Het bewaken van je grenzen terwijl je een plek probeert te verwerven binnen de podiumkunsten is voor elke niet-gearriveerde persoon in het veld een precair gegeven. Acteur en (muziek-)theatermaker Gable Roelofsen reflecteert op zijn eigen MeToo-ervaring, zijn weg naar autonomie en het belang van zorg.

Lopend naar De Balie realiseer ik me dat ik normaal rust neem voor een spannend publiek optreden. Toch voelt het alsof ik vanavond goed voorbereid ben. Het is alsof verzameld stof van jaren op het punt staat neer te dwarrelen.

Op dagen dat ik op moet treden kan mijn huis anders gaan aanvoelen. Alsof mijn private en publieke zelf in afwachting van elkaar zijn. Ik spaar niet alleen mijn energie op, het is ook alsof ik mij in mijn eigen privésfeer oplaad aan het alleen met mezelf zijn, zonder al te veel verstrooiing en sociaal contact. Niet alleen om in de avond op het toneel extra helder, uitgerust en gefocust te zijn maar ook om die avond mezelf mee te nemen. Een rustige dag thuis met mezelf helpt om die avond mezelf nadrukkelijk niet thuis te laten.

Deze avond in De Balie is anders. Om te beginnen was er in de aanloop naar de avond geen rustige dag of week. Ik ga ook niet om op te treden. Ik loop na een dag vol afspraken, treinen en andere bezigheden door Amsterdam, wetende dat ik op het podium mijzelf moet zijn. Ik ga op persoonlijke titel spreken. Ik zag online een oproep van de Balie over de première van een documentaire over Harvey Weinstein. Ik las dat een castingdirector vooraf zou vertellen over een boek dat ze schreef naar aanleiding van een van de grote Nederlandse MeToo schandalen. Ik werd boos en stuurde een mail. Want ik vind het op dat moment cynisch dat nog altijd mijn mede-acteurs in deze zaak niet aan het woord zijn. De redacteur van de Balie vertelt mij dan dat ze geen acteurs bereid heeft gevonden zich publiek uit te laten en ze vraagt mij gedurende die week meermaals of ik niet toch mijn drukke agenda om kan gooien en naar Amsterdam kan komen voor dit publieke gesprek. 

Ik zie nu dat we allemaal in de podiumkunsten ons overlevingsverhaal schrijven onder hetzelfde gesternte. Dan komen steeds dezelfde onderwerpen voorbij. In net andere combinaties met voor ieder van ons persoonlijke, specifieke uitwerkingen. 

Ik voltooide een opleiding in Maastricht waarin ambacht samen moest komen met vernieuwing. Een paar jaar na mijn afstuderen, na een aantal jaren werken als acteur weiger ik een aantal maal met een castingdirector mee naar huis te gaan. Op een bepaald moment word ik letterlijk voor enkele audities afgebeld. Daarna word ik niet meer gebeld. Ik sta op een zwarte lijst. Ik doe een post graduate opleiding in België en begin mijn eigen gezelschap in Maastricht, ver van het centrum van de Nederlandse podiumkunsten. In die gekozen periferie lik ik m’n wonden en ga ik samen met (geest)verwanten op zoek naar een eigen theatertaal, vakmanschap en plek in het veld. De reden waarom het mij tien mooie trage ausdauer-jaren later lukt om het gesprek aan te gaan in Balie over mijn zwartelijstervaring, een geval van machtsmisbruik dat mogelijk de koers van mijn leven bepaalde, is dat ik in tegenstelling tot die eerste jaren van mijn carrière een vorm van autonomie heb opgebouwd. Een zelfbewustzijn, zelfbeschikking en mondigheid waarvan ik destijds moest concluderen dat die in de tv- en filmwereld vaak volstrekt niet werd gewaardeerd- en al evenmin in de machtige delen van onze theatersector. In de afgelopen jaren heb ik echter ontdekt dat een dergelijke autonomie van denken en spreken fundamenteel is, niet alleen voor mijn kunstpraktijk, maar ook voor de expressie in mijn werk als acteur, schrijver of zanger, en nog belangrijker: voor mijn welzijn als mens. 

Het bewaken van grenzen terwijl je een plek probeert te verwerven is voor elke niet-gearriveerde persoon in de podiumkunsten een paradoxaal gegeven. Naar de rand van het veld bewegen was voor mij een manier om op adem te komen en te zien waarom ik destijds in het centrum dreigde op te branden en mijn lol in het vak begon te verliezen. Met de blik van nu concludeer ik dat er een aantal problematische reflexen zijn in delen van de sector. 

