dat te maken met mijn wens elkaar beter te gaan begrijpen door onszelf als mens te ontwikkelen. Door onszelf te verdiepen in dat waar we te weinig vanaf weten. Na de verkiezing van Donald Trump is er heel veel geschreven over ‘de eigen bubbel’ waarin we zouden zitten. Het is ook moeilijk om daaruit te stappen. Er is een structureel gebrek aan oprechte nieuwsgierigheid naar de ander. Mensen die nieuwsgierigheid ontberen, zijn vatbaarder voor sentimenten als: het is allemaal de schuld van de ander. Terwijl je veel sneller overeenkomsten ziet als je bereid bent vanuit het perspectief van die ander te kijken. Zo ga ik Melk en dadels maken over de tweede generatie Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Ik durfde in Bos en Lommer, waar ik woonde, niet aan te bellen bij mijn Marokkaanse buurvrouw, hoewel ik heel veel vragen had die ik haar wilde stellen. Ik vind het makkelijker om aan te bellen als ik een voorstelling maak. Zo’n voorstelling komt, kortom, voort uit mijn nieuwsgierigheid om zo’n context te leren kennen.’

Het idee dat we beter met elkaar om zouden gaan als we nieuwsgieriger naar elkaar zouden zijn, is toch juist heel erg moralistisch?

‘Als je vindt dat ik daardoor moralistisch ben, dan schaar ik me volledig achter mijn moralisme. Ik schaam me er niet voor te zeggen dat mijn werk sociale aspecten in zich draagt. Net zo min als voor het feit dat de maatschappelijke erkenning voor minderheden een van mijn drijfveren is, of mijn onbegrip voor hoe we met elkaar omgaan. Ik preek alleen niet, ik bied een perspectief, en daar mag iedereen op reflecteren zoals hij wil.’

Hoe komt het dan dat het naar voren brengen van een ander oogpunt zo snel als moralistisch wordt gezien?

‘Er zijn mensen die denken dat als andere perspectieven net zo veel ruimte en maatschappelijke noodzaak krijgen als die van henzelf, er iets van hun identiteit wordt afgepakt. Dat als je uitgaat van iets anders dan het witte hetero-normatieve perspectief hun ‘Hollandse privilege’ verdwijnt. Wanneer je andere perspectieven als politiek correct wegzet, dan hoef je ze niet serieus te nemen. Neem het scheldwoord Gutmensch: hoe kan het dat die combinatie van de woorden ‘goed’ en ‘mens’ in een kwade reuk is komen te staan? De totale afkeer waarmee er op GeenStijl wordt gesproken over mensen en hoe progressief zijn als ‘sandaalchristelijke weekheid’ wordt weggezet… Ik verzet me met hand en tand tegen het cynisme in dit land. En dat is inderdaad een stevige kluif. Ik zou veel liever zeggen: dat klusje zit erop.’

Sociaal geograaf Josse de Voogd heeft er op gewezen dat die strijd voor minderheden en andere perspectieven vooral een Amsterdamse strijd is. In plekken als Nieuw-Vennep en Nootdorp – waar de meerderheid van de Nederlanders woont – zitten ze daar helemaal niet op te wachten. Moet de Randstad en de kunstenaar de mensen daar wel vertellen wat ze wel of niet moeten vinden?

‘Ik was vorig jaar november in Limburg bij mijn ouders en daar hing in een bloemenwinkel een poster met daarop een extra zwarte piet met alle karikaturale kenmerken erop en eraan. Als statement. Ik kom daar vandaan en ik durf onomwonden te zeggen dat de gemeenschap daar op dit vlak achterloopt. Je kunt niet wachten tot de provincie klaar is voor nieuwe oogpunten, want dan kun je wachten tot je een ons weegt. Als kunst hebben we een positie in de voorhoede. Othello met de zwarte acteur Werner Kolf als Othello moet juist de provincie in.’

Othello gaat overigens niet alleen over het perspectief van die zwarte man, maar veel meer over witte mensen. Als het stuk alleen over liefde en jaloezie ging, had Shakespeare geen zwarte hoofdrol gecreëerd. Hij snapte al dat als een zwart iemand iets krijgt, waarvan de witte persoon vindt dat hij er recht op heeft – een goede baan, het meisje – er iets loskomt dat heel erg giftig is. En natuurlijk is ook Othello geen stabiele, gezellige man. Stel dat je van Othello alleen het slachtoffer, een knuffelallochtoon zou maken. Het idee dat je alle zwarte mensen als foutloze slachtoffers zou moeten afbeelden, dat is pas racistisch. En moralistisch. En onrealistisch.’

