Theaterkrant.nl publiceert nieuws en recensies, waar dat lange tijd het exclusieve terrein van tijdschriften was. Vanaf 1872 tot nu loopt er een doorgaande lijn van periodieke uitgaven, gemarkeerd door fusies, geldtekort en institutionele bemoeizucht. Floortje Bakkeren boog zich over de stamboom van tijdschriften, waaraan Theaterkrant de jongste loot is.

Begintijd: Orgaan van het Toneelverbond

In 1872 verschijnt het tijdschrift Het Nederlandsch Tooneel (1, de nummers verwijzen naar de infographic). Het is een uitgave voor de leden van het Nederlandsch Tooneelverbond, dat in 1870 werd opgericht om een professionele toneelopleiding te verwezenlijken. Maar omdat de kwaliteit van het toneel er ook op vooruit zal gaan als ‘de deskundigheid van de toeschouwer’ groter wordt, wordt er tot een uitgebreide uitgave besloten. De redactie bestaat uit prominente letterkundigen uit het Verbond, die de notulen en begrotingen over de op te richten school aanvullen met schrijven over allerhande theatergeschiedenis, toneelherinneringen en vertalingen van buitenlandse stukken, zodat ‘ook hier een degelijk repertoire gevormd kan worden.’

Als de toneelschool gerealiseerd is, worden de kosten en de koers van het tijdschrift een onderwerp van discussie. Hoofdredacteur Jacob van Hall klaagt dat er in de praktijk niets met al zijn aanbevelingen gebeurt en de volgende hoofdredacteur, Taco de Beer, schrapt in 1879 morrend de ondertitel Kroniek en Kritiek, want van beide kan met de karige budgetten geen sprake zijn. Uit de vergaderverslagen van het Verbond, die nog steeds integraal gepubliceerd worden in het blad, komt naar voren dat regelmatig wordt geopperd om het tijdschrift op te heffen om zo de tekorten van de toneelschool op te vangen. Dat wordt dan weer met meerderheid van stemmen verworpen, maar leden en redacteuren zijn het eens: het tijdschrift is te dun, het ziet er niet uit, het komt te weinig en te onregelmatig uit. Ondertussen wijzen lezers met ingezonden stukken erop dat er meer over spel en acteurs geschreven moet worden, omdat de kwaliteit van toneelwerk niet alleen door de letterkundige aspecten van het stuk wordt bepaald. Het moet anders.

In februari 1882 volgt de eerste naamswijziging van de periodiek. Het wordt Het Tooneel (2), mogelijk om verwarring te voorkomen met de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel (een prominente toneelgroep), maar de redactie schrijft zelf dat iedereen het in de wandelgangen allang Het Tooneel noemde. Het blad krijgt in 1888 een nieuw smoel en wordt ook verkrijgbaar voor niet-leden van de Nederlandse Toneelverbond. Nieuwe toneelstukken worden niet meer geplaatst, maar de nieuwe, tweekoloms, vormgeving geeft ruimte voor advertenties voor drank en boeken. In 1901 zien we de eerste illustratie: een portret van Madame Réjane, l’enfant chérie van de Parijzenaren.

In deze beginjaren wordt er regelmatig toenadering gezocht tot de Vlamingen van het Zuid Nederlandse Toneelverbond. In 1897 smelt het Antwerpse toneeltijdschrift Het Nederlandsch Tooneel (3) zelfs één seizoen helemaal samen met Het Tooneel, als gezamenlijk orgaan van Het Nederlandsch Tooneelverbond en de net opgerichte Zuidnederlandsche Tooneelbond. Het wordt geen succes. Het Toneelverbond zelf neemt ondertussen wat afstand van het blad. De statuten worden gewijzigd, zodat het alleen ‘zo mogelijk’ een tijdschrift zal moeten uitgeven, en ook dat het dat niet altijd direct zelf hoeft te doen, maar er ook een subsidie toe kan worden verleend.

Publieksblad met sterren.

