Zuid-Afrika

Naar de townships

Eind september 2013 begon in Kaapstad het eerste Cape Town Fringe Festival. Het stadsbestuur wilde Kaapstad aantrekkelijker maken voor toerisme in het voorseizoen (in december is het er zomer, in september is het er lente). Nu is het aanbesteden van grotere opdrachten met publiek geld altijd onderwerp van debat. Over het algemeen wordt iedereen ervan verdacht corrupt te zijn, de maatschappij te bestelen en publieke middelen in de eigen zak te steken. Daarbij komt dat er in Zuid-Afrika, mede daardoor, nog steeds een enorme kloof is tussen arm en rijk en dat veel arme mensen zich tekort voelen gedaan door het huidige systeem. Met name in de townships, de gigantische krottenwijken waar vele zwarte en gekleurde Zuid-Afrikanen leven in zeer zware omstandigheden. Tegelijkertijd is dat ook de plek waar volgens iedereen veel geld in verdwijnt, zowel als het gaat om sociale woningbouw, als buurtprojecten, als investeringen in de publieke ruimte.

Het National Arts Festival nam de taak op zich het Fringe Festival te organiseren. Dat dit uitgerekend het National Arts Festival moest zijn, zorgde voor veel controverse. Die organisatie komt namelijk uit Grahamstown, ruim 890 kilometer ten oosten van Kaapstad (dat is van Nederland naar Polen) en heeft sinds lange tijd een eigen festival aldaar. Waarom werd buitenstaanders zo’n grote hap uit het kunst en cultuurbudget gegund, terwijl lokale kunstenaars en theaters smachten om een fractie van dat budget? Het festival reageerde nederig: kennis en kunde zouden worden ingezet om juist de lokale kunstgemeenschap te laten floreren. Ondanks goed drie goedlopende festivals, bleef de verdeling van de publieke middelen steeds weer aanleiding tot boze facebookposts, opinieartikelen en radiodiscussies.

In 2017 besloot de stad het budget met 1 miljoen rand (60.574 euro) te korten. Daarbij kwam dat het festival 1 miljoen rand huur moest gaan betalen voor de City Hall, waar het festivalhart en meerdere speellocaties waren gehuisvest. Beide tot verontwaardiging van de organisatie: de City Hall is namelijk eigendom van de stad. In feite werden ze dus dubbel gekort. Dat werd ze iets te gortig. Het geld dat ze nog kregen kon beter worden besteed. 

Kort daarop werd bekend gemaakt dat het Cape Town Fringe Festival vanaf 2017 een beweging uit de stad naar de townships zou maken. Er waren nog steeds locaties in het centrum, maar er kwam een nadrukkelijke focus op de krottenwijken; in Khayelitsha, Philippi, Delft en Nyanga betrok het festival buurthuizen. De beheerders en medewerkers mochten meebepalen wat er geprogrammeerd werd en ook zelf aandragen wat zou kunnen aanslaan bij de buurtbewoners. De buurthuizen varieerden van een uit golfplaten opgetrokken schuur met witte tuinstoelen, tot een futuristisch betonnen pand, tot een oude kerk. Het festival investeerde in de gebouwen. Achterdoeken, grid, lampen, een podium, het bouwen van een natte cel, degelijke bedrading, technische installaties, vloeren, een goede lik verf, per theater werd er gekeken wat nodig was. Het waren allemaal blijvende ingrepen, zodat er ook buiten het festival om plaatsen waren waar lokale kunstenaars konden spelen.

