Er lijkt ruimte te komen voor een nieuwe instelling voor erfgoed, reflectie, onderzoek en kennis over en voor de podiumkunsten. Hoe zou zo’n instelling er idealiter uit komen te zien? Theatermaker vroeg vier kunstenaars hun visie. Deel 1: Maartje Prins

Met het bewaren van aan theater verbonden documenten, objecten en beelden wordt ons collectieve geheugen gevormd. Het getuigt van beschaving om belangwekkend werk te bewaren. Maar hoewel ik veel inspiratie voor mijn werk haal uit onderzoek, heb ik tijdens mijn studie en eerste jaren werk geen gebruik gemaakt van de collectie van het TIN.

Er lijkt een tegenstelling te bestaan tussen het vluchtige karakter van theater en de logica van het archief waarin restanten van voorstellingen worden bewaard. Het archief is zo geen geheugen van het lichaam van de maker of de toeschouwer. Het communiceert in taal en tekst, maar niet via het lichaam, terwijl dat zo’n wezenlijk onderdeel is van het theater. En de keerzijde van het vastleggen van de herinnering is dat het archief ook bepáált wat onze collectieve kennis en geheugen is. We zien het verhaal van degene die verzamelt, en dat is niet vanzelf iedereens verhaal.

Composthoop
Een compleet archief van de podiumkunsten aanleggen, is praktisch een onmogelijke opgave. Maar ook de veronderstelling dat een precieze afspiegeling van alles wat gemaakt wordt bewaard kan worden, is problematisch. Het suggereert een soort oneindige neutrale consensus over wat belangrijk is, die naar mijn mening niet bestaat. Ik zou een instituut waarin het erfgoed van de podiumkunsten wordt bewaard daarom als ‘composthoop’ willen organiseren. Met dat (aan werk van choreografe Siobhan Davies ontleende) begrip wil ik niet suggereren dat alles zodra het gemaakt is tot tuinafval verworden is, maar wel dat het kan transformeren en een voedingsbodem kan zijn voor toekomstig werk.

Het instituut dat ik voor ogen heb vormt een levend archief dat even dynamisch, intiem en tastbaar is als het theater. Ik wil dat het gearchiveerde voelbaar gemaakt kan worden door het weer uit te voeren, te dragen, te bouwen. Dat betekent bijvoorbeeld dat kostuums niet alleen bekeken kunnen worden, maar ook aangetrokken. Dat maquettes niet alleen in vitrines staan, maar ook in een schaaltheater belicht kunnen worden. Misschien overleven sommige objecten dat niet, maar zijn er wel nieuwe beelden of ervaringen gecreëerd. Of zelfs voorstellingen uit gemaakt.

Ik wil dat gebruikers, of in ieder geval wisselende curatoren, hun eigen vragen kunnen onderzoeken en het archief daarnaar kunnen reorganiseren zodat ze dat wat ze gevonden hebben voor anderen zichtbaar maken. Dat mensen hun eigen herinneringen aan bestaand materiaal kunnen toevoegen. Dat ze kunnen vertellen wat ze gezocht hebben en waarom.

Hoewel een digitaal archief niet dezelfde zintuigelijke ervaring kan bieden, biedt het wel meer mogelijkheden om verbindingen te leggen en te laten zien, ook met niet-Nederlands werk. Als het digitale archief goed georganiseerd is nodigt het je uit niet alleen te vinden wat je zoekt, maar ook te vinden wat je niet zoekt.

Plek voor de toeschouwer
Hoewel de toeschouwer wezenlijk is voor het theater lijkt de toeschouwer, op de recenserende na, te ontbreken in het archief. Ik denk dat het interessant is de toeschouwer bij het theatererfgoed te betrekken. Hoe de toeschouwer terugkijkt op voorstellingen is onderdeel van het collectieve theatergeheugen, waarmee het onderdeel kan zijn van een levend archief. Daarnaast zou de toeschouwer uitgenodigd kunnen worden niet alleen te kijken maar mee te doen, door hem bijvoorbeeld teksten te laten voordragen of kostuums uit te proberen.

Verbonden
Bij een archief als composthoop past voor mij dat het verleden wordt verbonden aan de actualiteit, zowel binnen de sector als politiek en maatschappelijk. Waarom niet kostuums van de hedendaagse schutterij tentoonstellen in combinatie met theaterkostuums van militaire personages, op het moment dat een VVD-kamerlid voorstelt de schutterij te subsidiëren uit de cultuurbegroting? Of herinneringen verzamelen aan eerdere uitvoeringen van een bepaald stuk op het moment dat dat stuk opnieuw wordt uitgevoerd. En theater kan meer verbonden worden met beeldende kunst en geschiedenis in het algemeen, door activiteiten te organiseren met musea in de stad.

Collectief geheugen dus collectieve verantwoordelijkheid
Omdat het archiveren ons geheugen vormt, moeten we ons er allemaal mee bemoeien. Natuurlijk zou de overheid meer steun moeten geven aan een erfgoedinstituut voor theater. Maar als culturele instellingen en makers ook onbaatzuchtig investeren in het collectieve goed, investeren zij in blijvende vernieuwing van de sector.

Maartje Prins (1971) is kostuum- en decorontwerper.

Dossiers

Theatermaker januari 2019