Ze was een van de oprichters van de Judson Church Group in New York, die in de jaren zestig de heilige huisjes van de dans omverwierp. Het oeuvre van Trisha Brown reikt van een repetitief roterende hand door de lucht, via wandelaars tegen een museummuur tot een ensemble op het podium van een operahuis.

‘In het bos kreeg ik mijn eerste lessen beeldende kunst: ik leerde kijken. Mijn oog viel eerst op de veertig meter hoge dennenboom. Vervolgens daalde ik af naar de beek en ten slotte naar het hele ecosysteem op poten of met vleugels; alles overgoten door voortdurend veranderend licht. Wat de minder contemplatieve kant betreft: ik viste en ik klom in bomen.’ (Uit: Trisha Brown, Dance and art in dialogue, 2002)

Trisha Brown, geboren Patricia, groeit op in Aberdeen aan de westkust van de Verenigde Staten, waar ze haar eerste danslessen krijgt: acrobatiek, jazz, tapdance en ballet. Aan het Mills College komt daar de moderne danstechniek van Martha Graham bij. In de zomermaanden volgen workshops van José Limón, Merce Cunningham en improvisatiemeester Anna Halprin. Dan ontmoet Brown postmoderne pioniers Simone Forti en Yvonne Rainer, die haar aanraden naar New York te komen voor de compositieklassen die Robert Dunn geeft in Cunninghams studio.

In 1961 verhuist Brown naar New York. Van Halprin heeft ze geleerd om dagelijkse bewegingen, zoals het vegen van de vloer, als uitgangspunt te nemen voor dans. Van Dunn leert ze om toeval, bijvoorbeeld met behulp van dobbelstenen, te gebruiken als basis voor een choreografie. Dunns studenten presenteren hun experimenten in de Judson Memorial Church aan publiek.

‘We waren er klaar voor om ons helemaal richting non-dance te bewegen,’ zo omschrijft Brown in een interview de focus van de Judson-groep, waarbij ook dansers als Steve Paxton en Deborah Hay zich aansloten en beeldend kunstenaars als Robert Whitman en Robert Rauschenberg.

In die eerste jaren creëert Brown voornamelijk verrassende solo’s. Eind jaren zestig start ze haar onderzoek naar free falling, dans die de zwaartekracht tart. In Man walking down the side of a building uit 1970 – het jaar waarin ze haar eigen gezelschap opricht – loopt een man aan een stalen kabel langs de muur van een huizenblok naar beneden. In Walking on the wall wandelen zeven dansers over een verticale dansvloer: de muren van het Whitney Museum of Modern Art. In Spiral slingeren ze rond de stam van een boom, in Floor of the Forest klimmen ze als apen door een grid van touwen.

In de decennia hierna blijft Brown de basiselementen van dans onderzoeken, verdiept ze zich in Alexandertechniek en Kinetic awareness en vernieuwt haar vocabulaire voortdurend. Vanaf 1979 maakt ze werk voor grote theaters, samen met onder anderen John Cage en Laurie Anderson. In 2010 is de opera Pygmalion van Jean-Philippe Rameau hier te zien; Brown tekent voor regie, choreografie en toneelbeeld.

Ook Nederlandse dansexperts zijn onder de indruk van Browns oeuvre. Danser/choreograaf Pauline de Groot was in de jaren zestig in New York en zag daar haar vroege werk. ‘Dat ultieme bewustzijn van de mogelijkheden van het lichaam, de vloeibaarheid van haar beweging en de timing vind ik prachtig. Maar ook dat haar dansers in casual outfit verschenen en in parken dansten. Ik ben echt een fan van haar gestructureerde improvisaties, waarbij de dansers elk een eigen parcours volgen en toch een sterke connectie hebben. Ik zat in het gezelschap van Erick Hawkins, maar in de zomer ging ik met Browns dansers mee naar de workshops in het American Dance Festival. We sliepen in tenten in het bos bij het Connecticut College, dat was heerlijk. Het waren leuke, lieve mensen. Ik hield enorm van hun intelligentie, hun humor en hun avant-garde-mentaliteit. We bespraken teksten van de boeddhistische filosoof Alan Watts. Dankzij die tripjes kwam ik in Nederland terug als een echte flower power girl.

Isabella Lanz zag als recensent veel van Browns voorstellingen, onder andere tijdens Springdance in Utrecht en het Holland Festival in Amsterdam. ‘Ik vind al haar werk geweldig. Enorm vernieuwend, conceptueel, maar licht en swingend. Brown was intelligent, heeft altijd haar hart gevolgd en bleef zichzelf ontwikkelen. Ze had een unieke stijl en was bovendien een hele aimabele vrouw. Helaas was ze de laatste jaren door dementie niet meer in staat om te choreograferen. De ideeën waren echt niet op.’

Dossiers

Theatermaker zomer 2017