In 1915 maakt Het Toneel (4), geïllustreerd maandschrift, met de modernere spelling een frisse start. Het Toneel is gewijd aan ‘het ongemeen krachtige toneelleven’, de letterkundigen van voorheen worden bedankt voor hun inspanningen, maar nu is het tijd voor een publicatie die zich ‘niet bijzakelijk of per gelegenheid, maar ten allen tijden ganselijk en alleen wijdt aan de belangen van toneel en publiek’. Redacteuren hebben kennis van zowel het amusement als het klassieke toneel: Koos Speenhoff, Marcellus Emants, Johan Fabricius, Henriëtte Roland Holst en Jean-Louis Pissuise. Illustraties zijn inmiddels een vanzelfsprekende eis en het tijdschrift wil opbouwend zijn: kritiek vindt de lezer wel in het avondblad. Onderwerpen zijn biografieën van acteurs, de gezelschappen worden beschreven, rijke portretten van acteurs in hun rol en de vaste rubriek Toneel en Mode. Deze aantrekkelijke mix trekt adverteerders van luxeproducten: mode- en bontmantels, automobielen, Perzische tapijten en korsetten.

In 1929 krijgt Het Toneel concurrentie van de Toneelspiegel (5) ‘Reeds langen tijd is ’t ons gebleken, Dat reikhalzend wordt uitgekeken, Naar een mooi tijdschrift voor Tooneel, Dans en Muziek… Geen tijdschrift met zware lectuur en critieken, maar met gezellige kout en prachtige kieken.” Als een lid weer nieuwe leden aanbrengt, wordt abonnementsgeld gestorneerd en bovendien gaat de helft van de baten naar het pensioenfonds ‘der artisten’. Veel redacteuren zijn gelieerd aan het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel en/of werkzaam in de film. 

Zoals Het Nederlandsch Tooneel zich verbond met de oprichting van een toneelschool zo slaat de Toneelspiegel op de trom voor het eerste Nederlandsche Staatstheater, overigens zonder succes. De lezers doen inzendingen voor de samenstelling van het ideale tableau de la troupe. Prijzen voor de inzenders: schildpadden haarborstel, Japanse postzegeldoos, lotions en toneelkijkers en sigaretten. De Haagse uitgever heeft een goede samenwerking met de handel en industrie die adverteren voor tafelzilver, tapijten, modehuizen, Indische maaltijden, grammofonen. Redactioneel worden Indische dans en tournees gevolgd, ook concertprogrammeringen worden in de agenda opgenomen. Cartoons en rubrieken als ‘rare wederwaardigheden’, ‘Haagse muziek gebeurtenissen’ en ‘Voor en achter het voetlicht’ houden de toon licht.

Vanaf november 1933 worden de mededelingen van het Toneelverbond opgenomen in de Toneelspiegel en in mei 1935 gaat Het Toneel samen met de Toneelspiegel (8), op de cover staat de legendarische souffleur Cees Ritman. Het Toneel had te leiden onder een afnemend bestand. Ben Albach, ‘die zelf nog tot de jongeren behoort en dus weet wat er onder hen leeft’, krijgt bij zijn toetreden tot het bestuur van het Verbond een duidelijke opdracht. Maar ook dit ‘frissche maandblad gewijd aan tooneel muziek en dans’ staat onder druk. Twee andere titels van uitgever Strengholt – Beauty (6) (maandblad voor de moderne vrouw) en De kroniek (7) (maandblad voor handel, industrie, kunst en verkeer) – worden opgenomen. Theater hoort dus bij de vrijetijdsbesteding van de gegoede middenklasse. Op de internationale toneelkalender staan festivals in Orange en de Wagnerfestspiele. Het blad is doorspekt met human interest, advertorials van hotels en horecagelegenheden.

