Het is een optelsom: haar lijzig Zeeuwse tongval, haar presentatie uit de losse pols, de oubollige vorm van het bingo-avondje, de ietwat lompe kledingkeus, het grofbesnaarde, de terloopse gortdroge humor en zelfspot en puik geschreven liedteksten. Met die combinatie beitelt Katinka Polderman in Polderman tiert welig anderhalf uur lang een brede glimlach op je gezicht.

Ze is net moeder geworden en lichamelijk nog een beetje ‘uit positie’ aan het komen. Het kind vreet nu een hoop energie en tijd. Dus sorry, die nieuwe voorstelling is er dus een beetje bij ingeschoten, zo verontschuldigt zij zich aan het begin. ‘Iedereen was er klaar voor, alleen ik nog niet.’

Ze is er, met de ‘kleine jihadist’ in de box, ‘nog niet aan toe gekomen de volgorde van het programma samen te stellen.’ Daarom staan de onderdelen, voorzien van een nummer, op gekleurde A4’tjes en hangen ze aan een waslijn. Met hulp van balletjes in een bingomolentje kletst Polderman drie handen vol spot-, haat-, lof-, liefdes-, en weemoedliedjes aan elkaar. Naturel, alsof ze met de buurvrouw een bakkie doet in haar keuken. Aan het eind stelt ze vast dat je dus helemaal niet zoveel moeite hoeft te doen een cabaret-of liedjesprogramma zorgvuldig op te bouwen voor een ‘spanningsboog’. Toeval is net zo leuk en maakt het voor haar ook nog een beetje spannend.

Liedjes maken is een ambacht, dat laat Polderman al tien jaar horen. Bij haar is het muzikaal nooit echt spectaculair, want ondanks de drie gitaren en de ukelele die ze in dit nieuwe programma ter hand neemt, blijft dat toch een beetje eenvormig. Elk nadeel heeft zijn voordeel, want je wordt niet afgeleid door ingewikkelde akkoorden en virtuoos snarenspel. Dan kun je je lekker focussen op haar teksten.

Die zitten altijd geheid goed in elkaar. Vol originele gedachtes, vuile grappen, spot en grappige schaamteloosheid. De bingoballetjes wilden dat ze haar première in Gouda begon met een loflied op de babyboomer. Want als iedereen de pik op iets heeft, springt Polderman ervoor op de barricaden. Andersom gaat het ook op. In het lied ‘Ei’ vraagt ze zich wanhopig af: ‘waarom komt een kind niet uit een ei, dat scheelt een hoop elastische kledij’. In ‘Gewoon’ krijgen we een teer Poldermannetje te horen ‘die wou dat ze een gewoon gezinsleven met ritme, regelmaat, orde en rust wou’. Een fijne dijenkletser, een van de leukste van de avond, is het Arabisch gekweelde lied vol aanbevelingen aan IS haar pr te verbeteren ten behoeve van de ledengroei. Daarna gaat het helemaal over de top in ‘Vluchteling’, met een Corrie Konings-snik en projecties van schilderijen van huilende zigeunerjongetjes.

Het is Polderman ten voeten uit: met een pesterig lachje en laarzen vol Zeeuwse zuigende klei over je schoongeboende keukenvloer banjeren.

Foto: Jaap Reedijk