Polderman draagt een steentje bij heeft een sterke thematiek, en valt op door de bijtende kritiek op het weglachen van echte problemen. Katinka Polderman pakt je langzaam in met haar droge stijl vol slimme woordspelingen, rake liedjes en sarcastische omdraaiingen. Ze levert bovendien een ijzersterk inhoudelijk programma over hoe mensen langzaam maar zeker de aarde verwoesten.

Tijdens haar bevalling verloor ze na de moederkoek ook haar humor, kondigt Polderman aan. Het was al een klein orgaantje, maar nu is hij dus definitief helemaal weg. Het verlies van haar humor blijkt haar vooral fatalistisch gemaakt te hebben. Het ene moment maakt ze zich vreselijk druk over het lot van de andere levende wezens op onze planeet, het volgende relativeert ze het menselijk bestaan tot een minuscule gebeurtenis in de complete geschiedenis van het universum.

Beter geen humor dan kanker op je humor, beweert Polderman. Dan ga je grapjes maken over alle verkeerde dingen, waar je helemaal geen grapjes over mag maken, zoals gehandicapten, verkrachting en racisme. Met deze terloopse opmerking maakt ze haast ongemerkt een krachtig statement over haar comedy-collega’s. Verfrissend ook, dat ze met haar programma direct een voorbeeld geeft van onderwerpen die het wél waard zijn grapjes over te maken.

Het grootste deel van haar programma behandelt namelijk de hypocrisie van de mens ten opzichte van dieren en natuur. Dat is even wennen, want in hedendaagse comedy krijgen de echte, spannendste problemen meestal het minste aandacht. Polderman gaat hier met veel lef tegenin, zonder sentimenteel te worden. Ze maakt grote indruk met haar steengoede liedjes, vol kinderlijk eenvoudige observaties, die even waar als grappig zijn. Maar ze schept ook ruimte met luchtige woordspelingen zoals ‘als het leven te zwaar is, moet je er meer uit halen’.

De hele avond weet ze via de ene omdraaiing na de andere alle anti-idealistische stemmingmakerij een volslagen absurde indruk te geven. Brengt ze eerst uitgebreid dierenleed in de vleesindustrie ter sprake, opent ze het belangwekkende lied ‘Het leven is te kort voor idealen’ meteen met iemand die kiloknallers gehakt onder in de koelkast laat bederven. CO2-uitstoot, giftige stoffen, plastic soep: het lied is een heerlijke sarcastische veroordeling van de vervuiler.

Op het gebied van man-vrouwgrapjes weet ze een vergelijkbaar effect te bereiken met haar nuchtere stijl. Zoals wanneer Polderman uitlegt dat ze nooit een man zou willen zijn; dan moet je samenwonen met een vrouw. Haar imitatie van een vrouw door de ogen van een man – extra hoog stemmetje en altijd op het punt om in tranen uit te barsten – is puur genieten. Haar commentaar op vrouwen is evengoed een commentaar op mannen, en is vooral ongelofelijk grappig.

De beeldtaal van het decor helpt bij het grote relativeren van Polderman’s commentaar op de massale apathie jegens de ondergang van de wereld. Ze blijft gedurende de voorstelling namelijk hardnekkig zitten op een grote luie stoel. Haar decor, ontworpen door Simon Haen, is een zolderkamertje, met een dakraam en blauwe lucht, een veelbetekenend grammofoonplaatje van de Animals en al haar instrumenten om haar heen. Ze kan overal precies bij.

De wereld gaat ten onder, en ze doet wat ze kan, vanaf haar luie stoel. Dat wordt duidelijk uit elke nuchtere opmerking die volgt na elk pleidooi. Geen dieren eten, maar wel kip. Opkomen voor dierenrechten, maar niet voor de kinderen die haar kleren maken in Bangladesh. Ze reïncarneert later het liefst als VVD’er, dan heeft ze in elk geval niet zo veel last van haar geweten. Nog zo’n terloops, gortdroog pareltje.

Foto: Jaap Reedijk