Als Siamese Cie hebben choreografen Koen Augustijnen en Rosalba Torres Guerrero de krachten gebundeld. In (B), nu te zien op Theaterfestival Boulevard in ‘s-Hertogenbosch, ligt de Siamese verstrengeling tussen de bokssport en de dans onder de loep.

Wanneer wordt boksen dans? Wanneer wordt dans boksen? Maar de onderliggende vraag in deze voorstelling blijkt: wat doet de grondhouding ‘ready to rumble’ met een mens? Drie boksers en zeven dansers onderzoeken het in krap anderhalf uur.

Bokslegende Mohammed Ali zelf zei het al, dat hij danste onder de lichten van de boksring. Kijk naar het om elkaar heen draaien tijdens een match, het voetenwerk dat altijd licht moet zijn en tegelijk steeds een trefzekere afzet moet bieden, het synchroon uithalen van de een en ontwijken van de ander, het strategisch inzetten van het lichaam om betekenis over te brengen – mij krijg je niet klein, tegenstander. Het oude cliché dat boksen dansen is blijkt keer op keer waar. In deze voorstelling wordt het dan ook op vele manieren getoond: in een schaduwboksgevecht, een freefight, in gechoreografeerde groepstrainingen.

Maar als het daarbij zou blijven zou dat niet direct een spannende voorstelling opleveren. En dat is (B) wel. Torres en Augustijnen laten namelijk niet alleen dat dansante eindresultaat zien. Hun groep performers, bestaande uit drie boksers en zeven dansers, biedt een blik op wat er achter de ‘performance’ van de bokswedstrijd gebeurt. Ze tonen wat het doet met een mens om altijd klaar te zijn voor een gevecht. Altijd vechtkracht uitstralen, ook in een context van, bijvoorbeeld, verfijning – kijk eens naar de ogenschijnlijk simpele openingsscène van een zwijgend de theaterzaal in blikkende Alka Matewa, gekleed in smoking maar met de handen ingetapet alsof hij ze ieder moment in zijn bokshandschoenen kan steken. De beheersing van al die vezels die doordrongen zijn van vechtkunst is op een imponerende manier zichtbaar.

Alles wat de vechters/dansers doen staat in het teken van hun sport. Het is een gemeenschap met een eigen dynamiek: ze trainen met hun bokszakken naast elkaar, coachen elkaar, brengen handdoek en spons als dat nodig is, en ze vechten met elkaar. Wanneer dat maar kan. Ze verleiden elkaar op alle mogelijke manieren tot het gevecht: plagen, flirten, tegen elkaar opbieden. Een opvallend en ontroerend moment in dat opzicht is wanneer danseres Yipoon Chiem dolgraag het gevecht wil aangaan en zichzelf zo oppompt om haar tegenstander uit te dagen dat ze, wanneer ze dan eindelijk de kans krijgt, volledig implodeert. Heel kwetsbaar en intiem, al schreeuwt ze het uit. Zo kan ze de ring niet in, haar personage is totaal onttakeld. Tegenstander Sophia Rodriguez moet alles uit de kast halen om haar weer overeind te trekken.

Zo zijn je tegenstanders, degenen tegen wie je vecht, je medemensen, je vrienden misschien zelfs. En zo kan het dat er tederheid in het vechten zit. Hoe een hand haast liefdevol om een nek en achterhoofd wordt gelegd, hoe twee torso’s om elkaar heen draaien met een synergie die ronduit intiem is. Zo bezien is de dynamiek van een tango, bijvoorbeeld, heel goed te vertalen naar een boksklassieker als Eye of the Tiger. Des te schokkender wanneer een bokser zichzelf verliest en de tegenstander tot bloedens toe naar de grond werkt. Mohamed Smahneh voelt zich een beest.

Bij momenten is in (B) de focus op de vloer niet helemaal helder, dan is er tegelijk een aansprekend duet gaande en een video (van Lucas Racasse) op de achterwand die je oog trekt en gebeurt er van alles tussen de bokszakken die aan weerszijden van de gymzaalblauwe vloer hangen. Maar op andere momenten zingt en swingt en leeft het en is de boksbiotoop met zijn eigen logica een aanlokkelijke, zelfs uitnodigende wereld, voor het publiek in de zachte theaterstoelen tegenover hen.

Foto: Christophe Raynaud de Lage