Studio Spaak is een van de vele theatergroepen die voorstellingen voor bedrijven verzorgt. Een enigszins verguisde tak van het theatercircuit, die daarbinnen nogal eens scepsis oproept. Maar in hoeverre verschilt het maken en spelen voor bedrijven en organisaties van het reguliere werkveld?

fotografie Anna van Kooij

Zo’n tien minuten voor aanvang druppelt de Schiedamse schouwburgfoyer gestaag vol. Als de bel gaat, is er wat onduidelijkheid over achter welke deur zich nu eigenlijk het podium bevindt – ondanks dat de gemeentelijke kantoren zich in hetzelfde pand bevinden is het grootste gedeelte van het theaterpubliek van vanmiddag duidelijk niet zo thuis in de schouwburg. Het is dinsdagmiddag en de medewerkers van de gemeente Schiedam trappen een training rondom veranderprocessen en feedback-geven af met een heuse theatervoorstelling.

Met de speciaal voor bedrijven ontwikkelde comedy Zo ben ik nu eenmaal-show ‘toert’ Studio Spaak al drie jaar lang theaters, bedrijfskantines en congreszalen in het hele land af, om werkgevers en werknemers te confronteren met hun vastgeroeste patronen, en – idealiter – aan te zetten tot reflectie en verandering. Met nauwelijks decor en veel publieksparticipatie worden bedrijfssituaties inzichtelijk gemaakt en medewerkers tegelijkertijd vrolijk op de hak genomen. ‘Werkgevers kunnen vaak moeilijk uit de voeten met emoties die onder de oppervlakte spelen bij hun medewerkers, of dilemma’s waar mensen in het werk mee te maken hebben. Als theatermaker kun je daar natuurlijk wel wat mee,’ zegt theatermaker Natasha Schulte, medeoprichter van Studio Spaak.

Het plot van de Zo ben ik nu eenmaal-show speelt zich af op een willekeurig middelgroot bedrijf in een willekeurige middelgrote stad. Er staan vier archetypische kantoorgerelateerde personages centraal: Rick, de vastgeroeste kantoorklerk die niet tegen veranderingen kan; Tilly, de controlfreak die alles naar zich toetrekt; Dries, de nauwelijks in zijn werknemers geïnteresseerde directeur; en Jack, een quasi-hippe outsider, die door middel van trainingen een veranderproces komt doorvoeren – met alle weerstand van dien. Per saldo zijn al deze personages even star en even op zichzelf gericht. Schulte: ‘De show duurt een uurtje en is echt bedoeld om aan te zetten tot zelfreflectie. We wilden iets maken wat via humor en uitvergroting aanzet tot nadenken over blinde vlekken in je eigen gedrag.’

Ontstaan

Schulte is in 2009 afgestudeerd aan de regieopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, daarvoor heeft ze de docentenopleiding aan de ArtEZ gevolgd. Na haar afstuderen ontmoette ze acteur Tim Winkel. Winkel volgde, na een jaar toneelschool Maastricht, de Herman Teirlinck acteursopleiding. Hij werkte vier jaar als freelance acteur in het theater en vervolgens tien jaar voor de organisatie OMDENKEN. Daar heeft hij als speler veel bedrijven van binnenuit gezien. Maar na tien jaar het verhaal van OMDENKEN verteld te hebben, ontstond de behoefte om zijn eigen verhaal te vertellen.

Schulte: ‘Het voordeel was dat hij al precies wist welke thema’s er spelen in bedrijven, welke problemen er terugkeren en waar mensen behoefte aan hebben. Waar moet een voorstelling aan voldoen, wil het een commercieel succes worden en hoe verkoop je dat? Er zijn specifieke onderwerpen waar je mensen over wil laten reflecteren. Iets heel maatschappelijks of politieks, daar hebben organisaties geen belang bij. Maar meer zelfreflectie van je medewerkers: welke baas wil dat nou niet?’

Samen richtten ze in 2012 de stichting Nieuw Leiden op, de voorloper van Studio Spaak, waarmee ze de voorstelling Goed bedoeld ontwikkelden – een voorstelling die speelde in theaters voor zowel publiek uit de zorgsector als voor regulier theaterpubliek. Met het Leids Makers Stipendium, dat ze de afgelopen drie jaar ontvingen, maakten ze vervolgens Winning Losers, een voorstelling voor middelbare scholieren over prestatiedruk, en Wie volgt, een voorstelling voor ziekenhuizen over e-health.

