Waar dansers in loondienst bij grote gezelschappen elke dag een (ballet)les volgen, is dit voor freelance dansers allang niet meer de norm. Hoe geven zij hun training vorm, wanneer elke choreograaf iets anders van hun lichaam vraagt?

Zo’n twintig jaar geleden volgden ook freelance dansers elke dag een ballet- of moderne dans les. Hun ritme werd bepaald door de projecten waaraan ze verbonden waren. Meestal werkten ze zo’n vier tot vijf maanden achtereen aan een voorstelling. De repetities en tour volgden elkaar op. Tegenwoordig is dat niet meer voor te stellen, vertelt Kristin de Groot, directeur van Dansateliers. Projecten zijn uitgesmeerd over langere tijd, en repetitie- en voorstellingsperiodes zijn verbrokkeld over het jaar. ‘Toen ik zelf nog werkte als freelance danser (van 1987-1997, red.), was de dagelijkse moderne of klassieke les onderdeel van je bestaan als danser. Je warmde op met een les in de ochtend en rond een uur ’s middags vertrok je naar de repetitie, die vaak op een andere locatie was’. De laatste tien jaar ziet De Groot daarin een verschuiving, die ertoe leidde dat de dagelijkse open balletlessen voor freelancers bij Dansateliers in juni 2019 werden afgeschaft. Toen de dansers van Conny Janssen Danst na hun verhuizing de lessen in eigen huis gingen volgen in plaats van aan te sluiten bij de open lessen van Dansateliers, was er geen voldoende massa meer om de lessen voor freelancers voort te zetten.

De Groot: ‘Tien jaar geleden stonden alle dansers die verbonden waren aan projecten van onze choreografen in de les. De generatie choreografen die nu acht tot tien jaar bezig is, heeft een nieuwe manier van creëren ontwikkeld. De fysieke taal die ze nodig hebben voor wat ze uiteindelijk wilden laten zien, vroeg om een andere voorbereiding dan ballet. Ze moesten dansers soms juist ontdoen van de klassieke vorm. Dus stuurden ze hun dansers niet naar de les, maar werd de opwarming van de dansers onderdeel van het repetitieproces en ontwikkelden ze samen een fysieke voorbereiding op het creatieve proces. De opwarming is nu inherent onderdeel van het repetitieproces, het is geen aparte entiteit.’

Van Cunningham naar Countertechnique

Ook directeur Gary Feingold en programmeur Ineke Drabbe van de Henny Jurriëns Stichting (HJS) zien het trainingsregime van freelancers veranderen. De HJS biedt sinds 1996 klassieke en moderne lessen aan, waar voornamelijk freelance dansers op af komen die werken voor choreografen en gezelschappen als LeineRoebana, Ivgi&Greben, Arno Schuitemaker, Nicole Beutler, ICK Amsterdam en die in kleinere producties of musicals dansen. Momenteel bieden ze elke dag één balletles en een moderne les aan. Daarnaast bieden ze zo’n dertig (meerdaagse) workshops per jaar aan met repertoire van choreografen als Crystal Pite of Jiří Kylián. Feingold: ‘Bij die workshops komen veel fysiek getrainde dansers: mensen die werken of willen werken met Akram Khan, Hofesh Shechter of Ohad Naharin. Als je daar aan het werk wilt, kun je ter voorbereiding op een auditie een workshop volgen.’

De HJS volgt de trends en behoeftes vanuit het dansveld, waardoor de programmering door de jaren heen sterk is veranderd. In de beginjaren stonden er moderne technieken als Cunningham en Limón, ontwikkeld door choreografen Merce Cunningham en Jose Limón, op het programma, vertelt Drabbe. ‘De freelance dansers van Bianca van Dillen (destijds choreograaf en artistiek leider van Stichting Stamina, red.) werkte namelijk veel vanuit de Cunninghamtechniek. Choreograaf Jacqueline Knoops baseerde haar werk meer op Limón, dus dat was voor haar dansers dan weer een relevante techniek.’

Die stijlen worden nu niet meer gegeven, omdat er simpelweg niet meer vanuit die technieken gewerkt wordt. Er is nu juist veel Countertechnique, ontwikkeld door choreograaf Anouk van Dijk. Ook is er Flying Low, ontwikkeld door David Zambrano, Gaga, de bewegingstaal die choreograaf Ohad Naharin introduceerde, en release technique, vertelt Drabbe. ‘Daarnaast geven we ook lessen in (contact)improvisatie. Tegenwoordig is er in een creatieproces vaak sprake van cocreatie en wordt er veel van de creativiteit en het denkvermogen van een danser gevraagd. Dan kan zo’n les improvisatie enorm helpen.’

Wat voor training dansers volgen, is afhankelijk van wat het creatieproces vraagt. De Groot: ‘Aan Dansateliers zijn bijvoorbeeld Marta & Kim verbonden, die circus en dans combineren. Zij hebben veel meer aan lessen in contactimprovisatie en acrobatiek. Choreograaf Joseph Simon wil met zijn werk ballet een nieuw gezicht geven, door dit te combineren met hiphop en housedance. Voor hem en zijn dansers zijn balletlessen juist heel nuttig.’

