Poptheater wordt zo langzamerhand een genre op zich. Er zijn al veel oude pophelden de planken op gesleept, en daar komt Jim Morrison nu bij. Theater Pavlov maakt muziektheater van zijn leven, en van hoe anderen daartegen aankeken.

Het is een verleidelijk genre, voorstellingen over beroemde muzikanten. Als je geliefde muziek acceptabel over het voetlicht kunt brengen, sta je als theatermaker meteen op de schouders van wereldartiesten en dus heb je meteen al een flink jeugdsentimenteel publiek te pakken. Verhaaltje erbij (drama genoeg in die wereld) en je hebt quasi-biografisch muziektheater dat prettig is om te zien en te horen.

Orkater blies met veel plezier het stof van The Monkees (The prefab four), Maas ging lekker aan de haal met de vroege Beatles (Help!), Oostpool zoomde in op Patti Smith en Robert Mapplethorpe (They are just kids) en over Janis Joplin zijn al twee voorstellingen gemaakt, door Elisabeth Bas en Margje Wittermans. Dat ook minder bekende godinnen prima theater kunnen opleveren, bewezen Sluysmans & Van Warmerdam met hun voorstelling over Judee Sill. John Buijsman verkent de jazzkant van het muzikantentheater (Chet Baker, Roland Kirk). En er is nog brandstof genoeg.

Nu zijn ook The Doors het poptheater binnengekomen. Of beter, Jim Morrison (1943-1971), want hij zorgde voor de reuring. In het Amerika van de jaren zestig was daarvoor het noemen van de geslachtsdaad en het tonen van een geslachtsdeel al ruim voldoende. Voeg daar Morrisons drank- en drugsgebruik nog aan toe en je hebt een mediafenomeen.

Theater Pavlov maakte eerder theater van het te korte leven van Sam Cooke en noemt de nieuwe productie Morrison, you know that it would be untrue. De ondertitel zal slaan op de theatrale aanpak (schrijvers liegen de waarheid, luidt het cliché) en de uiteenlopende werkelijkheden die je verzamelt als je personen om Jim Morrison heen aan het woord laat.

De voorstelling bestaat grofweg uit vier elementen: biografische fragmenten, het verhaal van een bedevaart van Nederlandse fans naar Parijs (daar woonde Morrison de laatste jaren van zijn leven), de overwegingen van theatermakers die een voorstelling over Jim Morrison willen maken, en dan zijn er natuurlijk de liedjes. Een essentiële voorwaarde voor poptheater is dat die kloppen. Twee prima muzikanten zorgen voor een degelijke basis. Het is grappig dat Pavlovgitarist Sander Hop wat wegheeft van Doorstoetsenist Ray Manzarek en Pavolotoetsenist Reid Steenhuis best lijkt op Doorgitarist Robbie Krieger, maar dit terzijde.

De zang van de drie acteurs van Pavlov, Patrick Duijtshoff, Ralph Kooijman en Willem Voogd, is soms om aan te horen, maar soms ook niet. Light my fire en The end zijn gemiddeld best te pruimen, maar Alabama Song (‘Show me the way to the next whisky bar‘) wordt lelijk mishandeld. Morrison zelf is live ook niet in zijn eerste valse noot gestikt, maar die had nog een overdosis charisma ter compensatie.

De formule ‘laten we met het einde beginnen, of met het begin’, of varianten daarvan komt een keer of tien terug. Het is zo’n opzichtig structuurelement dat het een quasi-literair trucje wordt. Sommige onderdelen hadden meer uitgewerkt moeten worden, andere duren te lang (‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’). In het biografische departement is veel ruimte voor hallucinaties over slangen en hagedissen (Morrison als Lizard King).

De bouwstenen van het verhaal zijn gefragmenteerd en door de voorstelling gestrooid. Soms is het goed dat muziek (bewust) een al te kosmisch gezwatel over universums en bewustzijns en het onbekende dat eerder zo bekend was omdat de ziel er woonde weetjewel onderbreekt, maar doorgaand is de verteltrant te versnipperd; het staat contact en betrokkenheid in de weg.

Intussen is het zeker niet zo dat de twintigers Duijtshoff, Kooijman en Voogd volledig onbekwaam op het podium staan, na de toneelopleiding in Maastricht, maar wat begeleiding is geen overbodige luxe. Pavlov, neem een regisseur die van wanten en muziek weet, een zangcoach en wat dramaturgische ondersteuning en stort je op Brian Wilson, Harry Nilsson, Frank Zappa of iemand anders uit de schat aan materiaal die nog op poptheatermakers ligt te wachten.