Toen in 1988 in Deventer de honderdste verjaardag werd gevierd van de integrale Shakespeare-vertaling door Burgersdijk, was het aan Willy Courteaux om de feestrede uit te spreken. Hij had immers deze titanenarbeid in de twintigste eeuw voor de Vlamingen verricht. En daarmee een heldenstatus verkregen.

Courteaux hekelde in zijn toespraak de ‘gruweldaden van de moderne toneelregisseur’, die de toneelstukken van de Zwaan van Avon bij voorkeur tot een derde van de originele lengte pleegt terug te brengen. Ten dienste van de toneelspelers, volgens Courteaux ‘semi-analfabeten die zelden of nooit een boek lezen’. En goed voor het publiek, ‘dat tussen Dallas, Dynasty en een half dozijn praatshows nog wat cultuur wil opsnuiven’.

Courteaux kon het weten. Toen in de jaren tachtig van de vorige eeuw op de ‘Vlaamse publieke’ de bordkartonnen Shakespeare-adaptaties van de BBC als televisietoneel werden uitgezonden, ging aan iedere uitzending van ieder deel een inleiding vooraf, uitgesproken door de wit bebaarde, beminnelijk glimlachende grijze eminentie van de Vlaamse woordkunstenaars. De Shakespeare-vertalingen van Willy Courteaux hadden toen reeds de status van gouden standaard verworven.

Toegegeven, ze waren niet zo sidderend poëtisch als die van Hugo Claus. Niet zo bekkend speelbaar als die van Johan Boonen. Niet zo you-gotta-move swingend als die van Tom Lanoye. En niet zo inventief en stralend als bij Frank Albers. Een beetje pips waren ze eigenlijk. Een tikje preuts misschien. Maar puik in het vakwerk en popelend van leesbaarheid. Trouwens: zoals bij ons Hollanders Burgersdijk altijd binnen handbereik ligt, zo heeft iedere Vlaming die aan Shakespeare begint zijn ‘Grote Courteaux’ ernaast liggen. Ook Lanoye bij Ten Oorlog, ook voor Risjaar modderfokker den derde. Frank Albers prijst de grijze maestro omdat hij Shakespeare in zijn vrije tijd vertaalde. ‘Niet als opdracht, maar gewoon, omdat hij er zin in had.’ En van Hugo Claus werd ooit de uitspraak genoteerd: ‘Telkens als ik Shakespeare bewerk, zit Courteaux op mijn schouder.’

Willy Courteaux, net als Louis Paul Boon opgegroeid in Aalst, had daar bij de jezuïeten Hamlet opgevoerd en er een grote liefde voor de bard aan overgehouden. Toen een acteur zich in 1953 liet ontvallen dat er behoefte was aan een authentieke Vlaamse-Nederlandse vertaling, groeide langzaam het plan. In 1955 begon hij eraan, met de beide delen van Hendrik IV. Zestien jaar lang vertaalde hij iedere dag. In 1971 zette hij de laatste punt achter de laatste regel uit Pericles: ‘Heb dank voor uw geduld; moge geluk / Uw deel zijn. Dit is ’t einde van ons stuk.’

De teksten werden bij iedere herdruk verbeterd, vaak na commentaren van toneelspelers. In 2007 verscheen een volledig herwerkte editie in drie kloeke delen.

Ik heb een zwak voor schoolmeesters met goeie verhalen. En Willy Courteaux leidt zijn vertalingen sterk in. Ik begon indertijd bij zijn ‘Koningen’. Hij legt daar goed uit wat de oorsprong was van de belangstelling bij de Elisabethanen voor hun recente historie: een panische angst voor de terugkeer van burgeroorlogen. Echt willen leren van geschiedenis dus. Toneel is daar een goeie plek voor. Courteaux vertelt in zijn introductie dat Shakespeare geen geschiedkundig ambtenaar wilde zijn, geen ideologische Dorknoper. Daarom boort hij veel bronnen aan. Naast de feitelijke ook de lyrische, de onbetrouwbare, de mistige.

Tot slot een voorbeeld van de woordkunstenaar Courteaux, middels de Proloogspreker uit Hendrik V. Die de verbeeldingskracht van de toeschouwer in één adem bezingt, bespeelt en bezweert.

Omvat dit hanen-vecht-kot Frankrijks vlakten?
Of kan men zelfs in deze houten O
de helmen stapelen waar bij Azincourt
de lucht voor heeft gesidderd? Vergeef me,
het cijfer nul kan, hoe bescheiden ook,
een klein getal tot een miljoen doen stijgen.
Wij zijn de cijfers in de grote rekening
en werken op de kracht van uw verbeelding.
Denk in de kring van deze muren nu
twee sterke koninkrijken ingesloten,
elkaar met opgeheven hoofd bedreigend,
door een gevaarlijk smalle zee gescheiden.
Vul in uw geest zelf aan wat ons ontbreekt,
verdeel in duizend delen elke man
en schep uit fantasie een legermacht.
Als wij van paarden spreken, denk dat u
hun trotse hoeven in het stof ziet beuken.
Verbeelding doet u onze vorsten kronen,
verplaats hen, her en der, spring door de tijd,
vat in een uurglas samen wat wel jaren duren kon.

Foto: Johan Jacobs

Dossiers

Theatermaker zomer 2017