Je kunt het ook omdraaien: vertel je met je voorstellingen het linkse, cultureel geïnteresseerde publiek eigenlijk iets nieuws?

‘Ook binnen de linkse, goedbedoelende, cultuurminnende groep is er veel onwetendheid over dit soort onderwerpen. Anousha Nzume vertelt in haar boek Hallo, witte mensen hoe juist een salongesprek met linkse witte mensen pijnlijk uit de hand liep, omdat ze zich aangevallen voelden. Ik weet dus niet of ik voor eigen parochie preek: als mijn parochie 100 procent woke zou zijn, dan zou er veel meer gebeuren op activistisch vlak. Dan zouden we de gezelschappen anders inrichten en zouden we andere verhalen vertellen. Waarom worden beslissingen over dat soort onderwerpen altijd van bovenaf genomen door de witte directeuren en niet van onderaf samen met de mensen om wie het gaat?’

‘Het heeft in ieder geval geen zin om mijn artistieke pijlen op het GeenStijl-publiek te richten. Dat is te radicaal in zijn standpunten. Je kunt ook Syrië-gangers er niet van overtuigen dat er Nederlanders zijn die wél naar hun verhaal willen luisteren. Geef mij als publiek maar het grijze, politieke midden, mensen die behoefte hebben aan een ander verhaal dan het geschreeuw van de meeste media. Die ook even niet weten wat ze moeten vinden. Ik heb niet de behoefte om een stel provocerende internettrollen te overtuigen. Pick your battles.’

Misschien zie je je werk niet als moralistisch, maar desondanks is het behoorlijk uitgesproken. Het lijdt in ieder geval niet aan een overdosis nuance zoals de voorstellingen van sommige jonge makers die nauwelijks meer stelling meer durven nemen vanuit de gedachte dat hun perspectief ook maar een perspectief is.

‘Misschien zijn die jonge makers te bang om vereenzelvigd te worden met wat ze met hun voorstelling willen zeggen. Werk met teveel nuance is saai. Mijn werk wordt door sommigen misschien als ongenuanceerd gezien, maar dat kan me echt niets schelen. We hebben een medium dat gebruik kan maken van grote gebaren, van verschillende kleuren. Ik merk dat ik zelf veel stelliger ben geworden. Sommige van mijn oude voorstellingen zou ik nu niet meer op dezelfde manier maken. We komen maatschappelijk en artistiek niet verder als we in grijs gebied blijven zweven. Kunst en het maatschappelijke debat hebben behoefte aan uitgesproken stellingnames. Juist als de zaken in felle kleuren worden neergezet – denk aan het boek van Nzume – weet je dat ze pijn kunnen gaan doen. Dat bekent niet per se dat je meteen moralistisch moet zijn. Die felle kleur hoeft niet altijd over vluchtelingen te gaan. Maar het gaat er wel over dat je je actief ten opzichte van je onderwerp moet verhouden.’

In hoeverre speelt jouw achtergrond als oorlogsvluchteling uit voormalig Joegoslavië hierin mee?

‘Ik ben wel bezig met de vraag hoe mijn blik wordt beïnvloed door het feit dat ik familieleden heb, die sommige anderen mensen ziet als Het Kwaad. Die ook echt ervan overtuigd zijn dat Goed en Kwaad bestaan. Ik geloof door mijn achtergrond zeker dat er situaties zijn die het slechtste bij mensen naar boven halen, dat mensen het Kwaad kunnen gaan belichamen. Er is in het begin van mijn leven zoveel slechts over mijn familie heen gekomen. Ik wil niet dat dat dit land overkomt: de sentimenten die mijn familie uit elkaar hebben getrokken, die mijn ouders alles hebben afgenomen… Ik heb niet de keuze om op neutrale wijze naar dat soort onderwerpen te kijken. I speak where I come from. Ik ben een moralist. Dat is dan maar zo. Maar ik ben ook een optimist. Mijn werk zou geen zin hebben als ik ervan uitging dat de mens slecht geboren was. Mensen kunnen leren, veranderen, groeien. Er bestaat zoiets als voortschrijdend inzicht. Als mijn werk daar een aanjager in kan zijn – moralistisch of niet – dan heb ik het gevoel dat het ertoe doet. Het vertellen van verhalen van hoop en vooruitgang zorgt er juist voor dat ik kan omgaan met de boosheid over het kwaad dat mijn familie is overkomen.’

Foto: Sanne Peper

Dossiers

Theatermaker oktober 2017