Een volgende stap was het ontwikkelen van een voorstelling uitsluitend voor bedrijven, die ook buiten de theaters geprogrammeerd kon worden. Een voorstelling die bovendien niet toegespitst was op één specifieke bedrijvensector, maar die bredere, overkoepelende structuren binnen organisaties aan het licht zou brengen. Dat werd de Zo ben ik nu eenmaal-show.

In 2013 zijn ze begonnen met try-outen, en sinds 2015 wordt de voorstelling verkocht aan uiteenlopende bedrijven. Inmiddels speelt de show zo’n twintig tot veertig keer per jaar door het hele land. Naar de klanten toe noemen ze het liever een show of een comedy. Schulte: ‘Dat klinkt wat toegankelijker. Het woord “theater” roept bij mensen die er niet zo veel van weten de verkeerde associaties op. Of mensen denken pluche, elitair en uitgaan, of mensen denken aan hun eigen laatste theaterervaring: hun basisschoolmusical.’

Dat raakt gelijk aan de kern van wat volgens Schulte een van de belangrijkste verschillen is met het reguliere veld: ‘Je moet veel meer in product denken in plaats van proces. Als theatermaker word je niet direct opgeleid in hoe je jouw werk verkoopt. Je wil iets maken vanwege een artistieke fascinatie, en bent zo gewend om met vakgenoten te praten dat je vergeet dat voor mensen buiten het theater je de meerwaarde ervan steeds moet uitleggen. In het gesubsidieerde veld moet je natuurlijk ook denken aan je doelgroep en hoe je een voorstelling verkoopt – een voorstelling maken puur om het artistieke proces, zonder te weten wat daaruit gaat komen en voor wie je het maakt, krijg je ook in het reguliere veld niet gefinancierd – alleen in het bedrijfsleven moet je een andere taal spreken.’

Overeenkomsten en verschillen met het reguliere veld

Maar de verschillen met het reguliere theaterveld zijn nog niet zo evident, volgens Schulte. ‘Er is een spanningsveld: we worden enerzijds als een soort hofnar ingehuurd door bedrijven, maar anderzijds zijn we geen spreekbuis van die bedrijven. We hebben een eigen identiteit, een eigen verhaal en zijn zelf ook kritisch. Net als in het reguliere veld willen we iets aan de kaak stellen, mensen tot zelfinzicht verleiden of over iets laten nadenken. Bovendien ontstaan onze voorstellingen evengoed uit een persoonlijke en artistieke fascinatie.’

Een van de belangrijkste pijlers van Studio Spaak is de professionaliteit van het acteurs. ‘We krijgen vaak de vraag of we wat sketches op maat kunnen maken of een ludieke dagafsluiting willen verzorgen. Dat doen we dus niet. Want dan vinden het niveau van acteren te eerstegraads en kunnen we er te weinig van ons vak in kwijt. Binnen de context van wat mogelijk is, proberen we echt de professionaliteit hoog te houden.’

Wat opvalt bij het bekijken van de show is dat de theatrale setting en de kwesties die de voorstelling behandelt, vrijwel een-op-een te vertalen zijn naar letterlijke situaties op de werkvloer. Daarin ligt een belangrijk verschil met het reguliere theaterveld: terwijl binnen het reguliere veld vaak op metaforisch of thematisch niveau met het publiek gecommuniceerd wordt, ontstijgt deze show nauwelijks de anekdotische lijn. Schulte: ‘Maar dat wil niet zeggen dat alles realistisch is. We wisselen de situatie van de “training” af met scènes uit werksituaties. Er is dus wel sprake van sprongen in tijd, ruimte en situatie. De metafoor van de training ligt alleen veel dichter bij de realiteit van het hier en nu van de toeschouwers, en daardoor hoeven mensen inderdaad minder te “vertalen” of abstract te kunnen denken.’

‘Een voorbeeld van iets dat ik in een reguliere versie van deze voorstelling anders zou doen is de voice-over. Die zou ik in de context van een gewone voorstelling weghalen, want hij zegt wat een geoefende kijker zelf al interpreteert. Maar bij bedrijven werkt het juist heel goed, om mensen te helpen hoe ze naar de voorstelling moeten kijken om het op zichzelf te betrekken. Het moet in deze branche glashelder zijn. Waarom moeten mensen hiernaar kijken? De moraal is misschien nog wel belangrijker dan in het reguliere veld.’