In 1939 wordt de redactie kleiner en kleiner. Ze doet een oproep tot ‘de morele en geestelijke herbewapening’. Acteur Bob de Lange schrijft de serie ‘Van Toneel naar Strozak’ over de mobilisatie. Wim Kan en Corrie Vonk vertrekken in februari 1940 naar Indonesië. ‘Wij twijfelen er niet aan of ook in de Insulinde zal het ABC cabaret de nodige harten veroveren. Jammer dat de tournee door de tijdsomstandigheden niet begunstigd wordt.’ Na de capitulatie wordt ernstig doorgewerkt. In de rubriek Toneelnotities wordt kort melding gemaakt van het feit dat Cor van der Lugt nu ontlast wordt van financiële verantwoordelijkheid door een nieuwe Directeur van het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Nieuw materiaal wordt schaarser, foto’s zijn uit eigen archief, een doorlopend ‘Lexicon der dramatische kunst’ vult de pagina’s met eindeloze weetjes: ‘Aarau, hoofdstad van het Zwitserse Aargau, ruim 11.000 inwoners, het stadstheater is gelegen aan den Schlossplatz, het bevat 400 plaatsen.’ In december 1941 verschijnt het laatste nummer. De achterpagina  sluit af met een advertentie van Fré Cohen: reclame-ontwerpen en toneelaffiches, illustraties en boekversieringen.

Opbouw van een internationale toneelcultuur

Na de oorlog start de stichting Amsterdams – Rotterdams Tooneelgezelschap het Tooneelschild; algemeen tijdschrift voor tooneelkunst (9) vanuit de Stadsschouwburg Amsterdam. Vernoemd naar Vondels pleitrede, wil het de toneelkunst in maatschappelijk en artistiek opzicht versterken, nu door ‘de regering een geheel nieuw aanzicht aan de toneelcultuur gegeven wordt’. Er is veel te bespreken: het zalenprobleem, het nieuwe bestel, keuzes in repertoire. In de vaste rubriek Van Overal is in kleine berichten te volgen hoe het toneelleven in andere landen weer vorm krijgt. Toneelschild kent, ten gevolge van de papierschaarste en steeds wisselende uitgevers, veel verschijningsvormen. In de eerste jaren zijn illustraties zeldzaam, pas in 1946 duiken er wat scènefoto’s op, onder de weinige adverteerders zijn een paar verhuizers, uitgeverijen en de Particam-fotografen Maria Austria en Aart Klein. In 1948 verandert de ondertitel in schouwspel van het toneelleven, vanwege een fusie met de Dordtse uitkoopkring Schouwspel. (10) ‘De lezers van dit blad zullen wel aangenaam verrast zijn in plaats van de vroegere veel beperktere uitgave, een uitgebreid, fraai uitgevoerd tijdschrift te zien.’ In de rubriek Toneel van de Maand (geen ‘critiek’ maar ‘verslag!’) worden premières besproken. Vooral Rotterdamse ondernemers weten de advertentieruimte te vinden. Inhoudelijk waaiert de redactie letterlijk en figuurlijk steeds meer uit: Benjamin Hunningher wordt professor in New York, Rico Bulthuis zet poppenspel op de agenda, papier wordt minder schaars, de uitgave gaat naar 40 pagina’s en noemt zich een tijdschrift voor toneel, dans, opera en film. Particam gaat van adverteerder op de achterpagina naar het colofon.

Aan het einde van 1950 vervalt het Toneelschild als titel. ’Volkomen onverwacht’ besluit het Nederlands Toneelverbond tot heruitgave van Het Toneel (11). Na het overdragen van de Toneelschool aan de Stichting Academie Dramatische Kunst, heeft het verbond nieuwe doelstellingen: dienen, steunen en doen waarderen van het toneel en daar hoort weer een uitgave bij. Het eerste nummer, krijgt jaargang 72 mee, de lijn naar het verleden is weer hersteld. De oprichters en redactie van Toneelschild worden in het voorwoord nog wel bedankt, maar krijgen toch nog een sneer om hun ‘oncritische houding’. Behalve weer het officiële orgaan van het Nederlands Toneelverbond, is het blad orgaan van het Nationaal Theater Centrum (de Nederlandse tak van het Internationaal Theater Instituut ITI) en van de Vereniging van Nederlandse Toneelschrijvers. De leden krijgen in die eerste jaren ook drie maal per jaar een oorspronkelijk Nederlands toneelwerk in brochurevorm, geschreven in opdracht van de regering. Doel is een maandschrift van standing, betekenis en invloed.

