The sky is an immortal tent built by the Sons of Los:
And every space that a man views around his dwelling-place
Standing on his own roof or in his garden on a mount
Of twenty-five cubits in height, such space is his universe
– William Blake

Iedereen leeft in zijn eigen bubbel, een probleem dat urgenter lijkt geworden sinds de recente successen van het populisme. Theater kan een leidende rol spelen in het doorbreken van de bubbel, maar ziet zich geconfronteerd met paradoxen.

Door Persis Bekkering, illustratie Milo

Kent iemand een rechtse regisseur? Die vraag klonk onlangs tijdens een redactievergadering van Theatermaker. We konden er één, misschien twee bedenken. Theater, zeker de wereld van gesubsidieerde podiumkunsten, is een links bolwerk, dat weet iedereen.

Het lijkt haast een sine qua non: theater wordt zowel voortgebracht door, als kan leiden tot, idealen die in een links wereldbeeld zijn ondergebracht. Theater schept een ruimte voor reflectie en radicaliteit, voor kritiek, voor verandering. Theater is geen letterlijke representatie van de wereld, maar een interventie daarop. De mens kan worden verbeterd, is sinds lang het morele uitgangspunt van het theater, en dat staat tegenover het rechtse mensbeeld waarin de mens is gedetermineerd, goed zoals hij is.

Dit zijn uiteraard generalistische argumenten waar tegenvoorbeelden van zijn te vinden, maar dat dit in grote lijnen het geval is lijkt moeilijk te ontkennen. Het zijn niet voor niets vooral de linkse politieke partijen die hun waardering voor theater (en cultuur als zodanig) in financiële ondersteuning (willen) uitdrukken.

Deze politieke kleur wordt niet alleen zichtbaar binnen het domein van theater zelf, maar ook, explicieter, wanneer theatermakers op een andere manier een podium beklimmen. Ola Mafaalani bijvoorbeeld riep in haar veelbesproken Staat van het Theater van 2015 de theaterwereld op om werkelijk invloed uit te oefenen, om de fundamentele rechten van de mens te verdedigen, rechten die onder druk staan nu vluchtelingen aan de poort worden geweigerd en verdrinken aan de Europese grenzen. Haar diepgevoeld pleidooi, vanuit een positie die zelf onder druk staat – de vrijheid van de podiumkunsten – kreeg veel bijval.

En er zijn genoeg voorbeelden van theater waarin deze overtuiging direct zichtbaar is gemaakt, in voorstellingen over vluchtelingenproblematiek, racisme, of economische ongelijkheid: Hulp van Anouk Nuyens, het werk van Dries Verhoeven en binnenkort de opera Fortress Europe bij Nationale Opera & Ballet. Ik kan geen voorbeeld bedenken van een voorstelling in Nederland die pleit voor het sluiten van grenzen, voor het verbieden van de Koran, of voor het ontkennen van klimaatverandering. Of zelfs waarin de vrije markt of de bourgeoisie wordt verheerlijkt.

Gelukkig maar, wilde ik zeggen. Maar mijn vingers haperden op de toetsen: waarom ben ik hier blij mee? Waarom zou ik geen voorstelling willen zien die vragen stelt bij of regelrecht ageert tegen kosmopolitische, humanistische of antikapitalistische idealen? Zou ik niet willen weten hoe een conservatief of populist denkt? Wil ik dan in mijn zachte, pacifistische, broederlijke bubbel blijven zitten?

Ideologische isolatie

Iedereen leeft in zijn eigen bubbel. Wie dat nog niet wist, weet het sinds de Brexit en de verbijsterende verkiezing van Trump als president van de Verenigde Staten. Na het Britse referendum en de Amerikaanse verkiezingen vertelden burgers aan journalisten en op social media dat ze wakker waren geworden in een nachtmerrie. Velen leefden in de veronderstelling dat er nog altijd een meerderheid was voor progressieve idealen, voor een verenigd Europa, voor open grenzen en een humaan buitenlands beleid. Kennelijk bestonden er twee werelden naast elkaar.

Het sentiment leidde tot een stroom aan publicaties over het fenomeen ‘filter bubble’: dankzij algoritmes krijgen we als we googelen of facebooken als eerste te zien wat aansluit bij onze persoonlijke voorkeuren, zoekgeschiedenis, vrienden en locatie. Internet bevestigt ons in wie we zijn. Dat principe creëert een gesloten wereld, een ideologische isolatie waarin het lijkt of iedereen het met ons eens is.

