De Haarlemse operagroep The Fat Lady is een van die sympathieke initiatieven op operagebied die in Nederland tegen alles in toch blijven ontstaan en bloeien. Vorig jaar brachten ze een indrukwekkende, vereenvoudigde, zij het wat sombere Orfeo ed Euridice van Gluck. Nu hebben ze een eigenzinnige bewerking gemaakt van Dido en Aeneas van Henry Purcell, uit 1688, met een klein orkest en zeven jonge zangers.

De Lichtfabriek is een voormalige elektriciteitscentrale, niet ver van het centrum van Haarlem. Het is een uitstekende ruimte voor het kleinschalige operatheater dat The Fat Lady wil maken. Het publiek zit boven op de handeling en het klinkt uitstekend. De artistieke en muzikale leider van The Fat Lady is dirigent, componist en pianist Tamir Chasson en hij kan heel veel voor elkaar krijgen. Zo heeft celliste en componiste Frances-Marie Uitti voor deze productie drie fraaie composities gemaakt, gebaseerd op Purcells Fantasieën voor Strijkers, om lege plekken in de partituur op te vullen en de hoofdpersoon meer reliëf te geven.

De korte opera van Purcell, oorspronkelijk geschreven voor een meisjesschool, is gebaseerd op de Aeneis van Vergilius en vertelt het verhaal van koningin Dido van Carthago, die had gezworen nooit meer te zullen trouwen en dan in een klap verliefd wordt op de uit Troje gevluchte held Aeneas. Die moet helaas na nauwelijks een liefdesnacht weer verder trekken om elders Rome te gaan stichten. Tot wanhoop van Dido die zichzelf doodt. Of was zij zelf ook altijd al tegen haar eigen liefde geweest, zoals deze voorstelling wil suggereren?

Muzikaal staat deze voorstelling op heel hoog peil. Tamir Chasson speelt klavecimbel en dirigeert tegelijk een klein orkest van zes instrumentalisten, dat zeer goed klinkt. De drie zangers in de hoofdrollen zingen prachtig: de Nederlandse mezzosopraan Eva Kroon als Dido, de Nederlandse bariton Rick Zwart als Aeneas en de Catalaanse mezzosopraan Rut Codina Palacio als Verteller, in wie meerdere kleinere rollen uit het oorspronkelijke werk zijn samengebracht.

Er is verder een prima ensemble van vier heel jonge zangers met frisse stemmen, dat verschillende, soms niet zo duidelijke rollen vervult, maar zich daarin wel helemaal geeft. Decorontwerper Chaim Chasson heeft een onregelmatig gevormd podium ontworpen dat het kleine orkest als het ware omhelst. Tot zover is alles heel goed.

Er wordt geen regisseur vermeld in het programma. Ik weet niet of Tamir Chasson zelf die rol op zich heeft genomen, maar in mijn ogen lijkt het dat choreografe Marion Fijn, die in Orfeo zulk goed werk deed, hier de enscenering te veel is gaan bepalen. Zij dwingt de zangers tot rituele, en daarom stijve, stereotiepe, vaak houterige gebaren, die een psychologische benadering van de hoofdpersonen en ontroering om hun lot in de weg staan. De verteller mag geen mens zijn, zoals Belinda, zuster van Dido, in Purcells oorspronkelijke opera, maar wordt gedwongen tot het herhalen van de gebaren van Dido, vanuit het idee dat zij de sombere kant van de hoofdpersoon vertegenwoordigt. Daarbij zijn de kostuums (ook van Chaim Chasson) nogal stijfjes.

De rol van de vier jonge mensen, die De Kring worden genoemd, is onhelder. Vaak omringen ze een van de hoofdpersonen alsof ze hem of haar tot iets willen dwingen. Alleen als ze in het tweede bedrijf de heksen voorstellen mogen ze even los gaan van het stereotype en kronkelen, springen en dreigen ze prachtig.

Misschien zijn een paar dingen niet helemaal goed uitgedacht, zoals ten aanzien van De Kring en de Verteller, en zijn een paar andere dingen niet helemaal goed gegaan, in het bewegen vooral. Er was een nieuwe visie beloofd, dat is niet helemaal waargemaakt. Maar gelukkig blijft de essentie, de meeslepende muziek van Purcell volstrekt overeind.

Foto: Koen van der Lee