Giel Pastoor staat aan het hoofd van het Parktheater in Eindhoven. In plaats van directeur noemt hij zichzelf liever ‘beweegstrateeg’. Een term die al verraadt dat zijn theater steeds meer buiten de grenzen van het eigen gebouw treedt. Dit altijd vanuit de filosofie zoveel mogelijk mensen te willen raken.

Hoe zou je de rol van jullie theater in deze stad omschrijven?

‘Vroeger was die rol dat we hier een huis hadden. Vastgoed. Met zalen. Je programmeerde en je deed de deur open en dan kwam er publiek binnen en aan het eind van het jaar had je het gehaald, of niet. Maar dat is allang niet meer. Die rol is niet meer voldoende, omdat alles in beweging is. Dus wij hebben onszelf verplicht om naar buiten te gaan. Met behoud van binnen, want dat is onze basis. Wij zijn heel blij met de mensen die we bereiken, maar we willen heel veel mensen tot creativiteit brengen. Dat kan voor een deel hier, maar voor een deel ook niet. Dat zijn de mensen die we niet kunnen verleiden om naar binnen te komen. Of nog niet, of niet meer. Dus dan moet je naar buiten. De mensen opzoeken die, zoals wij het zeggen, een afstand hebben tot de theatermarkt.’

‘We doen dat bijvoorbeeld op een plek als Pand P (de oude plek van Plaza Futura). In feite hebben we er vastgoed bijgenomen. In een tijd waarin iedereen vindt dat er te veel theaters zijn, zou ik eigenlijk wel op elke straathoek een theater willen beginnen. Dan moet je het wel goed doen, samenwerken, elkaar versterken en de ruimte geven, en een lange adem hebben. Je moet niet meteen bij de eerste tegenslag gaan denken dat je het niet redt. Pand P is een vlakkevloertheater met honderd stoelen voor voorstellingen van nieuwe makers, amateurs en (semi-)professionele clubjes – een coöperatie. Het heeft drie jaar de tijd om te komen tot een mooie plek met nieuwe programmering, nieuwe medewerkers en met nieuw publiek. En die belofte lijkt zich nu al in te lossen. Daar komen 15 à 20 duizend mensen die we niet hier in huis hebben, een fantastische aanvulling.’

Wat doe je nog meer buiten je eigen huis?

We verzorgen livestreams van voorstellingen in een aantal verzorgingshuizen van zorggroep Vitalis, en we doen bijvoorbeeld de programmering voor theater De Hofnar in Valkenswaard. Eigenlijk beginnen heel veel dingen bij ons vanuit iets kleins, een kop koffie en een gesprek. Met Vitalis bespraken we hoe ons publiek ouder wordt en nooit meer naar toneel gaat – omdat men alleen komt te staan of in een verzorgingshuis belandt. Als grap zeiden we: “Jullie nemen ons publiek af”. Toen werd de vraag: hoe krijgen we dat weer terug? Kunnen we jullie publiek hier naartoe brengen of kunnen we voorstellingen spelen bij jullie? Of zullen we iets nieuws bedenken? En dat nieuwe werd dus, dat we – met toestemming van de artiesten – voorstellingen daar live uitzenden, samen met lokale omroep Studio 040. We hebben het al gedaan met balletvoorstellingen en met Diederik van Vleuten. En waar artiesten vroeger misschien terughoudend waren met het delen van materiaal, vragen ze ons nu wanneer ze een keer kunnen meedoen. Want wat gebeurt er op topavonden? Dan heb je hier in huis de zaal goed gevuld, met 900 mensen in de grote zaal, en dan kijken er nog eens 400 mee op die buitenplekken. Alsof je de Philipszaal erbij vult! Fantastisch, en die winst zit hem er niet alleen in dat extra publiek, maar vooral ook in het feit dat die mensen die voorstelling weer beleven, weer bij elkaar komen, en met hun (klein)kinderen kunnen delen waarom ze van theater houden.’