De filter bubble is natuurlijk onderdeel van een groter verhaal, het is de hedendaagse zondebok voor een eigenschap die inherent aan het menszijn is: we worden liever bevestigd dan ondermijnd. Bedrijven als Facebook en Google maken daar gebruik van – meer clicks, meer winst – maar de oorzaak van de bubbel is dieper. Op social media volgen we bijvoorbeeld vooral de media en individuen die we ‘goed’ vinden, oftewel die ons in ons gelijk bevestigen. Het zijn niet alleen de ondoorzichtige, duistere algoritmes die onze nieuwsconsumptie sturen, we klikken ook actief.

Het zal bovendien duidelijk zijn dat de filter bubble een digitale voortzetting is, of herintroductie voor de optimist, van de verzuiling waar we in Nederland maar al te vertrouwd mee zijn. Je was lid van de VPRO of de TROS, je las Vrij Nederland of Elsevier, en hoewel de grenzen tussen die historische zuilen veel poreuzer lijken (een bezoek aan de kapper of het toilet van de buurman was genoeg) dan het algoritme dat mij tegenwoordig van de buurman scheidt, was de kloof hardnekkig en diep; de behoefte het denken van een andere zuil te begrijpen even gering.

Misschien dat de verzuiling tegenwoordig hooguit meer versplinterd is – we bevinden ons in meerdere bubbels tegelijk, in een bad van schuim. Een politieke bubbel, culturele, educatieve, seksuele, et cetera. Veel van deze bubbels vallen samen, maar dat hoeft niet per se. Toch onderscheiden we in het debat grofweg twee bubbels, waarop ik me wil concentreren: die van de progressief-linkse, kosmopolitische burger en de rechtse, waarmee de boze burger, Geert Wilders, Thierry Baudet en Wierd Duk wordt bedoeld.

Tussen haakjes: dit is uiteraard een te grove scheiding. Daartussen zit van alles, zoals de cultureel conservatief en de (neo)liberaal, die we rechts noemen, maar die ook kosmopolitisch zijn en in verheffing via cultuur geloven. Een ideologisch-identitair gevecht zoals dat in Amerika met de verkiezing van Trump binnen de Republikeinse partij is losgebarsten, tussen de klassieke conservatief en de populist, is in Nederland echter niet in dergelijke scherpe contouren waar te nemen. De cultureel conservatief, het Bolkestein-type die het Concertgebouw bezoekt en wellicht ook eens Het Nationale Theater, die traditionele waarden koestert waarbinnen kunst en cultuur een belangrijke plaats heeft als drager van die waarden, zweeft ergens tussenin en wordt in de politiek eigenlijk nauwelijks gerepresenteerd. De VVD is de laatste jaren richting de PVV opgeschoven als het gaat om het (niet) verdedigen van de waarde van cultuur. Het is vooral het CDA dat de erfgoedfunctie van kunst benoemt, maar de partij legt daarbij vooral nadruk op amateur- en volkscultuur. (Een avond in het Concertgebouw wekt de indruk dat de cultureel-conservatief bovendien oud is geworden en zeldzamer.)

Niet gebonden aan de kokerblik

Voor theatermakers is de bubbel een even interessant als onoplosbaar probleem. Een bubbel houdt onvrijheid in, een nauwe blik waaraan we zijn onderworpen en waaraan het moeilijk ontkomen is. Maar het is de aard, zo niet de taak, van theater, van kunst als zodanig, om denkbeelden te doorbreken, de verbeelding te gebruiken om andere mogelijke werelden te denken, om verder te kijken. Theater toont een andere werkelijkheid op het podium en is dus niet gebonden aan de kokerblik van de ‘gewone’ mens. Kunst is het domein van de vernieuwing, de frisse, kritische blik. Het zoeklicht van het theater onthult blinde vlekken. Bovendien is theater, dat pas ontstaat als dat wat op het toneel gebeurt wordt gezien door een publiek, bij uitstek de kunstvorm van de gemeenschap. Theater moet daar iets mee, misschien wel meer dan andere kunstvormen zoals literatuur of beeldende kunst. Verbinden of polariseren, dat kan allebei; het gaat erom dat de vraag hoe op de hedendaagse verzuiling te reageren in het theater een haast natuurlijke plek krijgt.