Het blad is zeer internationaal georiënteerd, premières in het buitenland worden aangekondigd, repertoire en voorstellingen in het buitenland besproken. In 1954 is het een Maanblad voor Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika. Hoofdredacteur Ary den Hertog organiseert de steeds verder uitdijende lijst medewerkers in een redactie, een redactieraad en de correspondenten in onder andere Noorwegen, Belgisch Congo, Frankrijk en Zuid-Afrika.

Aanjager van discussie

Tussen dit internationale perspectief kondigen zich mondjesmaat ook nieuwe artistieke geluiden dichter bij huis aan, maar de redactie heeft de vinger niet aan de pols. ‘Onvrede met de bestaande situatie en de behoefte daar wat aan te doen lijkt ons een voldoende motivering voor het verschijnen van TEATRAAL’, aldus Hans Croiset, Gerrit Altes en Wilbert Bank in 1965. Teatraal (12) is een blad voor de ‘akteur en zijn publiek’, modern opgemaakt met een schreefloze letter. Vanaf nr. 9 wordt Teatraal opgenomen in Het Toneel (13).

Vanaf 1966 heeft het blad een nieuwe cover met daarop het toneel | teatraal. (14) ‘Voor geen van beide betekent dit een konsessie’. Internationale en omstreden ideeën van makers als Joan Littlewood en Jerzy Grotowski worden aan de lezer ter discussie voorgelegd, kritieken en commentaren vullen het nummer. Het blad jaagt polemiek aan, er is veel ruimte voor reacties op stukken. Er wordt rond thema’s gewerkt: de Dramaturg, Publiek, Shakespeare en Arrabal. 

Mickery Theater in Loenersloot maakt vanaf 1970 Mickery Mouth (15). Uit de gesprekken met de theaters van het ‘Mickery Circuit’, bleek dat zij behoefte hadden aan betere en meer informatieve begeleiding. Dit ‘Theaterinformatieblad’ laat regisseurs en spelers aan het woord. Vaste formule is ‘in gesprek met’ waar Peter Brook, Hidde Maas, Annemarie Prins, André Rutten, Wim Suurbier om hun mening gevraagd wordt, naast de Tickery Tape: kort en bondig over randverschijnselen, waarin Ritseart ten Cate korte mededelingen doet over de situatie in Loenersloot en de wereld. Vaste sponsors zijn sigarettenmerk Caballero,  tv-gids KRO-studio en het NRC-Handelsblad. Mickery Mouth staat vol met agendainformatie over cursussen, workshops, playshops en teach-inns. Al van af nr. 4 in 1973 gaat Toneel Teatraal (16) mee met de M.M. en nemen ze de vormgeving en het krantenformaat over. Toneel Teatraal wint zo aan actualiteit en tekstruimte en de oplage wordt vergroot met maar liefst 12 duizend exemplaren. Beide redacties blijven autonoom.

Dichter Eddy Geerlings wint met Dram. de prijsvraag voor een nieuwe frisse naam en Gerardjan Rijnders houdt nog een pleidooi voor Penthesilea als titel, maar in 1974 gaan de twee periodieken dan toch samen tot ‘Neerlands beste toneelblad’ Toneel Teatraal (17). In 1984 krijgt het blad een ‘ingrijpende facelifting’. ‘Het witte papier en de steunkleur op de omslag zal het blad definitief verwijzen van de plank met buurt- en aktiekranten naar het rijtje kulturele bladen.’ Maar de nieuwe, minder rauwe uitstraling maakt het blad niet minder politiek bewust: ‘De problemen zijn niet nieuw. Zij zullen alleen opnieuw helder gemaakt moeten worden. Informeren, beschrijven en analyseren. Wikken en wegen. Naar paralellen zoeken, historisch en hedendaags. Vanuit een politieke keuze. Ten behoeve van het Nederlandse toneel.’