Een nobel initiatief, en het wierp zijn vruchten af. Afgezien van wat kleine technische strubbelingen en onduidelijkheden over wat er wel en niet wordt gedaan waren alle partijen enthousiast. Veel van de gebouwen kunnen weer een paar jaar mee en zijn nu beter geoutilleerd dan ze ooit waren. Voor de afsluitende avond en prijzenceremonie – die nog wel in het centrum was – werden er busjes gehuurd zodat de bewoners van de townships toch konden komen. Daar werd dankbaar gebruik van gemaakt. Maar in zijn dankwoord zei choreograaf Mzokuthula Gasa dat als er een miljoen rand naar het Fringe Festival gaat, er ook een miljoen naar de townships moet. De vraag is of het stadsbestuur het aandurft om zoveel geld te gunnen aan een organisatie uit de townships, zonder tussenkomst van een grote broer uit het centrum.

Tjeerd Posthuma

Groot Brittannië

#metoo in Londen

Ook in de Londense theaterwereld leidden de verhalen over seksueel grensoverschrijdend gedrag tot schokgolven. Met name de val van acteur Kevin Spacey was pijnlijk – Spacey was jarenlang artistiek leider van het Old Vic theater en ook daar bleken al twintig mannen beschuldigingen tegen hem te hebben geuit, waarvan enkele zo ernstig dat de organisatie de klagers adviseerde om naar de politie te stappen. Ook wrang was de onthulling dat artistiek leider Max Stafford-Clark zijn eigen groep Out of Joint niet had verlaten om zich te richten op zijn internationale carrière, zoals de groep in september had laten weten, maar vanwege ongepast gedrag.

Het was Vicky Featherstone, artistiek directeur van het Royal Court theater, die de verontwaardiging wist te smeden tot een concreet actieprogramma. Al in 2016 hield het Royal Court een bedrijfsbrede bijeenkomst over seksuele intimidatie waarin een gedragscode voor de hele organisatie werd opgesteld. Het doel daarvan, zei Featherstone destijds, is ‘om de grijze gebieden uit de weg te ruimen, waarin mensen kunnen wegkomen met machtsmisbruik.’

Op 28 oktober organiseerde Featherstone onder de titel No Grey Area een ‘day of action’ die bestond uit twee onderdelen. In één zaal lazen spelers ruim vijf uur lang 150 verhalen voor over seksueel geweld in de theaterwereld, die ingezonden waren op de website van het Royal Court en live werden verzameld op de dag zelf. Tegelijkertijd was er een bijeenkomst van theaterleiders die uitmondde in een eerste versie van een sectorbrede gedragscode.

Het document van drie pagina’s is ingedeeld in de secties verantwoordelijkheid, rapportage, bewustzijn verhogen, domein en reikwijdte en patronen en scenario’s. De richtlijnen variëren van algemeen (‘Jij moet verantwoordelijkheid nemen voor de macht die jij hebt’) tot concreet (‘Benoem het, meteen, ook als het ongemakkelijk is’) en richten zich op grote organisaties (‘Iedere organisatie committeert zich aan een actief beleid voor seksuele intimidatie’) en op makers in de repetitieruimte (‘Het is altijd ongepast om er bij mensen op aan te dringen persoonlijke verhalen te delen om het werk te verdiepen’)

De sectie ‘patronen en scenario’s’ is gebaseerd op de 150 verhalen. De helft van de gevallen vond plaats tijdens repetities, backstage of op school, wat volgens de code ‘aangeeft dat de institutionele cultuur in belangrijke mate moet veranderen.’

‘De richtlijnen zijn niet eenduidig en ze zijn snel opgesteld, maar daar maak ik me niet druk over’, zei Featherstone in een interview in The Guardian. ‘Ik zeg alleen dat dit is wat we nu geleerd hebben, dit is wat ik aanbied en we kunnen het allemaal gebruiken zoals we willen.’

Featherstone oogstte grote waardering met de manier waarop ze de enorme woede in de sector met gericht handelen tegemoet trad. Theatervakblad The Stage zette haar bovenaan de lijst met meest invloedrijke personen in het Britse theater (overigens dezelfde lijst waarop Ivo van Hove op nummer 19 staat) en roemde haar moedige en empathische leiderschap.

Simon van den Berg

Dossiers

Theatermaker februari 2018