De verbindingsopdracht voor het theater komt overigens meer dan ooit van buiten, als een externe eis. Wanneer theater het contact met een deel van de samenleving verliest, ondermijnt zij haar eigen positie, verliest zij haar bestaansrecht in de ogen van de politiek, en daarmee haar middelen. Theater kan zich alleen al vanwege haar zelfbehoud niet terugtrekken in de eigen bubbel.

Schutting

Maar hoe kan theater de naald, het zoeklicht zijn? Makers (schrijvers, regisseurs, producenten, scenografen …) zitten zelf ook in de bubbel. Dat moet allereerst worden erkend, wat nog niet vanzelfsprekend is: theatermakers zien zichzelf als vrijdenkers en vragen om die reden geld van de samenleving, maar ze zijn onvermijdelijk politiek en ideologisch gekleurd. Het begint bij de opvatting over wat kunst is: die kritische vrijplaats die bevraagt en ondermijnt, in plaats van het domein waar traditionele (machts-)structuren worden bevestigd en verstevigd. Die opvatting is een progressief ideaal, zoals Robbert van Heuven in een eerdere Theatermaker eens analyseerde.

Zo bekeken is de poging tot het buiten de bubbel treden paradoxaal genoeg zelf al een progressieve handeling, een bevestiging van het eigen project. Een kritische burger kijkt over zijn eigen schutting. Maar zoals gezegd is het, op een andere manier, ook een taak die van buitenaf wordt opgelegd; de overheid vraagt van de kunstenaar in ruil voor gemeenschapsgeld de gehele samenleving te bereiken. De druk op die taak is de laatste jaren toegenomen, sinds de politiek zelf (of de samenleving, for that matter) steeds minder draagvlak voor het progressieve project kan opbrengen. In de recente verkiezingstijd ging het hardop over de bevestiging van Nederlandse waarden, in plaats van de bevraging daarvan.

Maar hoe kan die verbinding tot stand komen? Op weg naar andermans bubbel kan de theatermaker bijvoorbeeld alt-right media volgen, of ‘het land’ in trekken, praten met andersdenkenden. Maar hier stuit hij of zij al op een probleem. Hoe kun je werkelijk in contact met de ander komen, als je de ander als instrument benadert? De zoektocht van de redactie naar ‘de rechtse regisseur’ bijvoorbeeld: bestaat deze eigenlijk wel? Is hij of zij geen constructie van de eigen fantasie, een fictie over ‘de ander’? Om iemand te ontmoeten die anders denkt, die zich in een andere afgesloten werkelijkheid bevindt, moeten we eerst weten waar de onze ophoudt en de andere begint. We creëren een beeld van de ander en vervolgens zoeken we de mens die aan dat profiel voldoet. Zie mijn wat krampachtige poging het land in twee bubbels op te delen: misschien vallen wel meer mensen erbuiten dan erin. Door op die manier te denken vinden we alleen een negatief van ons eigen zelfbeeld, en zien we de ander dus alsnog door een bollende bril.

Een tweede probleem is het publiek. Als de maker in een bubbel zit, dan het publiek ook. Dat is wat anders dan zeggen dat het publiek een homogeen geheel is. Toch knaagt het vaak, na weer een goede voorstelling in Frascati die het publiek confronteert met white innocence of de schrijnende levens van vluchtelingen op Lampedusa. Het publiek vertrekt aangedaan, maar stond bij voorbaat al open voor de progressieve waarden die op het toneel worden tentoongesteld. Het publiek wordt louter bevestigd in de eigen inzichten. Dit is wat de Amerikaanse literatuurwetenschapper Stanley Fish interpretive community noemde: de gemeenschap (oftewel de bubbel) waartoe we behoren bepaalt hoe we een kunstwerk interpreteren. Alleen binnen de eigen gemeenschap kan de boodschap (voor open grenzen, bijvoorbeeld) worden begrepen.

Op zoek naar ander publiek kan een voorstelling uiteraard worden gebracht naar bankiers op de Zuidas, of boze burgers in Almere. Stel dat het daadwerkelijk lukt hen in de zaal of op locatie te krijgen (geen sinecure, zie de teleurstelling van Johan Simons over zijn gefnuikte ambities met Hollandia om de arbeidersklasse te bereiken), dan heb je of een zaal vol met ficties (want je stelt je de bankier of boze burger voor als niet-jij, een instrument), of de boodschap wordt niet gehoord. ‘Bankiers’ zien wat anders dan de theatermaker, ze zijn een andere interpretive community. Er is een semantisch probleem tussen de bubbels.

