Ze zijn allebei studieleider aan een kunsteducatie-opleiding, Carmen Lamptey in Utrecht, Jappe Groenendijk in Amsterdam. Vanuit hun brede kennis en diepe ervaring roepen zij het theater op om educatie nog veel meer te omarmen, en docenten om hun vak nog serieuzer te nemen. Een manifest in vier delen.

Als richtlijn voor deze aanbevelingen voor relevante, betekenisvolle en geëngageerde theatereducatie gebruiken we losjes het didactisch model van authentieke kunsteducatie. Kort gezegd komt dat erop neer dat theatereducatie verbindingen dient te leggen tussen ontwikkelingen in de professionele kunsten, actuele maatschappelijke thema’s en de interesses en belevingswereld van de doelgroep. Maken en leren zijn een groepsproces, waarbij docent en deelnemers onderling kennis en expertise uitwisselen en waarbij de opdrachten ruimte bieden voor ieders initiatief en fascinatie. Er wordt procesmatig en interdisciplinair gewerkt en er is volop ruimte om de ‘echte wereld’ kritisch tegemoet te treden door haar artistiek te bevragen of verstoren.

1. Vier de grensvervaging

De grenzen tussen theater en educatie vervagen steeds meer en dat is een goed ding. Theatereducatie kan in deze grensvervaging een voortrekkersrol spelen. 

Steeds meer theatermakers zien het als hun taak om mensen met elkaar in contact te brengen. Gevolg is dat de grenzen tussen voorstelling, nagesprek en educatietraject lang niet meer altijd duidelijk zijn te stellen – wat lang tot het randprogramma behoorde, is nu regelmatig hoofdprogramma. 

Theatermaker Lotte van den Berg zet met Building Conversation gesprekstechnieken in om aandacht te genereren voor de manier waarop we in contact treden met de mensen om ons heen. Charlie Duran combineert in zijn jeugdvoorstelling Secrets gameprincipes en educatieve tools met danstheater. En Ilay den Boer voert in Salomonsoordeel een theatrale re-enactment op van een asielaanvraag, waarbij zowel een bevriende asielzoeker als een IND-collega op het toneel staan, en het publiek uiteindelijk het oordeel moet vellen.

Kunstenaars die maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen of sociale verandering willen teweegbrengen kijken steeds vaker met interesse naar educatie. Dit wordt wel de ‘educational turn’ genoemd: de ontwikkeling dat kunstenaars in toenemende mate educatieve werkwijzen en pedagogische inzichten als hun artistieke praktijk beschouwen. 

In tegenovergestelde richting zien we dat nieuwe ontwikkelingen uit de kunst juist hun weg vinden naar kunsteducatie en kunstonderwijs. Theatereducatie gebruikt steeds vaker ook beweging, dans, performance, vogueing, spoken word, video en gaming om een verhaal te vertellen of een dialoog op gang te brengen. Deze ontwikkeling moedigen we aan: waar je ook werkt, binnen of buiten de school, als maker-docent dien je kennis te hebben van actuele ontwikkelingen in het werkveld en die te vertalen naar je praktijk.

Groenendijk: ‘Steeds meer gezelschappen nemen educatie, participatie en publiekswerking serieus. Toch zijn deze ontwikkelingen helaas niet vanzelfsprekend. Zo’n tien jaar geleden voerde ik als educatiemedewerker bij De Nationale Opera strijd om bij de conceptpresentaties van nieuwe voorstellingen aanwezig te mogen zijn. Tot die tijd was dat niet toegestaan, omdat alleen medewerkers van ‘artistieke afdelingen’ deze mocht bijwonen. Ook was er regelmatig verschil van mening met de marketingafdeling om contingenten voor ckv-klassen. Educatie koos met zorg voorstellingen uit die aansloten bij de belevingswereld van een zestienjarige, maar onze doelstellingen botsten nogal eens met de targets voor kaartverkoop die de marketeers stelden – ckv’ers golden in deze denkwijze niet als échte zaalbezetting. 