Veel van ons zijn zelfstandigen, anderen hebben een baan maar bevinden zich evengoed in een precaire positie. Je zou zeggen dat heldere kaders en afspraken dan juist in ieders belang zijn. Maar de kunsten hebben de neiging om vanuit romantische reflexen de grenzen juist te doen vervagen. In het vrij extreme geval van Oostpool gebeurden de grensoverschrijdingen in de late of vroege uren, was er sociale druk om drugs te gebruiken en een overdreven nadruk op de aantrekkingskracht van jeugd. Waar de grenzen tussen werk en vrije tijd vervagen kunnen groepsdruk en vriendschap geïnstrumentaliseerd worden. Kritiek hierop kun je weerleggen door je te beroepen op de romantische natuur van de kunsten. Of op het grote talent van de dominante kunstenaar die in het midden van dit proces staat; de kritische dimensie van de kunst verdwijnt vaak in dergelijke symbiotische omgevingen. Wie hierin gezonde grenzen gaat stellen, wordt binnen deze dynamiek gezien als fundamenteel bedreigend voor de status quo. Zo filteren we regelmatig de kritische notie en autonomie uit onze omgevingen en uit onszelf. 

We kunnen meewarig naar Arnhem kijken of naar de dader wijzen maar we kunnen ook eerlijk zijn: dergelijke uitwassen worden vaak medegeproduceerd door onze gezamenlijke gewoontes en door de heersende cultuur. Natuurlijk dragen alle spelers in een geval van machtsmisbruik hun eigen individuele verantwoordelijkheid maar aan ons allemaal is de opdracht om te kijken hoe we nu structureel beter verder kunnen.

Als de druk op de ketel van verdeling van macht, aandacht, podium en middelen nog groter gaan worden dan is besef van rechtvaardigheid, solidariteit en zorg voor elkaar datgene waar we ons op zouden moeten richten. Dat is ook juist in het belang van degenen die zich in positie van macht bevinden. Als de druk op onze sector toeneemt, dan kan het of heel veel slechter worden – of juist ernstig gaan verbeteren. Er zijn namelijk nu al meer en meer mensen die niet te winnen hebben bij het systeem van pikorde, verdeel-en-heerspolitiek en het recht van de sterkste. Deze mensen hebben enkel te winnen bij het open trekken van hun mond. Ze vinden vandaag de dag geestverwanten met een enkele hashtag en in die digitale ruimte incubeert en groeit hun kennis even snel als hun drang tot emancipatie. Hun bek open trekken is hun ticket to ride. Vaak ook hun enige kans. Onder de huidige druk zal deze groep verder groeien. Daarmee zijn de verhoudingen aan het verschuiven. De disruptie die de technologie bracht heeft ons nieuwe stemmen en verhoudingen opgeleverd. Het zorgt voor andere hiërarchieën en een herwaardering van enkele verwaarloosde waarden. 

Er is dus werk aan de winkel voor artistiek leiders, algemeen en zakelijk directeuren en voor besturen, raden van toezicht en andere machthebbers in het veld. Waarin schuilt dat werk? 

Allereerst moeten we starten met eerlijk reflecteren op zaken als ongelijkheid en macht. Het past vaak niet bij ons egalitaire zelfbeeld, maar we moeten erkennen: macht is een factor. Waar men niet gereflecteerd heeft op macht, heerst ook vaak allergie voor een bewust gesprek over het tot stand komen van macht. Deze onmacht compenseert men vaak met het tentoonspreiden van dominantie. Terwijl de vuist op tafel en het herhalen van oude verhoudingen en vormen van uitsluiting niet bepaald het gevoelige antwoord vormen op de wezenlijke vragen van deze tijd. 

In reactie op die nieuwe werkelijkheid zie je leiders nu soms publiek trachten ‘het juiste’ te zeggen om de achterkant van de dingen te proberen te verbergen. Maar verandering moet voorbijgaan aan het managen van imago, damage control en dingen doen voor de bühne. 

Achter de schijnbare morele helderheid van ‘dingen die er goed uit zien’, schuilt een modderig proces waarin niets is wat het lijkt. Tijdens het MeToo-gesprek in De Balie kwam ik erachter dat de castingdirector die ik als een soort medeplichtige zag, zelf een zware burn-out heeft gehad en nu veel doet om de castingsector veiliger te maken voor acteurs. De morele helderheid waarmee ik het gebouw binnenliep, werd daarmee troebeler. Maar dit voorbeeld bewijst wel een belangrijk punt voor mij.