Dus bestaat de Zo ben ik nu eenmaal-show uit een vaststaande plot die erg drijft op herkenning – zowel in de arena (kantoor) als in de karakters van de personages. Schulte: ‘Als het gaat om zelfreflectie vindt er niet alleen een individueel proces plaats, het is bij ons ook een collectief proces. Er wordt heel veel reactie gegeven. Als ze kijken naar het personage Dries, dan denken ze aan hun eigen directeur. Dus lachen ze om bepaalde dingen heel hard die verder niemand zou begrijpen, en om andere dingen helemaal niet omdat het te confronterend is. Daarin merk je dat die groepsdynamiek die inherent is aan het gezamenlijk bekijken van een voorstelling, echt een meerwaarde aan de beleving geeft.’

Acteur Stijn Westenend speelt de vastgeroeste kantoorklerk Rick. ‘In het reguliere theaterveld verschilt het heel veel waar je in het land speelt; de stad waar je speelt, is van grote invloed op de voorstelling. In bepaalde steden wordt er anders op voorstellingen gereageerd. Maar bij ons zit het verschil veel meer in wat voor publiek we in de zaal hebben: mensen van de werkvloer zijn eerder geneigd om met mijn personage mee te gaan. Als we meer mensen van het management in de zaal hebben, merk je dat die bij voorbaat al een beetje tegen mij zijn. De werknemers zeggen naderhand vaak over mijn personage: “hartstikke betrouwbaar”. Maar de leidinggevenden in de zaal klagen juist dat dat soort mensen niet te veranderen is. “Je kan er de ene na de andere workshop tegenaan gooien, ze kosten klauwenvol geld, maar ze blijven stoïcijns doorgaan.”’

Schulte: ‘Een ander verschil tussen regulier theaterpubliek en ons publiek: regulier publiek wil een leuke avond hebben, bedrijfspubliek zit er voor de baas. Het feit dat de voorstelling verplicht is, maakt het anders. Je moet een bepaalde weerstand overwinnen. Des te dankbaarder zijn ze overigens als ze zien dat het leuk is.’

Voor Westenend is er vakmatig niet zo’n groot verschil met spelen binnen de context van een bedrijf of spelen binnen het reguliere theater. ‘De voorbereiding verloopt wat anders. We moeten alles zelf doen. Het decor is ook beperkt tot het meest minimale. Je moet je er heel goed rekenschap van geven dat je echt voor een klant gaat werken. Die mensen hebben daarvoor betaald. Dus je moet wat representatiever zijn. Normaal met toneel stap je gewoon uit de bus, loop je het theater binnen en verdwijn je in de kleedkamer. Dat is hiermee niet. Het is bijvoorbeeld heel belangrijk om mensen even een hand te geven, zeker de mensen die het hebben aangekocht.’ Maar op artistiek niveau is er weinig verschil, vindt hij. Voor aanvang nemen ze kort een paar scènes door om in te spelen, doen ze een soundcheck en dan komt het publiek binnen.

 

Praktische voorwaarden

Door de jaren heen kwam Schulte erachter dat er een aantal zeer praktische voorwaarden is waar je aan moet voldoen, wil je theatervoorstellingen voor bedrijven maken. De voorstelling moet verplaatsbaar zijn: weinig tot geen decor hebben en niet afhankelijk zijn van een lichtplan of andere technische middelen – de Zo ben ik nu eenmaal-show kan zodoende niet alleen in theaterzalen, maar ook in elke willekeurige bedrijfsruimte spelen. Volgens Schulte is een bepaalde mate van interactiviteit cruciaal voor het spelen voor bedrijven. De voorstelling moet bovendien inpasbaar zijn binnen een dagprogramma. Het moet, kortom, niet te lang duren. ‘Voor het spelen voor congressen is bijvoorbeeld eigenlijk een half uur het beste.’ Zelf onderzoekt ze nu of het mogelijk is hun show, die nu zestig minuten duurt, voor dergelijke gelegenheden in te korten. ‘We zijn ermee bezig, maar we willen geen artistieke knieval doen. Als de voorstelling er niet beter van wordt dan is het jammer voor de markt.’