‘Dat is ook wat er mooi is aan het programmeren in De Hofnar. In Valkenswaard weten ze heel goed wat ze willen, maar ze hebben niet alle middelen, dus vroegen ze ons of we konden helpen. Zij kennen hun publiek, wij helpen met het programma.’

‘Een vaak gehoorde vraag is of er niet te veel stoelen zijn in Nederland. Persoonlijk denk ik: er zijn te weinig theaters, maar wel veel dezelfde. Als we publiek uit Valkenswaard willen bewegen naar hier, kan dat dan het beste door vanuit hier reclame te maken, of door van die plek daar een magneet te maken, die daar mensen enthousiast maakt en ze ook eens iets verder weg laat kijken, naar, bijvoorbeeld, hier.’

‘De gedachte is vaak: als het theater van mijn buurman sluit, krijg ik zijn publiek erbij. Maar ik ken geen enkel voorbeeld waarin de sluiting van een theater bij de buurman ineens voor veel meer publiek zorgde. En ik wil niet in schaarste denken, want dan betekent elke gevulde stoel bij de buurman een gemiste bezoeker bij ons. Maar als je denkt in overvloed, dan kun je zien hoe iemand ergens anders verliefd wordt op theater – en geloven dat diegene dan wellicht ook bij jou komt. Dus er moeten meer theaters komen. En ik geloof er heilig in dat dat ook in elkaars nabijheid kan, als die theaters onderling verschillend genoeg zijn. Voor een groot deel kun je zelfs vergelijkbaar zijn, maar door je te onderscheiden kun je heel goed naast elkaar bestaan.’

‘Kijk dan met elkaar, met Valkenswaard, met Veldhoven, Den Bosch, nog verder weg, hoe je het samen nog beter kunt doen. Of met een buurthuis hier in Eindhoven, met Vitalis. Zoek uit wat waar het beste past. En dan wordt de hele regio een plek waar we mensen kunnen raken en waar ze zelf het podium kunnen pakken. Daar zou ik graag naartoe willen. Dat we bijna als bijvangst ook nog voorstellingen hier doen. Zo open moet het, omdat je je anders ook zelf niet meer ontwikkelt. Buiten ons huis bereiken we andere groepen.’

Maar hoe zorg je dat je in je eigen huis gastvrij bent? Wat voor gebruik staat je gebouw toe?

‘Wij zijn er voor iedereen. Als je hier iets wilt organiseren, als je wilt samenwerken, is het antwoord: ja, mits het kan. We zeggen nooit nee. Met die grondhouding kan er heel veel. Het had gekund, als schouwburg, te zeggen dat we er zijn voor opera, toneel en dans en niet voor de rest. Een hele strakke keuze. Ik weet ook zeker dat je daar dan succesvol in wordt. Alleen, dan ben je succesvol op je eigen eiland, en sluit je mensen uit.’

‘We zoeken een eigen kleur om onderscheidend te zijn. Kijk, de theateropleiding is hier al weg, het Zuidelijk Toneel is naar Tilburg. We zijn de stad van Brainport, technologie, en ook van Urban. Er zijn zoveel meer smaken en kleuren. We gaan in gesprek met de grote groep expats in de stad over ons aanbod, we produceren de Urban Dansdagen en coproduceren met de crew van The Ruggeds – terwijl, nog geen vijf jaar geleden stond Urban echt niet zo in een schouwburg. Maar het is fantastisch om het huis vol jonge mensen te hebben.’

‘Een mooi voorbeeld is de foyer als flexwerkplek. Elke dag kunnen mensen hier komen werken, gratis koffie, gratis wifi, een programma met lezingen en ontmoetingen. Die mensen raken met elkaar in gesprek en daar komt een mooi initiatief uit voort als het GildePlustraject, waarin werkloze mensen weer zicht krijgen op werk. Dat is helemaal niet onze taak, maar dat komt erbij vanuit de flexwerkers en ontwikkelt zich dankzij hen. Die mensen delen hun kwaliteiten met elkaar, en met subsidie van de provincie is hun plan nu officieel een traject om mensen weer aan het werk te helpen. Als creativiteit en kunst en cultuur op die manier kunnen bijdragen, dan moet je het doen.’