Les nemen kost geld

Ook praktische en financiële omstandigheden spelen een rol in het al dan niet volgen van een les. Doordat er meestal geen sprake meer is van een aansluitend repetitieproces en een tour, zijn dansers de ene keer veel aan het werk, soms in het buitenland, en dan weer juist een periode werkloos. Feingold: ‘In 2013 verdween er vanwege de bezuinigingen op cultuur veel werk. Een jaar daarvoor verdween ook de WWIK (Wet Werk en Inkomen Kunstenaars). Deze regeling gaf dansers een kleine uitkering om het gat tussen de academie en het werkveld te overbruggen. Een les volgen kost geld, en dus gingen dansers minder lessen volgen en in plaats daarvan zwemmen, hardlopen of yoga doen.’

In 2015 besloot de HJS van twee dagelijkse balletlessen en een moderne les naar een balletles en een moderne les op een dag te gaan. Die keuze was enerzijds ingegeven doordat ook de HJS gekort werd op haar subsidie, en anderzijds doordat dansers minder werk hadden en naar het buitenland vertrokken. De afgelopen vier jaar zit er weer een stijgende lijn in het aantal dansers dat een les volgt. Gemiddeld staan er elke dag zo’n veertig dansers in de les, waarvan de samenstelling wisselt per dag.

Weinig freelance dansers volgen nog dagelijks een les. Voor danser en choreograaf Charlie Prince is het vooral afhankelijk van zijn rooster. ‘Als ik aan het toeren ben, zijn de opwarming, repetitie en het optreden zelf al genoeg training. Als ik tussen twee projecten in zit, dan train ik om de dag. Soms is zelfs niet trainen goed: als je moe bent en je hebt een lange repetitiedag, kun je je lichaam soms beter wat rust geven.’

Ook Charlotte Mathiessen, danser en choreograaf (onder andere  bij Chronos), volgt niet elke dag een les. ‘Ik probeer in ieder geval een keer per week een balletles of moderne les bij de Henny Jurriëns Stichting te volgen, soms twee. Daarnaast doe ik yoga en martial arts. Op een repetitiedag vormt de repetitie zelf mijn warming-up. Op dagen dat ik vrij ben, doe ik thuis oefeningen. Elke dag een balletles of moderne les volgen kan ik mij financieel gezien niet veroorloven. Dan zou ik honderdzestig euro per maand kwijt zijn aan mijn training. Maar als ik meer geld zou hebben, zou ik wel vaker naar een les gaan, of twee lessen achter elkaar volgen.’

Balletles anno 2019

Ballet heeft voor veel freelance dansers een andere functie dan vroeger. Choreograaf en balletdocent Loïc Perela: ‘In het verleden volgden we een balletles om te werken aan onze techniek. Of we deden een floorwork-les om te werken aan vloerwerk. Met die mindset zijn bepaalde lessen voor dansers niet meer relevant, omdat er steeds minder vanuit de ballettechniek wordt gewerkt. Je kunt dan ook yoga doen. in plaats van ballet. Daarom doe je als freelancer nu meestal geen ballet meer om je techniek te verbeteren, het gaat om de vraag: hoe kan ik de vaardigheden die ik in de les verkrijg toepassen op andere vormen van bewegen? Als we een balletles zien als een training waarin je let op een bepaalde mindset, lichaamsbewustzijn, coördinatie, muzikaliteit en bewustzijn van hoe je lichaam zich verhoudt tot de ruimte en andere lichamen, dan heeft ballet heel veel waarde. Wanneer je ballet inzet in combinatie met andere trainingsvormen, geeft dat een danser een breed palet aan vaardigheden om het lichaam te gebruiken.’

‘Datzelfde principe geldt ook voor bijvoorbeeld Countertechnique of Gaga. Die methodes zijn ontwikkeld voor een bepaald gezelschap, om hen te trainen in de bewegingstaal van de choreograaf. Maar dansers die niet bij die gezelschappen werken hebben ook veel aan die methodes, ze worden niet voor niets wereldwijd aangeboden.’

Drabbe ziet nog een andere reden om balletles te volgen: ‘Voor veel dansers is ballet zo vanzelfsprekend, dat het een makkelijke warming-up is waar je niet te veel over hoeft na te denken. Een moderne les kost vaak meer inspanning, omdat er een choreografie wordt aangeleerd en elke stijl net iets anders is. Ballet heeft een vaste volgorde, die is overal en onder elke docent hetzelfde.’

De verschillende opvattingen over hoe en hoe vaak te trainen, tonen aan hoe geëmancipeerd de freelance danser is. Het zegt veel over de relatie tussen danser en choreograaf, waarbij de choreograaf een danser nu echt vrijlaat in welke training hij of zij volgt in repetities. De discussie over een gezonde training ligt daarmee open. Dansende zzp’ers hebben eigenaarschap over hun lichaam en de kennis en het zelfbewustzijn om te bepalen welke training zij nodig hebben, zodat zij zelf hun training vormgeven op een manier die hen past.

Foto Passie in Beeld

Dossiers

Theatermaker januari 2020