Ten slotte moet het een goede, pakkende titel hebben. ‘In de dubbelzinnigheid van Zo ben ik nu eenmaal zit meteen een grap, een probleem én een herkenning. Iedereen heeft meteen een beeld van een bepaald type of een bepaalde eigenschap.’

‘Je moet goed weten wat er speelt bij de doelgroep waar je iets voor maakt. Voor die doelgroep gelden bepaalde actualiteiten waarvan je op de hoogte moet zijn. Toen we de voorstelling Goed bedoeld maakten, was op een bepaald moment dankzij de overheid “familieparticipatie” weer heel erg in de mode. Dus als we de voorstelling voor een regulier theaterpubliek speelden ging het over compassie, en als we het voor zorginstellingen speelden dan ging het over familieparticipatie. Een vreselijk jeukwoord, maar het werkt. Net zoals eigenaarschap. Maar je moeten dat soort woorden kennen, je moet weten op welke woorden de bedrijven aanslaan.’

Randprogrammering

De show kan door bedrijven als losse voorstelling worden ingekocht – zoals bij de gemeente Schiedam het geval was, waarbij het vooral als ludieke opening van een langer traject wordt ingezet. Maar het is ook mogelijk de voorstelling te combineren met een workshop.

‘Die workshops zijn bedoeld om de deelnemers te helpen ontdekken waar de vastgeroeste patronen binnen henzelf en binnen hun organisatie liggen.’ De plenaire groep stuift uiteen in groepen van twintig tot vijfentwintig man, begeleid door één trainer vanuit Studio Spaak – dat is vaak Schulte zelf en/of een afgestudeerde trainer ­– en één acteur uit de voorstelling, die gedurende de workshop in character kan blijven. Op die manier kunnen we bovendien de hilariteit van de show mee de workshop in nemen.’

Door te spelen met de personages uit de voorstelling die ze zojuist gezien hebben, kunnen ze ervaren in welke patronen zij vastzitten en wat het oplevert om daar eens uit te breken. ‘Ze moeten bijvoorbeeld het personage Rik in een bepaalde situatie aanzetten tot veranderen. Of een voorstel neerleggen bij directeur Dries. Eigenlijk gebruiken we in die workshops vrij reguliere trainingsmethoden, -modellen en -werkvormen, alleen door het gebruik van de personages voelt het geheel veel theatraler aan dan een reguliere training.’

Het is ook mogelijk om de voorstelling en de aansluitende workshop in te passen binnen een compleet dagprogramma, of de voorstelling in een traject van een aantal maanden te plaatsen, waarin de opdrachtgever naar aanleiding van de voorstelling e-learning video’s over de personages inkoopt.

Ondernemen

De voorstelling is destijds zonder subsidie tot stand gekomen. Voor de ontwikkeling heeft Studio Spaak een aandelen-constructie in het leven geroepen. Schulte: ‘Acteurs konden kiezen of ze uitbetaald wilden worden in geld of in aandelen. We hadden ook geld nodig voor wat andere dingen – een repetitieruimte bijvoorbeeld. Een aantal mensen uit ons netwerk heeft een aandeel van vijfhonderd euro gekocht, en dat kregen ze dan, mét winst, terug zodra we de voorstelling gingen verkopen. Dus van de eerste twintig voorstellingen ging de winst steeds naar de aandeelhouders. Totdat we ze uitgekocht hadden, en vanaf dat moment konden we zelf gaan verdienen. Met het risico dat als het helemaal niets zou worden, ze ook niets terug zouden krijgen.’

Vervolgens was het – en is het nog steeds – een grote zoektocht naar opdrachtgevers. ‘Zoals elke ondernemer zijn we gewoon begonnen vanaf nul. Dat leer je op de theaterschool helemaal niet. We gebruiken natuurlijk onze persoonlijke contacten. Daarnaast doen we alles via LinkedIn. We doen echt aan koude acquisitie: bedrijven die we niet kennen afbellen. Op een gegeven moment weet je welke personen in het bedrijf dit soort beslissingen nemen – bij ons zijn dat bijvoorbeeld verandermanagers, hr-medewerkers, communicatieadviseurs, congresorganisatoren, maar ook de directeuren zelf. Die ga je benaderen om daarmee af te spreken. Dat werkt, maar het is heel arbeidsintensief.’