In 1985 geven Marten Jongema en Ronald Timmermans een logo en nieuwe vormgeving aan TT (18). Het Nederlands Theater Instituut vult pagina’s met mededelingen, Hana Bobkova, Joost Sternheim, Sonja van der Valk en anderen schrijven kritieken. Adverteerders zijn leveranciers van theatertechniek en andere tijdschriften. Terwijl TT zichzelf ‘het enige theaterblad van Nederland’ noemt, groeien er aan de andere kant van het landschap meer uitgaven.

Dansbulletin (19) is een uitgave van Stichting Centraal Dansberaad, in 1954 opgericht ter bevordering van het contact tussen de verschillende gebieden van de dans. Het blad blijft eerst ver van meningsvorming en plaatst speellijsten, boekbesprekingen, biografieën van grootheden en algemene ‘wetenswaardigheden en informatie over dans’. Vanaf 1980 wordt het blad dikker en de inhoud ambitieuzer. De redactie, de omvang en de inhoud groeien: meer reportages, kritieken, een column van choreograaf Hans Tuerlings en zelfs een kinderpagina. In 1985 wordt de subsidie aan het Dansberaad stopgezet en overgedragen aan het in 1984 opgerichte Nederlands Instituut voor de Dans. De redactie gaat in 1986 op in het nieuwe blad Notes (22) net als De Danskrant (20), een kortstondige kwartaalbladuitgave van werkcentrum Dans, dat informeert over het werkcentrum en dans in Nederland.

In 1990 neemt Notes ook de Mimekrant (21) op. Mimekrant doet vanaf 1988 verslag van ‘alles wat voor belang is voor mimers en mimedocenten’ middels repetitiedagboeken en festivalverslagen en signaleert beurzen, boeken, tijdschriften. Mimekrant zoekt de polemiek want ‘een goeie burenruzie is altijd beter dan een verre vriend waar je nooit meer wat van hoort’, maar de enige ingezonden brief verschijnt in het eerste nummer: Will Spoor informeert naar de doelgroep van het blad en neemt afstand van het geplaatste interview met hem. ‘Met begrip voor de grootse plannen, voor de mime neem ik aan, vraag ik mij af of dit de manier is om vertrouwen te winnen van de mime wereld in de eerste plaats en van de Umwelt, niet op de laatste plaats.’

Notes, maandblad over Theaterdans doet duidelijk aan grensvervaging. Het wil ‘een serieuze journalistieke respons op het werk van danskunstenaars’ zijn en ‘een zoeklicht over de handel en wandel van beleidsmakers, het kunstmanagement en de kunstpolitiek’. Klassiek ballet, moderne dans, televisie, teksttoneel, nieuwe media, popconcerten, het komt allemaal aan bod. Adverteerders zijn Openbaar Kunstbezit, Robberts en Partners voor uw Europese tournee planning en de Pensioenfondsen.

In 1990 laat Toneel Theatraal (23) in een nieuwe vormgeving van Irma Boon het logo T.T. los en omarmt een nieuwe aangescherpte formule met ‘meer nadruk op de ambachtelijk kant, meer openheid en visuele aantrekkelijkheid… Onze liefde voor het vak schuilt in het nadenken over hoe het theater zich verhoudt tot het persoonlijke en maatschappelijk leven.’ Rubrieken als Kort en Overstekend Wild en een column van Matthias de Koning moeten zorgen voor verstrooiing. Gezelschappen adverteren voor hun voorstelling en plaatsen vacatures voor publiciteitsmedewerkers.

Vakblad voor de podiumkunsten

In 1995 vindt de nieuwe TIN-directeur Dragan Klaic de rol van uitgever zonder invloed op de inhoud problematisch en het ministerie wil maar één vakblad subsidiëren. Hoofdredacteuren Jannie Donker en Loek Zonneveld voeren op hun pagina’s en daarbuiten campagne tegen een samenvoeging. In een tumultueuze tijd, waar betrokkenen tien jaar later op zullen terugblikken in een stuk van Lucia van Heteren in TM, doopt Notes zichzelf in de laatste paar nummers om tot ‘tijdschrijft voor de podiumkunsten’ en geeft Toneel Theatraal het laatste jaar iedere editie een volledig ander formaat.