Bij DNO wordt educatie tegenwoordig gelukkig heel serieus genomen, maar er zijn nog steeds gezelschappen waarbij de educatieafdeling op de laatste plaats komt. Wanneer de voorstelling al af is, mag de educatiemedewerker er een workshop bij bedenken en zijn hoofd erover breken hoe je een schoolklas er enthousiast voor krijgt.’

Lamptey: ‘Binnenschools valt er ook nog winst te behalen. In de dramalokalen krijgen leerlingen nog regelmatig achterhaalde lessen over tableau vivants, wie-wat-waars, de emotie-bus en de eenheid van tijd, plaats en handeling in een volledig fictieve wereld. Als zij vervolgens tijdens het jaarlijkse theaterbezoek de zalen binnenstappen, ziet een hedendaagse voorstelling er meestal heel anders uit. De onderwerpen zijn actueel, er wordt gespeeld met dramaturgische codes, geshuffeld in tijd, vormgeving heeft een eigen betekenis, en vaak zonder vierde wand.’

2. Omarm interdisciplinariteit

Omdat theatereducatie tegenwoordig veel meer omvat dan teksttoneel, wordt ervaring met interdisciplinaire ontwerp- en maakprocessen steeds belangrijker. Interdisciplinaire samenwerking is een belangrijke manier om de eigen praktijk te vernieuwen en te leren van anderen met aanvullende expertises. Dat begint bij de kunstvak(docent)opleidingen.

In het Nederlandse onderwijs worden de kunstvakken van oudsher apart aangeboden. Het is natuurlijk belangrijk dat theaterstudenten zich kunnen bekwamen in hun discipline en zich de bijbehorende geschiedenis, technieken en attitudes eigen maken. Maar veel hedendaagse kunst laat zich allang niet meer vangen binnen de grenzen van een discipline en onder kunstenaars zien we een toenemende hybridisering van hun werkpraktijk. Dit sluit trouwens ook aan bij de manier waarop veel jongeren kunst consumeren, zij zijn echte culturele omnivoren en spreken de taal van TikTok, Fortnite, YouTube en social media. Als theateronderwijs wil blijven aansluiten bij het werkveld mag het deze ontwikkelingen niet negeren. 

Lamptey: ‘Op HKU Theater zie je de visie op interdisciplinariteit steeds duidelijker vorm aannemen. De relatief nieuwe module de Rivier loopt door de eerste drie jaar van alle vijf bacheloropleidingen binnen HKU Theater heen. De module zet in op interdisciplinaire processen, waarbij een theaterdocent, acteur, vormgever, schrijver en interactive performance designer wekelijks in gemengde groepen samen kunst beschouwen, discussiëren, filosoferen, onderzoeken en ontwerpen. Je ziet dat studenten met de kwaliteiten van ieders individu werken (wat niet per se disciplinegebonden is, terwijl die expertise wel meespeelt) en zo komen tot innovatieve, experimentele en betekenisvolle processen, producten en ervaringen voor de maker en de toeschouwer.’

Groenendijk: ‘Ook de master Kunsteducatie is interdisciplinair opgezet: kunsteducatoren uit alle kunstdisciplines brengen hun persoonlijke leervragen in binnen een multidisciplinaire leergemeenschap. Hierdoor krijgen zij verdieping in de eigen discipline en verbreding over de grenzen van die discipline heen. Gevolg is dat zij op een andere manier naar hun vakgebied gaan kijken. Studenten starten vaker vanuit een thema dat zij willen agenderen of een doelgroep waarmee zij willen werken. Vervolgens bedenken ze of ze daar een voorstelling, project of lessenserie over willen maken, welke kunstvormen daar het geschiktst voor zouden zijn en wie er dan nog meer in hun team zou moeten zitten.’

3. Benader theatereducatie als dialoog

Theatereducatie is altijd een dialoog – met de doelgroep waarmee je werkt, hun leefwereld en de bredere wereld om ons heen. Dit is een voorwaarde voor relevante, geëngageerde theatereducatie.