‘Onze brede aanpak maakt het soms lastig voor de buitenwereld, ook voor subsidieschenkers, want: wat ben je nou eigenlijk? Je bent alles voor iedereen. Het zijn soms initiatieven waarvan je vooraf op bedrijfseconomisch vlak zegt: niet doen. Die hebben twee mogelijke uitkomsten: of het wordt een ramp, maar je hebt het geprobeerd en geleerd; of het wordt een succes, juist omdat je net dat doet waarvan iedereen zegt dat het gestoord is. Pand P, als dat zo doorzet, wordt een hele fijne plek. En soms zitten we ernaast. Maar zijn we alert, verhouden we ons tot tegenslag, dan komen we verder.’

‘Dus ik denk nooit over vastgoed. We hebben gewoon die ruimte en die wordt op meerdere manieren gebruikt. Er staat ook een glijbaan in de foyer, bijvoorbeeld. Want het blijft ook onze foyer waar gezinnen met kinderen komen rondom jeugdvoorstellingen. En die lopen over de tafels, ja, en glijden van dat glijbaantje. Ouders vragen dan geschrokken of ze daar wel overheen mogen lopen. Ja, dat mag gewoon. Eigenlijk laten we soms wat gekkigheid toe om met de buitenwereld in gesprek te blijven.’

‘De kracht van dit gebouw is dan ook niet per se het gebouw, maar dat zijn toch de mensen die hier werken. Als die niet bewegen, dan kun je een schitterende zaal hebben, maar dan stopt het vroeg of laat. Het erbij nemen van Pand P is ook verrijkend voor de mensen die hier werken. Er ontstaat vernieuwing, en daar leer je van. Ik hou heel erg van al die verbindingen.’

Speelt de plek waar je gebouw staat een rol?

‘Elk theater heeft een magneetfunctie vanuit de plek waar het staat. Het Parktheater heeft dat vanuit de fraaie wijk naast het park. Voor die groep mensen bouwden ze in 1964 op loopafstand een schouwburg – met uitstraling naar de hele stad. Terwijl, in dezelfde wijk, een paar honderd meter verderop, staat Pand P. En daar is alles anders, dat is een andere omgeving. En als ik daar ben, zie ik ook ander publiek. Laten we blij zijn met die mensen, die daar weer binnenkomen en met wie we daar de stad een leukere plek maken. Ik wil gewoon een leukere stad. Daar spelen wij een rol in. Wat mij betreft doen we dat op nog tien andere plekken.’

‘Wij zijn in gesprek met GGZ-instelling De Groote Beek, want dat heeft een theatertje. Nog niet alles is in beeld, maar ik zou heel graag beginnen met het verbinden van jonge makers met zo’n GGZ, om stukken te maken die ertoe doen. Daarvoor gaan we ons innovatieve financieringsmodel van Creative Impact Bonds inzetten.’

‘Zonder de oudere, trouwe bezoekers uit het oog te verliezen, werken we hard aan het uitbreiden van onze functies, voor een nieuwe generatie die heel anders naar dit soort dingen kijkt. Theater en kunst zullen altijd een rol blijven spelen, maar of dat voor die jongeren nou precies hier in huis is, op rij vier stoel vijf? Maar misschien is het wel bij die jonge persoon thuis, of in zijn wijk. Dus elk wijkgebouw in Eindhoven is een potentieel podium.’

‘Puur naar vastgoed kijkend, snap ik dat er partijen zijn die zeggen dat er te veel theaters zijn. Maar als je vanuit het perspectief van creativiteit kijkt, als we zoveel mogelijk mensen willen stimuleren in hun creativiteit, dan hebben we nog een wereld te winnen en moeten er nog veel meer theaters bij.’

 

Dossiers

Theatermaker december 2017