Op zich is het idee ontzettend geestig: De rijdende rechter, de musical. Maar je moet Katinka Polderman heten om zoiets in poppenkastvorm te gieten en dat op de achterwand van het toneel te projecteren.

Effe leuk, maar het ontspoort al snel en ontaardt in tenenkrommende flauwekul van tergende lengte. Daarna leest ze grofseksuele dreigmails aan haar adres voor en beantwoordt die met nuchtere vragen als: ‘kunt u mij misschien vertellen waar volgens u mijn “vaginale anus” zich bevindt?’

Als je fijnbesnaard theater wilt, waarin de vleselijke lusten en de menselijke behoeften in termen als ‘vrijen’ en ‘ontlasten’ je oren bereiken, zit je bij de lijzige Zeeuwse Polderman in de verkeerde zaal. Dat weten we. Maar we weten ook dat een avondje met haar een onvoorspelbaar verloop heeft. Omdat ze als een olifant door een porseleinkast kan stiefelen om vervolgens het contrast verblindend te maken met een lied dat ontroert en stil maakt.

Polderman baart zorgen, haar vierde solo, kent diezelfde opbouw en is bijna een uur vier sterren waard. Want we kijken en luisteren dan naar de waardige erfgename van de inmiddels gestopte Kees Torn en de op stoppen staande Jeroen van Merwijk. De laatste mag denken dat met hem de betere liedtekst uit de cabaretzalen verdwijnt, wie het constipatielied over Nick en Simon hoort en het subliem lullig gebrachte Erge dingen vind ik erg, houdt de moed er in. En kan na het hilarische spotlied op de Chinese kunstenaar Ai Weiwei (‘knutselt vrolijk neerzetspulletjes van gebakken klei’) gerust gaan slapen.

Dan hebben we in Polderman baart zorgen ook een 24 karaats en breekbaar liedje over haar op sterven liggende opa in het ziekenhuis gehoord. Dat maakt het plaatje wie ze is compleet: grote bek, klein hartje. Het is een gave dat zo volkomen natuurlijk te kunnen overbrengen op een volle zaal. Die net is bijgekomen van haar gortdroge, beeldende vertelling over de ‘bloedarend’, een marteling uit de middeleeuwen, tot in detail beschreven in het dagboek van een beul.

Maar dan dat laatste half uur De rijdende rechter, de musical. Plus die bloemlezing uit haar mailbox. Dat zijn, op zijn zachtst gezegd en dan nog met veel gevoel voor understatement, niet bepaald de sterkste staaltjes theater van het jaar. Maar het erge ervan is dat je de zaal uit loopt met het gevoel dat je door een mooi aangelegde modeltuin liep waarin de tuinarchitecte ineens in een bulldozer ging rondrijden. En die bulldozer blijft irritant in je kop zitten.

Ook dat hoort kennelijk bij het verblindende contrast van Polderman.

Foto: Jaap Reedijk