In theatereducatie staat contact op nummer één. Nog steeds komen wij soms theaterdocenten, lesontwerpen of voorstellingen tegen waarvan niet duidelijk is met wie ze willen communiceren. Er liggen dan prachtig artistieke eieren, diep filosofische vragen en door-en-door-beredeneerde concepten klaar, maar de jongeren snappen er niks van. Dit ligt nooit aan hen. 

Belangrijke vragen van een goede theatereducator (of je nou lesgeeft, een lesbrief schrijft of een voorstelling maakt) zijn: wie is de persoon met wie ik wil communiceren? Wat is de bredere context waarin we werken? En hoe verhoud ik mij daartoe? Oprechte interesse en écht luisteren naar de ander zijn volgens ons de basis voor een goede theaterdocent. Het is noodzakelijk om de deelnemers eigenaarschap over hun ervaring en ontwikkeling te geven en medeverantwoordelijk te maken voor het resultaat. Of de opbrengst nou kennis, een inzicht, een ervaring, een inspirerende les of een mooie voorstelling is; theatereducatie is een dialoog – met jezelf, de ander en de wereld om ons heen.

Als we een theatersector willen die Nederland bevraagt en verbindt, hebben we verschillende perspectieven nodig. Stemmen die niet de heersende norm vertegenwoordigen, die bewustzijn vergroten en bruggen bouwen. Stemmen als die van een generatie pas afgestudeerde theaterdocenten als Toni Blackwell, Christy-Ann Karijodirono, Adanma Okoro, en Robin Tinkhof moeten daarom gehoord worden. Zij brengen unapologetic vraagstukken, werkwijzen en verhalen die het theaterlandschap vollediger maken. In ons theaterlandschap hebben we makers, spelers, docenten en publiek nodig die deze verschillende verhalen kennen, doorleven en vertellen.

Lamptey: ‘In 4-havo moest ik als 15-jarige voor de vakken CKV en Drama regelmatig naar voorstellingen in de Krakeling, het Bijlmer Parktheater en de Stadsschouwburg Amsterdam. Ik zeg moest, omdat ik net als mijn klasgenoten niet stond te trappelen om erheen te gaan. De voorstellingen die ik zag waren niet voor mij gemaakt. Het was té abstract, er was té veel tekst met té veel moeilijke woorden, het was té langdradig en nooit zag ik een voorstelling waarin de acteurs op mij leken. Hoe kon ik als 15-jarige, die al 8 jaar op de Jeugdtheaterschool Zuidoost zat en nota bene zelf in voorstellingen speelde, het idee hebben dat theaterbezoek niet voor mij was weggelegd? Dit gevoel bleef overheersen tot ik in 2009 de voorstelling zag Krijg nou Titus van Theatergroep Siberia (regie van Floris van Delft). Voor het eerst zag ik een voorstelling met acteurs als Dennis Rudge, José Montoya, Fahd Larhzaoui. Dit waren acteurs die leken op mijn familieleden en op buurtgenoten die ik hier in de Amsterdamse Poort zou kunnen tegenkomen. Hier wilde ik wél goed voor gaan zitten. In deze bewerking van Shakespeare werd een taal gesproken die ik begreep, muziek gebruikt die ik op mijn iPod had staan, de kostuums waren sassy, het tempo lag hoog en was flitsend als de ping op m’n Blackberry. Het was brutaal en het publiek werd actief meegenomen door ons direct aan te spreken en hamburgers aan te bieden die live op het toneel werden gebakken. Eindelijk een voorstelling die de dialoog aanging en mij en met de wereld die ik kende.’

4. Draag het docentschap met trots uit

Theaterdocenten brengen nieuwe generaties liefde voor theater bij en zijn zo van vitaal belang voor de toekomst van de sector. Draag daarom het docentschap met trots uit, theaterdocent!

In de kunsten is iets vreemds aan de hand. Vele kunstprofessionals hebben een hybride praktijk als kunstenaar-docent. Toch identificeren zij zichzelf vaak vooral als maker, zelfs als het leeuwendeel van hun inkomsten uit hun docentschap voortvloeit. Voor de theaterdocent staan makerschap en docentschap nooit los van elkaar: je dient je kern als maker te hebben gevonden om te kunnen doceren, maar je dient ook een stevig fundament voor je docentschap te hebben om te kunnen maken met de ongetrainde of anders getrainde speler. Toch krijgt die docentkant lang niet altijd de eer die hem toekomt.