‘Dus nu zijn we bezig met een online mediacampagne op te zetten. Blogs schrijven deden we al, maar dat werd nog te weinig gevonden. Want dan schreef ik iets vanuit wat ik wilde schrijven, en nu denk ik: ik moet schrijven waar mensen op zoeken. Zakelijk schrijven met een creatieve grond. Het maken van korte filmpjes werkt ook heel goed voor deze branche.’

Het bredere werkveld

Theater voor bedrijven, zoals Studio Spaak dat maakt, wordt in uiteenlopende vormen aangeboden, in diverse gradaties van professionaliteit. Een vergelijkbaar bedrijf is het eerdergenoemde OMDENKEN, die bijvoorbeeld de Omdenkshow verzorgt: net als bij Studio Spaak betreft dat een vaststaande, humoristische én interactieve programma’s met als doel om veranderingen binnen bedrijfsstructuren te bewerkstelligen.

Een andere vorm waarin theater bij bedrijven wordt ingezet, in door middel van een voorstelling op maat – waarin in coproductie met bedrijven en organisaties steeds een nieuwe voorstelling wordt gemaakt. Productiehuis Plezant is een belangrijke speler in dat segment. Voorafgaand aan de voorstelling lopen ze een aantal dagen mee, voeren voorgesprekken met relevante betrokkenen en maken aan de hand daarvan steeds een nieuwe voorstelling.

Zeer populair bij bedrijven is het terugspeeltheater, in 1975 in de Verenigde Staten ontwikkeld door Jonathan Fox en Jo Salas. In het terugspeeltheater krijg je een gedeelte van een scène of een stuk te zien, vaak gebaseerd op ervaringen die uit een daarvoor gevoerd gesprek dat de spelleider met het publiek had. Op een bepaald moment wordt de voorstelling dan stilgelegd en wordt het publiek gevraagd hoe het verder moet gaan. De acteurs spelen vervolgens de keuze van het publiek uit. Schulte: ‘Deze vorm leent zich heel goed voor het bespreekbaar en inzichtelijk maken van praktische dilemma’s op de werkvloer.’ Binnen het terugspeeltheater heb je bijvoorbeeld Terugspeeltheater Amsterdam, Theater Draad, De zaak in Beweging en Kracht van Beleving.

Ook populair binnen het bedrijventheater zijn de improvisatiegroepen. Voorbeelden daarvan zijn De Lama’s, De Piranha’s, Op Sterk Water of ToAdjust. Improvisatiegroepen leveren bij uitstek theater op maat. Ze werken volgens vaste formats en improvisatietechnieken, en gebruiken daarvoor live input vanuit de klant. Schulte: ‘Improvisatietheater is van nature interactief, komisch en glashelder, dus dat leent zich heel goed voor het bedrijfsleven.’ In die lijn zijn er ook diverse cabaretiers en stand-up comedians die door bedrijven kunnen worden ingehuurd.

Dan heb je nog bedrijven die sketches verzorgen; die begeven zich meer op het randje van het entertainmentcircuit. De dinnershows, de ingehuurde typetjes ter opvrolijking van bedrijfsfeestjes. Dat zijn niet altijd professionele acteurs en dat wisselt daardoor erg van kwaliteit.

Ten slotte heb je in het bedrijfsleven ook veel te maken met rollenspelacteurs, ook wel bekend als trainingsacteurs. Binnen dat circuit worden acteurs ingezet om letterlijke situaties te oefenen.

De vraag blijft: in hoeverre zijn dit artistieke producten? Schulte zelf is helemaal niet bezig met de vraag in hoeverre iets artistiek is of niet. ‘Misschien gaat het meer om de tegenstelling tussen autonome en toegepaste kunst. Zoals je een stoel zowel in het museum als aan tafel kunt zetten. In beide gevallen gaat er een artistiek maakproces aan vooraf, alleen wordt er in het tweede geval meer rekening gehouden met de gebruikswaarde ervan. In de beeldende kunst is dat onderscheid heel gebruikelijk – iets kan tegelijkertijd kunst én prul zijn, het verschil zit in the eye of the beholder – maar in het theater is dat er nog niet. Misschien is het tijd dat daar verandering in komt?’

 

Foto: Anna van Kooij

Dossiers

Theaterjaarboek 2017/2018