Het Cadance festival – de laatste editie onder leiding van artistiek directeur Leo Spreksel – werd afgelopen vrijdag geopend door Jetta Klijnsma. Maar de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stond er vooral ook als vaste bezoeker van Korzo en het festival. Ze sprak haar oprechte enthousiasme en bewondering uit voor moderne dans en voor de specifieke bijdrage hieraan door Spreksel. Klijnsma was even later ook special guest in de voorstelling Howl die volgde. Iedere avond voegt een andere gast zich bij de dansers en musici van deze voorstelling.

Hoe verschillend de relatie tot het eigen lichaam kan zijn bij podiumkunstenaars fascineert singer-songwriter Spinvis en vanuit dit gegeven wordt in Howl vertrokken. In Howl – de makers noemen het een talkshow, een dansvoorstelling én concert – bevraagt hij naast Klijnsma daarover dansers Aurélie Cayla, Yvan Dubreuil, Milena Twiehaus en Genevieve Osborne, die samen met choreograaf Amos Ben-Tal het collectief OFFprojects vormen.

Door naar het lichaam als instrument te kijken, legt Spinvis de nadruk op de hardnekkige schijntegenstelling tussen geest en lichaam. En er steken aan het begin van de zoektocht meer clichés over dans de kop op. Aanvankelijk passeren in de voorstelling opeenvolgend losse elementen: een lied, een kort vraaggesprek of een dansfrase. Zo wordt een afstand zichtbaar gemaakt tussen muzikant en dansers die onoverbrugbaar lijkt te zijn in een tijdsduur van ruim een uur. Toch is dat precies wat de makers in Howl uiteindelijk doen.

De vragen van Spinvis – de dansers spreken hem later aan met zijn echte naam ‘Erik’ – aan de dansers komen uit een oprechte belangstelling voort en laten zien hoe persoonlijke verhoudingen van betekenis zijn en verder werken in hun ontwikkeling. Hoe kijkt Genevieve Osborne tegen haar tweelingzus – ook danseres – aan? Wat betekende het voor Yvan Dubreuil dat zijn moeder een balletschool runde in Parijs? Zo wordt Howl gaandeweg een reis langs het lichaam en haar mogelijkheden van reproductie tot plezier, van fantasie en filosofie.

Gaandeweg in Howl verweven de performers steeds meer lijnen en zo ontstaan op organische wijze verschillende referentiepunten en kan een verhaallijn ingezet door de ene danser overgenomen worden door een andere. Waar de dansers eerst onderwerp van onderzoek zijn en letterlijk in het middelpunt van de belangstelling staan tussen toeschouwers op de tribune en in een kring op het toneel, verspreiden zij zich later en mengen zij zich onder de anderen, om hen nog later te omringen. Zo slagen de makers van Howl er heel goed in om dans en muziek te verbinden en laten zij uiteindelijk een roerende synergie op het toneel zien.

Foto: Jochem Jurgens