En dat terwijl velen dankzij een theaterdocent voor het eerst met theater in aanraking komen, ook de toekomstige theaterbezoekers en theaterprofessionals. Door een basishouding van nieuwsgierigheid en enthousiasme weet de theaterdocent een doelgroep mee te krijgen door de juiste vragen te stellen: wie is die persoon die ik voor mij heb? Wat maakt die ander mee? Wat zijn de onuitgesproken verhalen die verteld moeten worden? En aan wie? Welke vorm past het best bij de inhoud en vice versa?

Een special shout-out naar de theaterdocent in de klaslokalen: jij hebt de unieke kans om met kinderen en jongeren te werken die anders nooit met theater in aanraking zouden komen. Dankzij jou leren leerlingen op hun eigen stem vertrouwen. Jij schept een veilige omgeving waarbinnen zij hun verhalen durven delen. Jij geeft hun mens- en wereldbeeld mede vorm; door hen in de huid van een ander te laten kruipen, door samen stevig te discussiëren, te bevragen, te maken en te presenteren. En tegelijkertijd dien jij je te verhouden tot een instituut en een systeem, waarbinnen ontwikkelingen vaak langzaam gaan, collega’s er soms niets van begrijpen en bureaucratie het zo nu en dan wint van effectiviteit. En toch hou je vol, jij die troost, die enthousiasmeert, die coacht en inspireert. Dank voor je toewijding, de theatersector heeft je nodig. 

Lamptey: ‘Toen ik als 14-jarig meisje in de productiegroep van de Jeugdtheaterschool Zuidoost zat en het Bijlmer Parktheater nog volop in aanbouw was, repeteerden wij in hartje Bijlmer naast de flat Hoogoord in de zaal van Circus Elleboog. Naast onze vaste docenten liep er een derdejaars van de opleiding Theaterdocent in Amsterdam rond. Zij was echt alles wat je wilde zijn: zij was altijd vrolijk, liet je lachen, durfde te spelen, maar dan écht te spelen, zij durfde lelijk te zijn, had altijd ideeën waarvan je hoopte dat je er zelf op kon komen, zij zag er altijd cool uit (totale bijzaak, maar als 14- jarige doet dat toch ook iets met je), zij durfde zichzelf te zijn en liet je erop vertrouwen dat jij ook jezelf mocht zijn. Zij gaf je een gevoel dat je als 14-jarige écht kon gebruiken. 

Sophie de Vries werd vanaf dit moment mijn voorbeeld en sindsdien wist ik zeker dat ik theaterdocent wilde worden. Toen ik in 2010 begon aan de opleiding Theaterdocent aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, werd al snel duidelijk wat voor gerucht er door de gangen van de theaterschool raasde. De mensen op de opleiding Theaterdocent zouden zijn afgewezen voor de acteursopleiding. Anno 2022 hoor je eenzelfde soort geluid in de gangen van theaterscholen, maar nu is ‘de acteursopleiding’ vervangen door ‘de regie’. Waar komen deze verhalen vandaan? Nooit is het in mij opgekomen om de acteursopleiding te gaan doen, laat staan de regieopleiding. Ik wist dat ik goed zat op de opleiding Theaterdocent en wilde met de combinatie van theater en educatie levens veranderen, net als Sophie dat voor mij had gedaan. Nu, inmiddels 12 jaar later als studieleider van de opleiding theaterdocent op de HKU durf ik volmondig te zeggen: theaterdocenten zijn de reden waarom de theatersector nog bestaat.’

Foto: Jaflu

Carmen Lamptey is studieleider van de opleiding Theaterdocent aan de HKU. Zij is theaterdocent, maker, mens.

Jappe Groenendijk is studieleider van de master Kunsteducatie aan de AHK. Hij doceert kunstfilosofie en is werkzaam als muziektheater- en dansdramaturg.

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2022