Bij het maken van een tweemaandelijks tijdschrift word je weleens overvallen door de tijd. Dit keer waren we gelukkig net op tijd om de onvergelijkbare Kitty Courbois na haar overlijden te eren met onze cover en met een kort in memoriam van Loek Zonneveld.

Voor het thema van dit nummer was het iets ingewikkelder. Ook de redactie van Theatermaker was passend geschokt na de verkiezingsoverwinning van Donald Trump in de VS. Ook wij – en bijna de hele theaterwereld met ons – leefden blijkbaar in een bubbel, waarin het geluid van de opstand niet genoeg was doorgedrongen. Moesten we niet proberen uit onze bubbel te stappen?

Nou, we waren de enigen niet.

De afgelopen maanden maakten we de hele hype-cyclus van het begrip ‘bubbel’ mee. Eerst het bewust worden van de niet zo universele wereldbeeld van de liberaal-humanistische klasse; daarna het driftig zoeken naar visies van degenen buiten de bubbel (plus de pedanterieën van diegenen die zich altijd al als outsider hadden gepositioneerd); dan de kritiek op de zelfverloochening die het onderzoeken van je eigen waarden met zich meebrengt; en ten slotte de problematisering van de term ‘bubbel’ zelf, die het schematische denken voortbrengt dat we er juist mee wilden bestrijden.

Het was ook allemaal akelig herkenbaar: de kunstwereld had dat hele parcours al gelopen na de aankondiging van de bezuinigingen op cultuur in 2011. Toen kreeg het meestal de vorm van gepassioneerde, maar vaak ook nogal pathetische rechtvaardigingen van het belang van kunst. Veel zieltjes zullen daarmee niet geworven zijn, maar het zelfonderzoek maakte de weg vrij voor een bredere acceptatie van een inclusiever idee over kunst.

En met dat inzicht in het achterhoofd dachten we verder. Moet de theaterwereld de kennis die we in onze zoektocht opdeden niet wat meer in praktijk brengen? Voor mijzelf werd die vraag actueel naar aanleiding van het maken van het Theaterjaarboek 2016. Daarbij gebruikten we de database van Bijzondere Collecties (voorheen het TIN) als leidraad, maar ik begin me steeds meer te interesseren voor de theatervormen die niet terugkomen in die 899 records van premières van professionele podiumkunstproducties.

Kortom: we begonnen dit thema met een zoektocht naar rechtse theatermakers, zoals Persis Bekkering vertelt in haar openingsessay Schuim, maar kwamen uit op een serie artikelen over makers en groepen die net buiten het centrum van het speelveld bewegen. Soms letterlijk, zoals PeerGrouP uit Donderen, soms figuurlijk zoals Stichting 5D, waar theater wordt gemaakt met mensen met een handicap. En daarbij hoort ook het reflecteren op je eigen blik, zoals vier theatercritici deden in gesprek met Marijn Lems.

Buiten het thema hebben we nog een kleine verzameling artikelen rond het onderwerp toneelschrijven: op initiatief van Lot Vekemans is het project Theatertext NL begonnen om Nederlandse auteurs te introduceren in Duitsland en tegelijk werkt Diederik Hummelinck onvermoeibaar aan het promoten en verkopen van populaire Nederlandse stukken in diverse buitenlanden. Vincent Kouters las vijf nieuwe Noorse toneelstukken die binnenkort in Nederlandse vertaling uitkomen.

Ten slotte hebben we deze maand een bijzonder artikel van Theaterkrant-bureauredacteur Joke Beeckmans, die een uitgebreide en minutieuze reconstructie schreef van het annus horribilis voorafgaand aan het failliet van Toneelgroep De Appel.

Met de Tweede Kamerverkiezingen net achter de rug lijkt het duidelijk dat in Nederland voorlopig de gematigden hebben gewonnen van de extremisten. Voor de kunsten betekent dat hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe afbraak, maar ook geen steun in de rug.

Kortom, laten we doorwerken in de geest van Kitty Courbois: met een open blik, tegelijk populair en avant-garde en met een herkenbaar stemgeluid.

Dossiers

Theatermaker april 2017