Namelijk dat het in zaken als fair practice, machtsmisbruik, uitsluiting op basis van anders zijn dan de norm, altijd gaat om de bredere cultuur. Als er een onveilige basis is waarop men macht verwerft of macht invult, is dat slecht voor ons allemaal. De directe omgeving van de macht en de machthebber betalen zelf uiteindelijk ook met hun welzijn. 

De stap die ik zelf hoop te maken is deze: van een nieuw gevonden individuele mondigheid te bewegen naar een opvatting over autonomie die niet roepend vanaf de rand is maar juist ingebed is in een groter geheel. 

Het vraagt van mij, en wellicht wel van iedereen in de sector, dat we leren aan tafel te blijven zitten bij frictie en wrijving. Dat we omgevingen en culturen bouwen waar mensen niet worden verwijderd bij meningsverschil omdat er genoeg weerbaarheid of zelfvertrouwen op plekken is om met verschil om te gaan. 

Alle codes die we ondertekenen moeten van dode letter en lippendienst veranderen in doorleefde werkelijkheid. Bij de vraag: wie geven we de leiding?, moet de leidraad zijn: hoe zorgen we ervoor dat deze verandering niet enkel cosmetisch is? Door een gegeven centraal te stellen dat we traditioneel vaak als secundair beschouwen, dat historisch vaak als minder relevant werd gezien, en dat lang gold als afbreuk doend aan het gewicht van kunst: zorg. 

Op de toneelacademie Maastricht werd er altijd schamper gesproken over studenten die kort na het halen van hun diploma een kind kregen. Het bracht een ander waardepatroon binnen, veranderde de status quo en in reactie daarop spraken we daar slecht over. Wellicht ook om de onrust te neutraliseren die de mogelijkheid om in het leven op andere zaken te navigeren dan enkel carrière, teweeg had gebracht. De zachtheid van zorg werd gezien als een soort verliezerschap.

Herwaardering van zorg is een goede indicator van verandering. Het is de notie dat machtsopvattingen die vertrekken vanuit dominantie ontmanteld kunnen worden.

In een omgeving waarin er waardering is voor zorg, zijn de namen van productieassistenten, stagiaires en administratief personeel gekend en wordt de eventuele status aparte van de steracteur ingezet voor het welzijn van eenieder. In een dergelijke omgeving schrijf je mensen niet af wanneer er iets uiterst menselijks gebeurt, zoals ziekte, mentale problemen of verdriet om verlies. 

Er is constant overleg nodig in een wereld waarin de dagelijkse micro beslissingen op allerlei niveaus directe impact hebben op onze werkelijkheid en op de bestrijding van de verschillende epidemieën, pandemieën en asymmetrieën. 

Het onderschrijven van welke code dan ook, heeft enkel zin als we met dagelijkse zorg zien hoe bewuste keuzes het verschil kunnen maken. De uitdagingen van deze tijd vragen enorme aandachtigheid en de bereidheid te luisteren. Hartelijkheid is hierin een serieuze competentie. Het is ook hartelijk om je eigen onvolledigheid te tonen. Juist omdat het bij uitstek de strategie is om deuren te openen en te komen tot communicatie en contact. 

De reden waarom ik in de Balie aantrad om mij uit te spreken was deze: auditie doen, spelen, performen moet voor mij mogelijk zijn in een intimiteit die vergelijkbaar is met die binnen de huiselijke sfeer; zo kan ik mijn fundamentele veiligheid inzetten voor een publiek verhaal. Als niet ieders intimiteit binnen de auditie, op het podium of in de repetitiezaal veilig is, dan knakken mensen en dan wordt ons als grotere groep expressie ontnomen.

De uitsluiting van een ander doet iets met jouw menselijkheid en in de podiumkunsten betekent het heel concreet dat we gespeend blijven van stemmen, andere kleuren van expressie en verrijking van gesprek in al dat wat er door ons gezamenlijk gemaakt wordt. Over die expressie hebben we het niet vaak, al werken we in een kunstenveld; en ook niet  over welk gevoel van veiligheid er nodig is om tot rijke expressie te komen in onze uitingen.

We zijn vaak verhard en onze focus op aanzien en prestatie maakt onze werkomgevingen  weinig hartelijk – en minder expressief. 

Als kwetsbaarheid enkel gevraagd is van performers en niet van alle schillen eromheen dan zitten we in een soort elitaire bevriezing. Door dit gebrek aan wederkerigheid ontnemen we niet enkel anderen maar ook onszelf onze bloei. Omdat de schillen om performers heen juist ook mede de voorwaarden, context, verandering en expressie produceren. Bewustwording daarvan en daarvoor hartelijke zorg dragen, is in tijden van crisis, stress en tekort de enige juiste beweging voorwaarts.  

Dossiers

Theatermaker september 2020