Opgelet: de nieuwste voorstelling van Keren Levi (en componist Tom Parkinson) mag dan wel Clubbing heten, met de zinderende clubscene heeft het weinig te maken. Maar ook diegenen die een diepgaande beschouwing over de traditionele stokkendans verwachtten, waar de titel ooit wel op sloeg is, komen bedrogen uit. Nu ja, soms is het beter helemaal niets te weten.

Een dame (Hilary Blake Firestone) in ouderwetse jurk komt op, trekt een keukenschort aan, en stalt haar spulletjes in opperste concentratie uit: hier een grote gele vrucht, daar een panty, hier een hakbijl, daar een stronk selderij. Waar het allemaal voor dient is niet direct duidelijk, maar gelukkig laat haar boodschappenlijstje wel weten waar het allemaal over moet gaan: ‘Spraak wordt muziek, noten worden taal, wapens instrumenten’.

Het daarop volgende uur wordt deze lijfspreuk tastbaar gemaakt. Wanneer danseres Yui Nakagami het toneel oploopt, maakt Blake Firestone de geluidseffecten, zodat het klinkt alsof Nakagami over een grindpad wandelt. Als bij een taalcursus citeert ze willekeurige Duitse frases, maar beetje bij beetje sluipen er steeds meer Japanse woorden binnen. Die Japanse woorden zijn niet de enige insluipers: een dame op de cello en een op een typemachine volgen nauwgezet de cadans van Nakagami’s stem.

De boodschap is duidelijk: niet alleen een titel als Clubbing kan meerdere associaties oproepen, ook het gebruik van objecten staat open voor meerdere interpretaties. Zo klinkt het knakken van selderij ook als kraken van brekende botten en worden de vechtstokken gebruikt als percussie. En valt een stem wanneer deze een taal spreekt die je niet verstaat nu eigenlijk onder spraak, of onder muziek, of zelfs simpelweg geluid?

Keren Levi en Tom Parkinson houden van experimenteren, en veel van hun uiteindelijke voorstellingen hebben een experimentele flair. Dat is vaak ook de charme van hun gezamenlijke werk. Maar hier voelt het alsof de experimenten de zolder nooit hebben verlaten. Het decor is een rommeltje en ook de dans oogt slordig. Er wordt wat gehupst en wat met stokken gedanst, maar dat is het wel een beetje. De robotstofzuiger die naar het einde op het toneel wordt gezet heeft nog de meeste – en de leukste – moves.

Eenmaal in beweging gekomen kabbelt Clubbing maar door, en heeft bijna evenveel eindes als de Lord of the Rings-trilogie. Eerlijk is eerlijk, het laatste, echte, einde is wel de mooiste scène, waarin het toneel in een ijsvlakte is veranderd en twee performers, in badjas en met hartmonitoren, totale nutteloze zinnetjes playbacken. Deze laatste akte voelt het meeste af, maar staat daardoor ook los van de rest.

Clubbing laat zien dat woorden muziek kunnen worden, noten taal, wapens instrumenten en een schijnbaar willekeurige aaneenschakeling van handelingen een performance.

Foto: Janna Bathoorn