In 1997 is er dan toch TheaterMaker (24), een geheel nieuwe titel, die ook weer bij jaargang 1 begint. ‘Een titel die voortkomt uit de wens zonder omwegen duidelijk te maken wat dit blad wil zijn: een vakblad voor en over theatermakers: dat wil zeggen alle mensen die betrokken zijn bij producties voor het theater…. We zijn daarvoor niet alleen over onze eigen schaduw heen gesprongen, maar ook over die uit het verleden en hopen dat vroegere lezers van Toneel Teatraal en Notes dat ook zullen doen’, schrijft de nieuw gevonden hoofdredacteur Erik Beenker. Het blijkt een valse start. Na vier nummers is er weer een nieuwe vormgeving. ‘Stuur dat lastpak maar naar mij, Erik, dan zullen we eens zien wie hier de baas is. Zo begon het gevecht tussen TheaterMaker en mij’, verhaalt nieuwe hoofdredacteur Constant Meijers. Hij wil dat het blad ook leuk is. Strips van Peter de Wit en Aart Clerkx staan naast kritieken van Hana Bobkova en series over dramaturgen.

In 1999 verandert Meijers de formule, en de naam naar TM (25). Landelijk Bureau Podiumkunsten geeft via het blad de bijlage kunstwerkTM uit, een uitgave over werken in de podiumkunsten. Muziek wordt toegevoegd aan het domein en medewerkers van het net opgeheven muziekblad Entr’Act worden uitgenodigd in de redactie om zoiets van die traditie te behouden. “En zo komt het dat TM (zoals we TheaterMaker kortweg zijn gaan noemen) met ingang van dit septembernummer het tijdschrift is over Theater, Muziek & Dans.’

In 2012 gaat Theaterkrant.nl online en vindt daar de ruimte voor actuele verslaglegging en recensies (waarover elders in deze editie meer). In 2013 wordt het fysieke blad gehavend door de subsidiestop, maar kan door bijdragen uit de theatersector nog steeds uitgegeven worden, zij het zes keer per jaar in plaats van maandelijks. De titel verandert weer terug naar Theatermaker (26) (nu zonder intercapping). ‘Om de herkenbaarheid te vergroten zijn we de naam van het blad weer voluit gaan schrijven. Dat betekent niet dat we de theaterbezoekers uitsluiten, integendeel. Juist omdat wij de vaste bezoeker beschouwen als medemaker, is de inhoud van dit blad ook op hem/haar afgestemd.’ 

Vanaf 2021 heet het blad Theaterkrant Magazine (27). Uit het voorwoord: ‘Het tijdschrift dat u nu in handen heeft, heeft in zijn bijna 150-jarige geschiedenis al vele namen gehad. Daarachter ligt een interessant patroon. Het blad begint in 1872 als Het Tooneel, het officiële orgaan van het Nederlands Toneelverbond. Maar als exponent van het theaterestablishment verstoft het blad en roept het na verloop van tijd zelfs aversie op, waardoor anderen een nieuw tijdschrift beginnen.

De oprichters van Toneelspiegel, Teatraal, Mickery Mouth en Notes wilden een ander geluid laten horen over theater, een geluid dat ze in het toenmalige ‘officiële’ tijdschrift niet kwijt konden. Maar altijd blijkt dit vooral generationele heibel en steeds weer wordt het alternatieve blad uiteindelijk opgenomen in het oorspronkelijke. De liefde voor het theater wint het van de rebellie.’

In 2016 heeft het tijdschrift al stilletjes de jaargang van het oude Toneel Theatraal overgenomen. 2016 wordt jaargang 137, u leest nu het laatste nummer van jaargang 143. De hoofdredacteur wil hiermee de continuïteit van deze stamboom van tijdschriften markeren.

 

Infographic Herman van Bostelen

Dossiers

Theaterjaarboek 2021/2022