Het woord ‘scenografie’ roept bij mij altijd eerst herinneringen op aan de columns van Niko Bovenberg over toneelknecht Kees, die als hij zijn collega-technici tijdens het opbouwen van een decor weer eens moest opvrolijken luid aankondigde dat hij wat scenografie uit de scenografietrailer ging halen. Scenografie als duur woord voor decor

Nu is dat wel erg kort door de bocht, maar wat is het dan wel precies? Die vraag kwam naar boven toen we hoorden dat de Nederlandse inzending met de titel Between Realities op de Praagse Quadriennale (de vierjaarlijkse wereldtentoonstelling voor theatervormgeving) de Gouden Medaille voor het beste concept had gewonnen, terwijl ze geen tentoonstelling of serie maquettes had ingestuurd, maar ter plekke in Praag onderzoek had gedaan.

Dat was de directe aanleiding voor het themadossier over scenografie in dit nummer. Anne Karin ten Bosch en Sigrid Merx, respectievelijk artistiek leider en curator van Between Realities, schreven een prikkelend openingsstatement  over de vele misverstanden over het onderwerp en de potentie van scenografie als conditietraining voor de verbeelding. Vanuit hun betrokkenheid bij Platform-Scenography, het netwerk van theatervormgevers, dachten ze mee over de inhoud van deze editie. Ten Bosch en Sanne Danz doen in woord en beeld verslag van Between Realities.

Uit de samenwerking ontstonden bijvoorbeeld de vijf gesprekken over de recursieve werkprocessen van de ontwerpers Joost van Wijmen, Jimi Zoet, Carly Everaert, Minna Tiikkainen en Hotel Modern. En daarnaast de beschouwingen over Dries Verhoeven, de Master Scenography in Utrecht, de invloed van scenografisch denken op toneelspelen en de verhouding tussen scenografie en videogames. Daarnaast publiceren we langere interviews met beeldbepalende scenografen Jan Versweyveld  en Wikke van Houwelingen en Marloes van der Hoek.

Ontwerpers zijn vaak kijkers en geen schrijvers. Daarom stelden we een aantal gerenommeerde scenografen de vraag: wat is scenografie? Hun antwoorden bestaan uit één beeld. Hun bijdragen zijn te vinden vanaf p. 40.

En ook Niko Bovenberg duikt weer op. Hij is inmiddels geen knecht meer, maar een meester: in een column beschrijft hij hoe hij technici in opleiding voorbereidt op de consequenties van de scenografie: het opbouwen, afbreken en in trailers verhuizen van decors.

Het thema ‘generaties’ van het vorige nummer van Theatermaker krijgt nog twee staartjes. Bo Tarenskeen schreef een kort essay naar aanleiding van het meest recente boek van filosoof Peter Sloterdijk, over generaties, de drift je te willen onderscheiden en het probleem van legitimiteit. En in onze rubriek Brieven aan de Kunst schrijven Sywert van Lienden en Johan Simons over het gebrek aan samenhang tussen leeftijd en smaak. ‘Wie niets doet, bestaat niet: dat is het gevoel vanwaaruit ik werk’.

Ten slotte beginnen we vanaf deze editie van Theatermaker opnieuw met het publiceren van kritieken. Lang nadat de krantenrecensies zijn verschenen en zonder sterren buigen onze schrijvers zich over voorstellingen die een tweede blik waardig zijn. We trappen af met een analyse van een van de meest succesvolle nieuwe theaterverschijnselen van de afgelopen seizoenen: De Verleiders.

Dossiers

Theatermaker oktober 2015