Zelfkastijding

Een andere manier waarop theater met de benauwdheid van de bubbel kan omgaan, is door deze op te blazen. Soms tot de bel in het gezicht van de toeschouwers explodeert. Een voorbeeld hiervan is de voorstelling Unterwerfung (naar de roman Onderwerping van Michel Houellebecq) van Deutsches Schauspielhaus Hamburg, een jaar geleden in Amsterdam te zien. Meer nog dan in de roman is François in de regie van Karin Beier een soort über-Europeaan, ontwikkeld, erudiet, geestig, een personage waarmee we ons lange tijd identificeren. Dan worden zijn denkbeelden tot de uiterste, huiveringwekkende consequenties gedreven. De weerzin die de toeschouwer voelt, slaat terug op zichzelf. We voelen afkeer van onze eigen bubbel.

Dat een voorstelling zoveel kan losmaken is interessant, maar het mechanisme zelf is irritant. Het Amerikaanse tijdschrift Current Affairs hekelde onlangs de self-flagellating politics of the left, waarmee een tendens wordt beschreven van progressieven om zichzelf voortdurend te geselen met haat voor de eigen soort en klasse. Ook dit fenomeen van (collectieve) zelfondermijning en zelfkritiek, van melancholie zelfs, dat al decennialang vooral het vertoog van links doordrenkt, lijkt uitvergroot sinds de verkiezing van Trump: bekende journalisten schreven dat ze zich schamen om wit te zijn, feministische mannen suggereerden om het hele mannelijke ras maar een ravijn in te drijven om gedaan leed te vergoeden. Voor rechts (niet alleen voor de alt-right die white genocide zeggen te vrezen, maar ook voor de meer gematigde, culturele conservatief) is deze zelfhaat een probleem. Rechts verheerlijkt de eigen cultuur en wil dat verdedigen tegen de vijanden van buiten. Links wantrouwt zichzelf en de eigen cultuur en ziet in die houding de bron van kennis en vooruitgang. Zelfkastijding kan door rechts niet worden begrepen als verbindende techniek. Alt-right reageert vervolgens opportunistisch en agressief, waardoor de linkse denker zich alleen nog maar viezer voelt, gesterkt in zijn zelfhaat. Niemand is hierbij gebaat, schreef het tijdschrift terecht, alleen de zelfkastijder. Die voelt in het beste geval een soort van catharsis. Maar het produceert niets, het brengt niemand dichterbij.

Zo voelt ook het publiek van Unterwerfung zich vies en wil ontsnappen uit de eigen bubbel, maar het wordt geen uitgang geboden.

Ja, en dan moet ik nu zeker met een advies komen over hoe het wel moet. Misschien moet theater in de eerste plaats zijn grote claims op waarheid en revolutie herzien. Theater is een dialoog, geen ideologisch bombardement. Hiermee zeg ik niets nieuws, iedere regisseur die ik interview herhaalt het weer, maar in de praktijk lijkt het vaak vergeten te worden, of misschien voelen makers meer noodzaak tot een directe boodschap nu die andere bubbel aan invloed toeneemt.

Ik denk aan Johan Simons’ recente regie van de opera Die Entführung aus dem Serail. Aan het programmaboek had Simons een manifest toegevoegd, waarin hij zijn verbindingsboodschap expliciet maakte. Of Mafaalani’s pleidooi – haar vurigheid en radicaliteit zijn indrukwekkend en zelfs bewonderenswaardig, maar het theater heeft een andere bestemming dan eenduidige politieke statements. Dat geldt ook voor de deprimerende uitzichtloosheid van Unterwerfung en al het andere theater dat het Europese project en de Verlichting doodverklaart, voor het zombietheater.

Theater kan dan niet tot de andere bubbel spreken, maar wat het wel zou kunnen proberen, en dit betekent niet dat de ambities bescheidener moeten zijn, is het poreuzer maken van de wand die de bubbels van elkaar scheidt. Juist de twijfel, de paradox, de onmogelijkheid vindt op het podium een plaats. De spraakverwarring. Theater kan een ontmoetingsplaats zijn, een gesprek, en daar hoeft niemand van elkaars gelijk te worden overtuigd, er hoeft zelfs geen werkelijke verbinding plaats te vinden. Maar laat theater de ramen openzetten, niet nóg luider de eigen ideologie opvoeren omdat die nu wordt bedreigd. Het theater als de plek om adem te halen, dat is radicaler dan Simons en Mafaalani bij elkaar.

Dossiers

Theatermaker april 2017