Het begint met Alice in wonderland en eindigt met Kopernikus. In de tussenliggende zeventig minuten passeert een bonte stoet geesten: Merlijn, Mozart, Bach, Tristan, Isolde en Einstein – om er maar een paar te noemen. Ze worden opgeroepen door de pelgrims van het tijdloze, die deels in een verzonnen taal Agni begeleiden naar een volgende wereld.

Nee, niets aan Claude Viviers ‘rituel de mort’ is doorsnee opera. Uitvoeringen van de Canadese componist die in 1983 in Parijs werd vermoord en precies die moord tot in detail voorspelde in zijn laatste werk zijn schaars. Toegankelijk is zijn muziek evenmin. Des te opmerkelijk dat De Nationale Opera juist dit mystieke sprookje verkiest om het nieuwe talentontwikkelingsprogramma aan het publiek te presenteren. Dat gebeurt in samenwerking met Vocaallab en de Nederlandse Orkest- en Ensemble Academie (NJO). Niet in de grote zaal van het Muziektheater, maar in de Boekmanzaal, voor de gelegenheid in wit landbouwplastic ingepakt. Een ongelukkige keuze, want de toch al lastige akoestiek van wat feitelijk een vergaderzaal van het Amsterdamse stadhuis is, wordt er niet beter door.

Het publiek wordt in kleine groepjes door een ‘sluis’ tot de zaal toegelaten, waardoor de binnenkomst als vanzelf iets theatraals krijgt. Maar dan zonder de impact die het binnenstappen van de vervallen Gashouder in 2000 had, toen Pierre Audi samen met Reinbert de Leeuw Kopernikus presenteerde. De Leeuw is op zijn beurt weer oprichter van NJO, terwijl een deel van de huidige ensembleleden al als remplaçant optreedt bij het ASKO Schönberg. Wanneer regisseur Marcel Sijm vervolgens ook nog eens een cruciaal element uit Audi’s enscenering overneemt – de musici zijn geïntegreerd in de handeling en moeten daardoor alle hondsmoeilijke partijen uit het hoofd spelen – blijkt deze talentproductie eerder een variant op de Gashouderproductie.

Een geslaagde variant, dat wel. Want het is verbluffend hoe ogenschijnlijk moeiteloos de jonge solisten en instrumentalisten gestuurd door Romain Bischoff de complexe en ongebruikelijke klanken van Vivier tot leven brengen. Er wordt gezongen met wapperende hand voor de mond of door de trombone. En vind maar eens een korte opera waarin zeven verschillende stemtypen en zeven instrumentalisten allemaal een gelijke rol spelen, waardoor er in de woorden van De Leeuw ‘één adem door het stuk gaat’. Bewegingscoach Miguel Angel Gaspar weet bovendien zelfs aan de meest onbegrijpelijke passages een emotionele diepgang mee te geven.

Allen moeten het echter afleggen tegen de dertienjarige Claudia Veltman. Als Agni is zij ronduit hartverscheurend als zij Mozart in het Nederlands toeroept: ‘Meneer Mozart, meneer Mozart, luistert u eens, is het waar dat aan de andere kant de bomen met elkaar praten, dat de bloemen zulke prachtige muziek maken dat zelfs de Goden ervan gaan huilen? Vertel me toch, is dat alles echt waar?’

Geen plot. Een verzonnen taal. En toch de met moeite ingehouden snik bij het publiek. Vivier blijft een magiër.

Foto: Hans van den Bogaard