Op het toneel staat een huizenhoge vierkante houten doos. Met gaten, deuren en luiken. Het is een ultiem klimrek, labyrinth, kijkdoos en multifunctionele opbergkast ineen. Drie acrobaten sluipen, slingeren en kruipen er onophoudelijk doorheen. Veel meer dan apenspel wordt het niet.

Volgens de korte inleiding die een medewerkster van Circuswerkplaats Boost gaf, kent de voorstelling nauwelijks een verhaal, maar is het een beeldendekunstvoorstelling die laat zien dat je soms alleen bent, totdat je elkaar ontmoet en dan met elkaar optrekt. De acrobaten Ola Glimåker en Thomas Perrier komen inderdaad na elkaar op en vinden elkaar in hun capriolen. Marianna Boldini is de vrouw van het drietal en danst stampend met haar hoge schoenhakken enige flamenco-roffels. Uiteindelijk, na alle mogelijk gedraai om de doos, om zichzelf en om elkaar heen, zitten ze alledrie gezellig bij elkaar op schoot.

Het verhaaltje is dus flinterdun. Soms brengt de ondersteunende muziek enige vervoering. Die is met veel houtgeluiden: klassieke gitaar – waarbij op de klankkast wordt geslagen –, xylofoon en het slaan op een houten percussieblok.

De rol van het  klimhok is beperkt. Het lijkt er alleen te mogen staan om de acrobaten hun kunst- en vliegwerk te faciliteren. Het kent geen eigen geluiden, wordt niet van binnenuit verlicht, kent geen eigen agenda. Even komt het tot leven wanneer delen van het blok uit elkaar geschoven worden. Om even later op een andere manier weer in elkaar te worden gevoegd.

Van een wisselend perspectief is nauwelijks sprake. Een enkele keer zijn de optische trucjes van Escher niet ver wanneer het lijkt of de acrobaten over een verticale wand lopen of net doen alsof ze rustig dwars op de zijkant van een vierkant uitgesneden raam zitten. Maar uit het lood geslagen is de toeschouwer geen moment.

Een ziel krijgt het blok dus niet. Het blijven planken, met triplex platen. De acrobaten maken geen kunst, maar kunstjes. Hoogtepunt – letterlijk – is wanneer een van de twee mannen op de schouders van de ander staat met daarbovenop de vrouw van het gezelschap. Het grote houten gatenblok op het decor hebben ze daarbij niet nodig.

Foto: Marjory Haringa